Managers praten wel, maar hebben vaak geen idee wat ze zeggen. Een heel mooi voorbeeld daarvan zag ik vorige week in een uitzending van het discussieprogramma Hollandse Zaken van omroep Max. Het ging over gevallen topmannen. Een van hen, een oud-bestuursvoorzitter van een woningcorporatie, wilde duidelijk maken dat hij zeker geen arrogant, zelfingenomen type in een ivoren toren was geweest. Nee, hij was juist heel erg betrokken bij de medewerkers. Hij stond dicht bij de werkvloer. ‘Ik zei altijd, ik ben hier om 100 ideeën te bedenken, jullie zijn er om er 99 van af te schieten.’
Dat ene zinnetje maakte mij meteen duidelijk dat de leiderschapsstijl van deze corporatiebaas best weleens een beslissende rol kan hebben gespeeld bij zijn eigen val.
De baas bedenkt, de rest voert uit
Laten we dat zinnetje eens aan exegese onderwerpen. Wat zegt hij daar nu eigenlijk? Ten eerste: “Ik heb 100 ideeën.” Hier zegt hij in feite: “ik ben hier degene met ideeën.” Dat lijkt mij de eerste fout. Want hij maakt van zijn medewerkers passieve volgelingen. Als de baas al honderd ideeën heeft, dan hoef jij er niet meer mee te komen toch? Hij degradeert iedereen op de werkvloer tot uitvoerders.
Ten tweede: “jullie mogen 99 van mijn 100 ideeën afschieten, dat is jullie taak.” Dat klinkt heel nederig, maar in feite loopt hij hier gewoon heel hard weg voor zijn verantwoordelijkheden.
Hij stelt zijn medewerkers namelijk voor een wel hele moeilijke opgave: het nemen van beslissingen. Hij draait de rollen volledig om. In plaats van zelf knopen door te hakken – dat waar hij zo goed voor wordt betaald – laat hij dat over aan zijn medewerkers. Die moeten kiezen welk idee van de ‘baas’ het beste is en het vervolgens gaan uitvoeren.
Als het misgaat, dan ligt het hoofd van de medewerker op het blok. Hij heeft het verkeerde idee gekozen! En die kans is aanzienlijk, want die medewerker heeft heus wel door welk idee de manager het meest lief is. Het vergt nogal wat om daar tegenin te gaan.
Niet teveel ideeën
Natuurlijk mag een leider best ideeën hebben, maar liever niet te veel. Eigenlijk volstaat één groot idee: de visie, de strategie. Maar het invullen daarvan, dat kan het beste gedaan worden met ideeën die van onderop komen. Mensen die weten welke processen de visie van de leider in de weg staan, die de klant spreken en weten wat zijn behoeften zijn en hoe die kunnen worden bevredigd. Aan de leider is het vervolgens respectvol met alle ideeën om te gaan en de beste te selecteren, want afschieten lijkt mij in dit geval niet meest bruikbare term.