In de wetenschappelijke literatuur wordt een burn-out vaak gedefinieerd als een combinatie van drie dingen: emotionele uitputting, een cynische houding tegenover het werk en het gevoel dat het niet meer lukt om het werk goed te doen. De term burn-out werd voor het eerst in een wetenschappelijk tijdschrift genoemd in 1974, door onderzoeker Herbert Freudenberger. Hij beschreef de symptomen die hij zag bij de vrijwilligers (waaronder hijzelf) van een kliniek voor drugsverslaafden, zoals uitputting, prikkelbaarheid en slapeloosheid. Om het verschijnsel in kaart te kunnen brengen, stelde de Amerikaanse psycholoog Christina Maslach in 1981 een vragenlijst op, de Maslach Burn-out Inventory(MBI).
Nieuwe vragenlijst
Maslachs indeling wordt nog steeds gebruikt, maar de vragenlijst was na dertig jaar hard aan vernieuwing toe op basis van alle kennis en ervaring die is opgedaan met de werkgerelateerde ziekte. Burn-outexpert Wilmar Schaufeli, hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie aan de Universiteit Utrecht en de KU Leuven, stelde met zijn collega’s in 2000 de Utrechtse BurnOut Scale (UBOS) op. Het is een korte vragenlijst (5 tot 7 vragen) die in tien minuten ingevuld kan worden. Vorig jaar kwam de nieuwste bewerking uit, opgesteld door Schaufeli’s promovenda in Leuven, Steffie Desart. Het verbeterde instrument helpt hopelijk burn-out sneller op te sporen en aan te pakken.
Symptomen
Diezelfde Steffie Desart vroeg veertig praktijkexperts, zoals psychologen, coaches en huisartsen, naar hun ervaringen met het UBOS. Zo kwam ze tot een nieuwe definitie van het burn-outsyndroom, een die bestaat uit vijf kernsymptomen en twee bijkomstige symptomen:
- Uitputting (zowel fysiek als mentaal)
- Cognitief controleverlies (geheugenproblemen en concentratieproblemen)
- Emotioneel controleverlies (hevige emotionele reacties)
- Depressie-klachten (om die reden worden depressie en burn-out vaak verward)
- Mentale distantie (mentaal afstand nemen van het werk)
De begeleidende symptomen kunnen spanningsklachten zijn, in de vorm van psychosomatische klachten (hart-, ademhalings-, maag- darm- en pijnklachten) of gedragsmatige effecten zoals slaapproblemen, paniekaanvallen of piekeren.
Geen modegril
In het handboek voor psychiatrische diagnostiek DSM-IV is geen aparte categorie voor overspannenheid of burn-out; er is alleen een diagnose waar de symptomen erg op lijken, namelijk de aanpassingsstoornis. Maar dat betekent niet dat burn-out maar een modegril is of een vage klacht.Psychologen hebben er de laatste decennia een geweldig onderzoeksmiddel bij kregen in de vorm van de MRI-scan. Dankzij MRI kunnen ze zien wat de effecten zijn van stress op het brein. Neurowetenschappers van het Donders Instituut van de Radboud Universiteit Nijmegen toonden in 2010 voor het eerst de effecten aan van burn-out in de hersenen. Mensen met burn-out bleken in ontspannen toestand minder pieken in hersenactiviteit te hebben dan mensen zonder die klachten.
Het hersenpatroon van burn-outpatiënten vertoonde duidelijk minder pieken, wat volgens de wetenschappers betekent dat zo’n persoon een mindere bereidheid of mogelijkheid heeft om zich mentaal in te spannen. Daarmee was de discussie – is burn-out een échte aandoening? – definitief beslecht.