Bas Haring is als marsmannetje vreemd van landsgrenzen. Maar is dat wel zo verstandig, vraagt hij zich af.
Sommige grenzen spreken voor zich. Mijn lichaam is begrensd met een huid. Waar mijn lichaam begint en waar het eindigt is voor iedereen duidelijk. Ook een marsman die nog nooit een mens heeft gezien zal, eenmaal op aarde geland, mij als een samenhangend object herkennen. Met een heldere grens. Een denkbeeldige chirurg die mij opensnijdt vindt in mij ook helder begrensde onderdelen: een maag, longen, een hart. Elk orgaan zijn eigen vlies en vrij makkelijk kan zo’n orgaan in zijn geheel uit mijn lichaam worden losgemaakt.
Marsmannetjes
Marsmannetjes zullen ook mijn organen als helder begrensde onderdelen herkennen. Hetzelfde geldt voor de onderdelen van die onderdelen: de cellen. Duidelijke, zij het kleine, bolletjes met een omhullend membraan en vooral gevuld met vloeistof. Als we uitzoomen, en groter kijken dan een mensenlichaam, dan kunnen we nog steeds objectief begrensde eenheden herkennen. Het huis waarin ik woon begrenst binnen van buiten; erbinnen is het zo’n 20 graden en droog, erbuiten waait de wind en kan het regenen.
Het huis waarin ik woon begrenst binnen van buiten; erbinnen is het zo’n 20 graden en droog, erbuiten waait de wind en kan het regenen.'
Landsgrenzen?
Talloze grenzen spreken voor zich, zijn min of meer objectief en ook voor een buitenstaander als zodanig herkenbaar. Maar sommige grenzen zijn dat niet. Zoals de grenzen tussen landen. Een marsman zal vanuit zijn ruimteschip niet zien dat Duitsland iets anders is dan Nederland. Hoe serieus moeten wij zulke grenzen nemen die vooral een menselijk verzinsel zijn? Minder serieus dan die andere grenzen, me dunkt. Feitelijk heb ik een hekel aan landen. Hoewel het misschien eerlijker is om te zeggen dat ik ze niet begrijp.
Feitelijk heb ik een hekel aan landen. Hoewel het misschien eerlijker is om te zeggen dat ik ze niet begrijp.'
Ik ben een mens
Recent had ik een korte discussie met een bekende Britse filosoof. Op een gegeven moment vroeg hij: ‘Maar je voelt je toch een Nederlander, nietwaar?’ Toen ik ontkende, schrok hij: ‘Ik geloof je niet. Ik voel me wel degelijk Brits; jij hebt toch ook wel een verbinding met je land van herkomst?’ Misschien is het omdat Nederland een wat minder helder afgebakend geheel is dan Groot-Brittannië, maar ik voel me werkelijk geen Nederlander. Zelfs geen Europeaan. Ik ben een mens. En ik leef op een bolletje. Een flink bolletje.
Hoe meer marsman ik word, hoe vreemder ik die landsgrenzen vind.'
Afstand nemen
Waar ik nog mee worstel is de vraag of mijn houding verstandig is of naïef. Is het verstandig om kunstmatige, door mensen bedachte grenzen te ontkennen; omdat het subjectieve en relatief betekenisloze grenzen zijn? Of is het naïef omdat, hoewel relatief betekenisloos, het nou eenmaal grenzen zijn die voor ons ertoe doen? Ik wil heus mee met die tweede optie en mijn naïviteit erkennen, maar vraag me dan wel af waarom de grenzen tussen landen voor ons ertoe doen. En ik vind dan slechts één plausibel antwoord: omdat ze ertoe doen. Wij vinden grenzen tussen landen van belang omdat ze van belang zijn. En ze zijn van belang omdat wij ze van belang vinden. Heel vreemd. En hoe meer afstand ik neem, en hoe meer marsman ik word, hoe vreemder ik die landen en hun onderlinge grenzen vind.
Waarom doen grenzen ertoe? Omdat ze ertoe doen.'
Foto boven Mars: Flickr.com
Vraag een gratis proefnummer aan
Dit verhaal verschijnt ook in de meest recente papieren editie van Management Team, die 17 maart verschenen is en in het teken staat van de lijst van 100 'wereldmanagers', Nederlandse topmanagers in buitenlandse dienst. Ben je nog geen abonnee? Vraag deze editie dan hier aan als gratis proefnummer!