De acceptatie van doorwerken tot op latere leeftijd wordt iets groter bij zowel werkgevers als werknemers. Zo werd een personeelslid vorig jaar door de baas als 'oud' afgeschilderd bij een gemiddelde leeftijd van 54,6 jaar, terwijl dit in 2005 nog bij 51,5 jaar gebeurde.
Werknemers op hun beurt zeiden vorig jaar te willen doorwerken tot gemiddeld 61,7 jaar. Dat was in 2005 nog tot 61,5 jaar. Dat blijkt uit het onderzoek ‘Werkt grijs door?’, dat maandag door staatssecretaris Henk van Hoof van Sociale Zaken naar de Tweede Kamer is gestuurd.
Bureau Ecorys voerde vorig jaar het onderzoek voor de tweede keer uit en eind 2007 moet de derde en laatste meting klaar zijn. De demissionair bewindsman spreekt van kleine verschuivingen. Volgens hem ontbreekt het urgentiegevoel nog dat meer ouderen aan de bak moeten.
Slechts een derde van de werkenden ziet een grotere arbeidsdeelname van ouderen als de beste oplossing om de stijgende kosten in een vergrijzende samenleving op te vangen. Een iets grotere groep voelt zich dan ook niet aangesproken als het gaat om langer doorwerken. Toch bereidt de helft zich erop voor dat ze wel tot hun 65e verjaardag aan de slag moeten.
De motivatie om door te werken, heeft vooral te maken met het plezier dat mensen hebben in hun werk. Financiële omstandigheden, bijvoorbeeld de behoefte aan meer pensioenopbouw, spelen ook mee en het gevoel ‘nuttig te zijn’ wordt belangrijk gevonden.
Van de werkgevers heeft nog steeds minder dan de helft (46,8 procent, tegen 43,3 procent in 2005) specifiek aandacht voor ouderen. Vooral overheidsbeleid, zoals beperking van vroegpensioen, is aanleiding voor speciaal beleid. Maar van deze bazen zegt ook 83 procent met ouder personeel de kennis in hun organisatie op peil te willen houden en noemt 53 procent het tegengaan van het ziekteverzuim. Ouderen zouden weliswaar duurder zijn en minder flexibel, maar ook weer betrouwbaarder en vaardiger.
(ANP)