Het salaris van de Nederlandse manager blijft achter bij dat van zijn buitenlandse collega’s. Blijkbaar waarderen we de baas niet genoeg. Maar ondanks alles vluchten Nederlandse topmanagers niet massaal naar het buitenland.
De verontwaardiging over topsalarissen is onverminderd groot, helemaal nu uit de verse jaarverslagen blijkt dat de beloning van ceo’s als Kleisterlee (Philips), Dunn (ASML) en Van Iperen (Océ) alleen nog maar omhoog gaat. Of zoals directeur Peter Paul de Vries van de Vereniging van Effectenbezitters het uitdrukte: “Het omhoog nivelleren gaat onverminderd door.” Dit geldt echter vooral voor de echte grote jongens. Vergeleken met andere landen gaan Nederlandse managers juist steeds slechter verdienen, zo blijkt uit cijfers van het internationale hr-bureau Towers Perrin. Het onderzoek is eind vorig jaar gehouden onder multinationals met een gemiddelde jaaromzet van een half miljard dollar. Relatieve kleintjes dus. De Nederlandse topmanagers verdienden vorig jaar inclusief bonussen 466.000 dollar. Dat is niet substantieel meer dan twee jaar daarvoor. Toen verdienden managers net iets meer dan 420.000 dollar. In 1999 zaten ceo’s ook al op vier ton. De laatste jaren is de salariëring weliswaar enigszins gestegen, maar het staat niet in verhouding tot de spectaculaire loonstijgingen in andere landen. Koren op de molen van de (middel-)grote bazen. Die hebben altijd geroepen dat hun salarissen harder moeten stijgen, omdat ze anders internationaal uit de pas gaan lopen. Wil Nederland goede bestuurders kunnen aantrekken, dan moet er echt geld bij, zo is de redenering.
Dat argument is altijd bestreden door politici en vakbonden, die het hebben over een ‘graaicultuur’ in de top van het bedrijfsleven. Terwijl de gewone werknemer moet inleveren, bedeelt de bedrijfstop zich met gigantische salarisstijgingen.
Het lijkt inderdaad alsof de gemiddelde Nederlandse ceo er de afgelopen jaren fors op vooruit is gegaan. Inclusief variabele bonus verdiende hij vorig jaar in euro’s ruim 426.000. Inclusief opties verdient de Nederlandse ceo zelfs meer dan 6,5 ton. Vijf jaar geleden stokte de teller nog bij vier ton. Een behoorlijke stijging dus; in de tussenliggende periode heeft de ceo zijn beloningspakket opgeschroefd met gemiddeld 12,5 procent per jaar. Toch zakt Nederland weg uit de top van internationale grootverdieners. In steeds meer landen wordt beter betaald dan in Nederland. In de VS was dat altijd al zo, maar nu is het ook stukken beter toeven in Duitsland, Italië, Hongkong, Australië, Canada en zelfs in Mexico. Vijf jaar geleden stond Nederland wereldwijd op de zevende plaats van grootbetalers, in 2001 op de zesde plaats maar nu op de negende. Als de optiebeloning en de emolumenten ook worden meegeteld, zakt Nederland zelfs nog verder. Zijn basissalaris plus variabele bonus is nog wel beter dan dat van de Franse, Belgische en Britse ceo’s.
Miezer
Het slinken van het loonzakje van de Nederlandse ceo is vooral te wijten aan de opkomst van de optiebeloning. Overal ter wereld heeft de optiebeloning de laatste jaren steeds meer invloed gekregen op de hoogte van het beloningspakket van ceo’s. In 1996 was nog slechts een vijfde deel van de beloning van ceo’s variabel. Het variabele deel beslaat nu meer dan 90 procent van het basissalaris. In een land als Singapore bijvoorbeeld ontleenden ceo’s in 1996 nog slechts een vijfde van hun totale beloningspakket aan opties en andere langetermijnbeloningen. In 2003 bedroeg hun inkomen uit deze beloningsvorm 134 procent van het basissalaris. Britse ceo’s verdienen inclusief opties opeens meer dan hun Nederlandse collega’s. Nederlandse ceo’s gaan nauwelijks mee in deze trend. In dertien landen strijken ceo’s meer op aan aandelen en opties. Andere onderzoeken, zoals dat van Hay Group, bevestigen de achterblijvende positie van Nederlandse topmanagers. Het basissalaris voor Nederlandse topmanagers is zo slecht nog niet, maar zodra de bonussen, opties en aandelen erbij komen, verschrompelt Nederland tot een miezer. Van de Europese geïndustrialiseerde landen doen alleen die in Scandinavië het slechter.
Zelfs in landen die vroeger nog onbeduidend waren, swingt het wat betreft de arbeidsvoorwaarden voor de ceo’s. Neem Zuid-Afrika, waar de ceo dankzij de beloning in opties en aandelen nu meer dan een half miljoen dollar per jaar verdienen, inclusief alle secundaire beloningsvormen. Daarmee is hij in vijf jaar tijd drie keer zo veel gaan verdienen, een gemiddelde salarisstijging van jaarlijks 70 procent.
Bloeiperiode
Beloningsdeskundigen brengen de Nederlandse loonstagnatie in verband met de maatschappelijke ontwikkelingen. Afspraken in het poldermodel en de maatschappelijke discussie over topgraaiers missen hun uitwerking niet. De beloning wordt in toenemende mate gekoppeld aan bedrijfsresultaten. En aangezien die de laatste jaren nogal tegenvallen, geldt dat ook voor de beloningen van de bestuurders.
Maar dat gaat ook op voor andere landen. Als de wereldeconomie aantrekt, gaan de Nederlandse ceo’s weliswaar meer verdienen dankzij hun variabele beloningscomponenten, maar de ceo’s in de rest van de wereld ook. Sterker nog, Nederlandse ceo’s zullen dan juist nog meer gaan achterlopen, omdat het variabele deel van hun beloning kleiner is dan in veel andere landen. Als er straks een bloeiperiode aankomt, profiteren Nederlandse ceo’s daar dus minder van dan ceo’s met een hoge beloning in opties en aandelen.Volgens Jeroen Kirch, beloningsdeskundige van Hay, heeft de gematigde loonontwikkeling van de Nederlandse ceo een culturele oorzaak. De Nederlandse topmanager ontleent minder status aan zijn functie dan bazen in andere landen. “De baas staat hier niet zo op een voetstuk en dat klinkt door in de salarissen.” Daarnaast wordt Nederland voorbijgestreefd dankzij de economische ontwikkeling van landen en regio’s die vroeger internationaal niet meetelden. Sterke groei betekent ook sterke stijging van topinkomens. Zo is het Verre Oosten de interessantste regio ter wereld als het gaat om de loonontwikkeling van ceo’s. Hongkong is altijd al een economisch verhaal apart geweest, terwijl ook Singapore al langer van zich doet spreken. Nu roeren ook Maleisië en Zuid-Korea zich. Vijf jaar geleden kwam Maleisië nog niet eens voor op de ranglijstjes, nu verdient een topmanager er twee tot drie ton per jaar.
In de Angelsaksische wereld zijn bijna alle grote landen – recessie of niet – beter gaan belonen. Een opvallende nieuwkomer in het rijtje van grootbetalers is Australië, dat vijf jaar geleden nog niet opviel. Het land staat op de achtste plaats op de ranglijst voor wereldgraaiers.
Koopkracht
Ondanks alles vluchten Nederlandse topmanagers niet massaal naar het buitenland. Blijkbaar is Nederland dus wel ergens goed in, namelijk in zekerheid. Hoe variabeler een arbeidsvoorwaardenpakket, hoe onzekerder de uiteindelijke hoogte ervan. Ceo’s die hechten aan een zeker vast basisinkomen, zitten in Nederland dus nog wel goed.
Ook ontslagregelingen zijn bijna nergens zo goed als in Nederland, en ze zijn ook nog eens van overheidswege geregeld. Slechts drie landen hebben het nóg beter geregeld: Argentinië, België en Spanje. Een tweede voordeel van Nederland is de koopkracht,
die geldt als een van de beste ter wereld. In andere landen blijft er soms zelfs weinig over van de torenhoge bedragen die geboden worden. Zwitsers gelden bijvoorbeeld als de tweede grootverdieners ter wereld, maar ze hebben het nodig ook. Nergens in geïndustrialiseerd Europa is een euro zo weinig waard als daar. Dat heeft niets met wisselkoersen te maken, maar alles met de kosten van levensonderhoud. Een euro is in Zwitserland door koopkrachtverlies slechts 68 cent waard. Het oorspronkelijke gat tussen de Zwitserse en de Nederlandse beloning slinkt daardoor van 40.000 tot ongeveer 15.000 euro. Ook voor Nederlanders managers die liever het avontuur aangaan dan voor zekerheid te kiezen, zijn de perspectieven in het buitenland middelmatig. Veel buitenlandse bedrijven peinzen er niet over om een Nederlandse manager de baas te laten spelen in de top van hun organisaties. Zeker niet in het Verre Oosten. In West-Europa en de Angelsaksische landen zijn de kansen beter, ook al is het beslist geen uitgemaakte zaak dat Nederlanders daar tot de top doordringen. “Op papier is er een internationale arbeidsmarkt voor managers,” zegt Steven Meester van Towers Perrin Nederland, “maar in de praktijk bestaat die vooral binnen en tussen grote multinationale ondernemingen. Continentale en culturele verschillen vormen nog altijd een beperking. Zo zal een topman uit Europa niet zo snel een toppositie in een Aziatische onderneming veroveren en omgekeerd. Het zal nog wel enige tijd duren voor ook die afstand is overbrugd.”