Waar we tegenwoordig bij headhunten aan iets anders denken, stamt deze term af van de Dayak, een verzamelnaam voor de inheemse volken op het Maleisische Borneo. Ze woonden in familiegroepen van soms wel 500 mensen in huizen langs rivieren en in de bergen.
Een van de dingen waar de Dayak het meest bekend om zijn is het koppensnellen, of headhunten. Hun imago is dat van meedogenloze krijgers met gifpijlen, hoofdtooien en speren die zonder enige aarzeling vijand of vreemdeling de kop afhakken. ‘Headhunten deden mensen niet omdat ze het zo leuk vonden, maar omdat het moest’, vertelt mijn gids eenmaal aangekomen in een oud jungledorp van de Dayak. ‘Het was een verdedigingstactiek die zijn oorsprong had in schaars grondgebied’. Nergens was op enige manier vastgelegd welke grond aan welke familiegroep toebehoorde, waardoor er een voortdurend landjepik gaande was. En om jezelf te beschermen, kon je maar beter laten zien dat jij niet met je liet sollen. De aanval als de beste verdediging.
Bovendien geloofde men dat je door het afhakken van iemands hoofd de krachten van deze persoon tot je kreeg, de oogst beter zou worden en de fundamenten van de huizen steviger. Ook lag je met verworven schedels beter op de huwelijksmarkt dan zonder.
De bedoeling was dat een krijger iemand van een ander longhouse uitdaagde, er een groots gevecht volgde, waarna de winnaar met het hoofd van de ander naar huis ging. Daar werd de schedel ontdaan van de hersenen en de tong, boven een vuur uitgerookt en bij de andere schedels gevoegd. De rituelen om de spirit van het hoofd gunstig te stemmen werden uitgevoerd en er werd voorbereid op een volgend gevecht. De kracht van een schedel hing samen met het karakter van het slachtoffer. Hoofden van willekeurige mensen hadden nauwelijks waarde, het ging om de koppen van machtige mensen. Voor elke gesnelde kop, kreeg de overwinnaar een stip op zijn hand getatoeëerd. Dit dwong bij anderen gezag af, maar maakte de bezitters ook meteen tot geliefde targets.
Kantoor
Terwijl ik door de binnenlanden van Borneo reis, bedenk ik me dat wat in eerste instantie exotisch en ver weg lijkt, bij nader inzien helemaal niet zo anders is. Als ik de woorden ‘longhouses’ en ‘jungle’ vervang door ‘afdelingen’ en ‘kantoortuinen’, herken ik akelig veel van de headhunters dynamiek in organisaties. Ook daar roept onzekerheid over de eigen positie vaak strijd, aanval en verdediging op. Op veel plekken is een pittige wij/zij strijd gaande; er worden muren opgetrokken, we ontlopen andere afdelingen, plegen af en toe een (karakter-) moord en laten koppen rollen in de vorm van overplaatsing, ontslag of budgetcuts. Het zijn allemaal menselijke tribale dynamieken die ontstaan door schaarste, onzekerheid over voortbestaan van de eigen groep en onduidelijkheid over rollen en bevoegdheden.
De ander uitdagen kan een fijne competitieve sfeer opleveren, maar kan ook angst en onveiligheid oproepen als je zomaar verbaal aangepakt of doodgezwegen kan worden. Waar geen duidelijke regels zijn, heerst het recht van de sterkste.
Net als bij de Dayak scoor je meer aanzienspunten wanneer je in het steekspel dat we debat noemen iemand uitdaagt die aan jezelf gewaagd is. En wanneer we een slimme kop binnenhalen, soms door deze te headhunten en weg te kapen bij een ander bedrijf, willen we maar wat graag dat iets van dit nieuwe talent op ons afstraalt. Als we maar het juiste inwerkprogramma hebben, de naam van de ander aan ons binden. Met de juiste rituelen proberen we de creatieve en daadkrachtige geesten gunstig te stemmen. Ook de war-on-talent lijkt op een bepaalde manier verdacht veel op het oude headhunten van de Dayak.
Jitske Kramer is cultureel antropoloog en reist de wereld over om eeuwenoude stammen te bezoeken met één vraag in haar achterhoofd: wat kunnen organisaties van ze leren? Binnenkort komt haar nieuwe boek Voodoo: op reis naar jezelf via eeuwenoude rituelen uit.