Opvallend is dat als er gesproken wordt over het broeikaseffect vaak direct met het beschuldigende vingertje naar de vervuilende auto wordt gewezen. Maar in ons eigen land zien we het koolstofdioxide-overschot vooral ontstaan door industriële toepassingen, zoals aandrijving, verhitting of juist koeling van ingrediënten en producten. Deze toepassingen zorgen voor zo’n 51 procent van de CO2-uitstoot. Daarna volgt verkeer en vervoer (20%), gebouwen (koelen, verwarmen – 14%), landbouw (13%) en afvalverwerking (2%).
Hoewel de invloed van het verkeer en vervoer niet zo groot is als vaak wordt aangenomen, is het voor de politiek dus een geliefde sector om de klimaatproblemen zichtbaar en hanteerbaar te maken. De stimulering van zuinige, hybride en vol-elektrische auto’s in het zakelijk verkeer via de fiscale bijtelling van bedrijfsauto’s is daar een praktisch voorbeeld van.
Quick win
Ook voor bedrijven zit hier de quick win. Hoe? Door je medewerkers bewuster te laten nadenken over hun reisgedrag. Ze verbieden nog langer met de auto te komen is niet de oplossing. Maar je kunt wel aan je medewerkers vragen of het echt nodig is iedere dag met de auto op pad te gaan. Zijn sommige afspraken ook goed op de fiets of met het openbaar vervoer bereikbaar?
Ieder milieuvriendelijker ritje is er immers één. Zeker als je je realiseert dat wie in ons land met de trein reist, sinds 2017 helemaal klimaatneutraal bezig is. Want sinds dit jaar rijden de treinen van NS alleen nog op groene stroom van Eneco. Deze stroom wordt via windmolenparken opgewekt.
Verstoring
Feit blijft dat de belangrijkste veroorzaker van het CO2-overschot wereldwijd dus de mens is. En in het bijzonder de verbranding van fossiele brandstoffen als aardolie, gas en steenkolen. Deze veroorzaken voor zo’n twee derde het overschot aan CO2 dat -vrijwel zeker- zorgt voor de opwarming van de aarde.
De rest van de koolstofdioxide in de atmosfeer komt voort uit het schuiven van land. Vooral het kappen van bossen voor landbouw en veeteelt betekent dat de kringloop verder verstoord wordt. En dan hebben we het nog niet over de vele miljarden runderen en varkens die met hun mest voor verdere toename van de broeikasgassen zorgen.
Wereldwijd probleem
Door de opkomst van wat we vroeger derde wereldlanden noemden is de zorg rondom de CO2-uitstoot wereldwijd alleen maar gegroeid. De relatief jonge Aziatische industrie -met als aanvoerder China- voert de ranglijst aan van vervuilende regio’s. Op de voet gevolgd door Noord Amerika en Europa.
Het is te verwachten dat de opkomende economieën in Centraal- en Zuid Amerika en Afrika straks ook hun duit in het zakje zullen doen. De roep om een wereldwijde aanpak van de klimaatverandering ligt dan ook op hetzelfde hoofdkussen als de (on)gelijkheid van de wereldmachten en dat zorgt voor trage besluitvorming.
Nieuwe handelskansen
Na het Kyoto-verdrag ontstond er een wereldwijde handel in CO2-emissies. Dit is een wereldwijd systeem waarin is vastgelegd welke landen moeten minderen met het uitstoten van broeikasgassen en welke landen daar nog ruimte hebben.
Via een gereguleerd en gecontroleerd systeem worden emissierechten verhandeld waardoor er wereldwijd een soort vereffening ontstaat. De rijke, vervuilende landen kopen via de emissiehandel hun bijdragen aan de klimaatverandering af door geld naar armere, minder vervuilende landen over te maken.
CO2 compenseren
De hoop van het systeem is dat de CO2-kosten in de rijke landen zo hoger worden, en dit de zoektocht naar alternatieve krachtbronnen als wind en zon stimuleert. Tegelijkertijd wordt verwacht dat de opkomende landen de slag van fossiele brandstoffen zullen overslaan of verkleinen en direct zoeken naar klimaatneutrale energiebronnen.
De handel in emissierechten is eigenlijk alleen interessant voor grote industriële bedrijven. Wil je toch ook je steentje bijdragen en je CO2 compenseren? Dan kan dat. Kleine bedrijven en ook particulieren kunnen via de Stichting Natuur en Milieu aan de handel deelnemen.
En pak daarnaast dus de quick win aan door het bewuster reisgedrag van je werknemers te faciliteren. Bijvoorbeeld door een mobiliteitskaart beschikbaar te stellen, zoals de NS-Business Card. Met zo’n kaart kan de werknemer zelf per dag bepalen of de trein, auto of fiets het meest geschikte vervoersmiddel is. En daarmee per dag bepalen in hoeverre hij zijn steentje bijdraagt aan een beter milieu.
Lees ook:
- Zo maak je internationaal zakelijk reizen nog leuker
- Zo word jij een fijne baas om voor op pad te gaan