Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Teammanagement volgens Heerenveen-trainer Foppe de Haan

In de wereld die betaald voetbal heet, is de trainer van FC Heerenveen een monter buitenbeentje. Hij leest graag een boek, denkt in modellen en houdt niet van vedetten. Foppe de Haan (57) over het grote geld, het enneagram en de belangrijke vraag: hoe krijg je de juiste man op de juiste plaats.

U schijnt nogal eens een praatje te houden voor mensen in het bedrijfsleven.
“Dat doe ik wel eens, maar niet zo vaak hoor.”
Waar gaat dat dan over?
“Over wat ze van me willen horen. De ene keer is dat hoe je mensen motiveert, dan weer teambuilding, of soms scouting. Wat dat betreft kunnen veel bedrijven wel wat van de voetbalwereld leren.”
Wat is het verschil tussen een voetbalelftal en een groep salesmanagers?
“Eigenlijk is het hetzelfde. Alles wat ik vertel vanuit de sportwereld, herkennen die mensen onmiddellijk. De processen zijn vergelijkbaar, alleen in een voetbalteam kun je je nergens achter verbergen, terwijl in een bedrijf mensen veel anoniemer zijn. Ik heb wel eens met een groep managers hier in het stadion, op het veld, spelletjes gespeeld. Moesten ze bijvoorbeeld in een groepje een bal hoog houden van de ene naar de andere kant van het veld. Niet moeilijk, maar ze hadden geen tijd om na te denken. Ze moesten meteen in actie. Direct na afloop hebben we iedereen geëvalueerd. Wat goed ging, wat verkeerd en waar ze aan moesten werken. Dat vonden die mensen prachtig. Er werd van alles zichtbaar wat anders verborgen bleef.”
Leest u veel over management?
“Ja, ik lees een hele hoop over dat soort dingen. Als ik iets tegenkom wat me interesseert, dan schaf ik het aan. Ik ben altijd wel op zoek naar interessante boeken.”
Kent u het enneagram?
“Nee, daar had ik nog niet van gehoord. Ik gebruik hier met de jongens wel een vergelijkbaar model, dat afkomstig is uit de Amerikaanse sportwereld. Volleybalcoach Peter Murphy heeft dat in Nederland geïntroduceerd. Het heet action type en er worden zestien verschillende menstypen in onderscheiden. Bijvoorbeeld de gevoelsmens, die alles op intuïtie doet, of juist de persoon die alles planmatig doet en heel consequent traint, of het introverte type.”
En hoe pakt dat uit bij Heerenveen?
“In onze spelersgroep is er één die alles op zijn gevoel doet. Die komt ook met hele bijzondere oplossingen aanzetten. De meeste anderen zijn nogal praktisch ingesteld.
Je moet een goede afwisseling van types in een groep hebben. Korte-termijn denkers bijvoorbeeld niet te veel, want dan wordt het moeilijk om planmatig te kunnen werken.”

Wat voor type bent u zelf?
“Ik ben een zogenaamde ISFJ'er, dat staat voor Introversie, Intuïtie, Feeling en Judging. Die zijn rustig, vriendelijk, verantwoordelijk, zorgvuldig en ze streven naar harmonie. Mijn assistent Gert-Jan Verbeek is veel meer zwart-wit dan ik. Hij is heel gedreven en rechtlijnig en dat is met die jonge jongens niet altijd zoals het moet. Dan is hij te straight. Ik ben genuanceerder en wat intuïtiever. Wat mij betreft moet zo´n jongen ook wel eens naast de pot kunnen piesen.
Maar we passen goed bij elkaar. Gert-Jan houdt ons met zijn gedrevenheid wakker. We vormen een driemanschap, samen met de fysieke coach Henk Heising. Het team achter het team.”
Wat voor team bent u met de voorzitter Riemer van der Velde?
“Een duo.”
Is dat vriendschap?
“Riemer is totaal anders dan ik ben. Hij is een zakenman met een enorm gevoel voor sport. Hij bemoeit zich er ook echt mee. Het interesseert hem echt. Hij zit altijd op de tribune. Ook bij het tweede, bij junioren, bij testwedstrijden, bij gelegenheidswedstrijden. Toch heb ik geen angst, want hij bemoeit zich niet met mijn zaken. Hij vindt gewoon dat het zo hoort.”
Is het grote geheim voor het vormen van een goed team dat je de juiste poppetjes op de juiste plaats krijgt?
“Nee, daar komt nog wel wat meer bij kijken. Vakmanschap bijvoorbeeld: je moet voetbaltalent al heel vroeg kunnen herkennen. Daarnaast moet je zorgen dat het hele team dezelfde kant op wil. Je moet zorgen dat er duidelijke afspraken zijn; dat mensen weten waar ze aan toe zijn. En de sfeer binnen de organisatie moet zodanig zijn dat mensen zich veilig voelen. Er moet weinig angst zijn om fouten te maken. Ik heb daarbij een groot voordeel: de cultuur van deze club is erg goed.”

En vedettes? Waar blijven die binnen deze harmonieuze voetbalvereniging?
“Een hekel is een groot woord, maar ik vind wel dat iedereen een beetje in de maat moet lopen. Vedettes zijn belangrijk, maar ze mogen niet belangrijker zijn dan de club. Kijk naar Real Madrid, dat zit helemaal vol met vedetten. Maar pas toen de toenmalige assistent-trainer Vicente del Bosque aan de macht kwam, is dat weer een team geworden. Pas onder die clubman zijn ze weer gaan voetballen.”
Een clubman, net als u bent?
“Ja.”
Maar het publiek wíl toch vedettes?
“Zeker. Onze voorzitter, Riemer van de Velde, is vroeger ijscoboer geweest en die heeft het altijd over de Magnum die een team nodig heeft. Vroeger hadden we Kornejev, die nou bij Feyenoord speelt. Die was mateloos populair bij het publiek, want dat wilde hoogstandjes zien. Maar zijn spel liet in zijn totaliteit nog heel wat te wensen over. En ik moest hem dan bij de les zien te houden.”
En een speler als Dennis de Nooijer? Die kwam toch ook van Sparta als een vedette?
“Dat is een moeilijk verhaal. Vlak na zijn komst raakte hij langdurig geblesseerd en na zijn herstel heeft hij zijn oude niveau eigenlijk nooit meer gehaald. Alleen wilde hij niet accepteren dat dat zo was.”
Hoe maak je een vedette zoiets wijs?
“Dat doe je niet zomaar in één keer. Ik heb met elke speler regelmatig een gesprekje over hoe ze functioneren. Zowel in de wedstrijd als op het trainingsveld. En als ze slecht hebben gefunctioneerd, dan zeg ik dat, een dag of twee dagen later. En dat is soms keihard.
Bij De Nooijer heb ik dat ook gedaan. Aangegeven dat-ie niet voldeed in de wedstrijd. Hij ging daarmee aan de slag, maar na een tijdje was ik nog niet tevreden, dus heb ik het hem weer verteld. Na de winterstop kwam een aantal geblesseerde voorhoedespelers terug in de basis en hebben we Allbåck gekocht, die erg goed presteert. Dus ik bood De Nooijer de positie van pinchhitter aan; een vaste invaller voor als er een doelpunt moet komen. Die is hartstikke belangrijk, maar in mijn ideale elf kwam De Nooijer niet meer voor. Dennis zag dat niet zitten. Die wilde dan liever naar een andere club. Nou, dat mag, dus toen ben ik ook maar meteen met hem naar de directie gegaan.”
Dat is toch kapitaalvernietiging? Die man heeft Heerenveen miljoenen gekost.
“Ja, ik vind dat ook heel vervelend. Het kost in ieder geval een hoop centen. Als je gaat kijken wat die jongen gekost heeft per gemaakte goal, dan schrik je wel. Maar daar kun je niet bij stil blijven staan.”

Over die salarissen: u verdient zelf nog steeds niet wat een toptrainer verdient.
“Nee. Dat weet ik zeker.”
Maar er lopen jongens op het veld die de helft van uw leeftijd hebben…
“Minder. Een derde.”
…en die meer verdienen.
“Dat is zo. Hans Westerhof zei vroeger: 'De trainer moet altijd een gulden meer verdienen dan de best betaalde speler.' Nou, dát is allang achterhaald. Dat zijn verschillende grootheden, dat is een kwestie van vraag en aanbod. Als je een bepaalde speler wilt hebben, weet je wat die speler kost. Dan kun je wel zeggen: ik wil het niet betalen, maar dan kom je gewoon in een andere categorie voetballers terecht en doe je niet mee op het niveau waarop je mee wilt doen. Je kunt het vergelijken met artiesten. Hun economische waarde is gekoppeld aan hun voetbalartisticiteit. Soms komen ze van het Roemeense platteland en dan komen ze hier een fortuin verdienen.”
Hoe gaat dat? Geeft u ze dan advies?
“Als het niet goed met ze gaat, krijg ik dat dubbel en dwars weer terug. In die zin ben ik betrokken, want het moet ook goed gaan met de club. En aan de andere kant: als mensen goed moeten functioneren, moeten de omstandigheden ook zo zijn dat ze het naar hun zin hebben. Ze moeten zich thuis voelen, erbij horen, hier lekker leven en wonen. We hebben er een gehad uit Roemenië: die zat in een kaal huis, geen schemerlamp, geen blommetje, en die tv brandde maar. Dat was triest. Toen heb ik mijn vrouw meegenomen en gezegd: 'Doe jij daar eens wat aan.'”
U haalt uw vrouw er gewoon bij? Dat is ook een trend in het bedrijfsleven aan het worden: de familie bij het bedrijf betrekken. Zo kweek je loyaliteit.
“Mijn vrouw vindt voetballen gewoon mooi. En die heeft veel contact met de vrouwen van de spelers. En omdat zij op een heel andere manier met hen praat, kom ik via haar regelmatig allerlei interessante dingen te weten.”
Heeft u dat zo met haar bedacht?
“Neeneenee, ze vindt voetbal gewoon mooi.”

Zijn er nog andere 'familieactiviteiten'?
“Nee, ik houd daar eigenlijk helemaal niet van. We doen met het team wel eens iets speciaals, als een soort bedrijfsuitje. En dan liefst iets Fries, om de buitenlandse jongens kennis te laten maken met de omgeving waar ze zitten. Zo zijn we een keer gaan skûtsjesilen en we zijn wel eens wezen fierljeppen.”
Begeleidt u uw spelers intensief?
“Nou, dat valt wel mee. Als je mensen begeleidt, dan moeten mensen dat ook willen. Anders kun je het schudden. Je moet je ook niet voorstellen dat ik dagelijks bij die jongens op de stoep sta. Ik kijk hoe de koppen zijn, en ik geef iemand graag een duwtje mee.”
Wanneer heeft u door of iemand mislukt?
“Dat heeft te maken met hun verstand. Je hebt jongens die aanspreekbaar zijn, en je hebt er die gewoon niet zo slim zijn. Die zijn totaal onzelfstandig, weten niet hoe het leven in elkaar zit. En die beginnen plotseling enorm veel geld te verdienen. Dan heb je een hele grote kans dat het helemaal misgaat. Die móet je sturen, anders is de portemonnee een vergiet. Dan zijn ze uitgevoetbald en hebben ze geen cent meer over. Daar ben je toch ook een beetje verantwoordelijk voor.”
Dat doen niet veel trainers.
“Dat weet ik niet. Ik zit hier al een tijdje, ik zie de jongetjes komen, ik zie ze mislukken, dus ik weet dat het in beider belang is. Als het goed met ze gaat, levert het ons ook meer geld op.”

Dat geld komt steeds terug. Wist u dat toen u in de voetballerij begon?
“Jawel. Ik heb me er nooit zo intensief mee bezig gehouden, want ik vond dat het om het spelletje ging. Ik ben erachter gekomen dat je rekening moet houden met de financiële toestand van een club, ik weet dat de mogelijkheden niet oneindig zijn. Het is mijn verantwoordelijkheid spelers aan de praat te krijgen, ook als ik dat een keer niet zo leuk vind. Als ik op vrijdagavond op de knieën moet om ze aan de praat te krijgen, doe ik dat. Want als ze de volgende dag presteren, heb ik misschien wel het meeste plezier van allemaal.”
Hoe komt u aan de kwaliteit om een team te kunnen leiden?
“Toen ik op de Kweekschool – zo heette de lerarenopleiding vroeger – zat, was ik altijd klassenvertegenwoordiger. Ik regelde dingen. En zo ontdekte ik dat ik dat leuk vond. Gewoon voor de klas staan, rekenen en taal geven, dat vond ik helemaal niet leuk. Dat was me te doods, te bedompt. Dat voelde ik zo. Als het buiten was, of in het gymnastieklokaal, dan vond ik het meteen mooi, echt mooi. Mensen dingen leren in bewegen, dat vind ik echt mooi.”
Begreep u voetbal al vroeg?
“Zelf was ik een typische verbindingsspeler, ik kon heel goed ballen van de een naar de ander brengen. Ik had al heel vroeg ideeën over hoe het moest, voetballen. Ik ging op mijn tiende al elke week kijken in Jubbega, waar op hoog amateurniveau werd gevoetbald.”
En u snapte het?
“Ja. Absoluut. Ik stond er ook altijd met, en daaraan lieg ik geen woord, het idee hoe het anders kon, hoe het beter kon. Ik was altijd heel aandachtig. Ik was nooit een supporter, ik was een observator.”
Heeft u meer met de spelers die net als u goed kunnen analyseren?
“Vroeger wel. Toen vond ik dat zij precies als ik naar een wedstrijd moesten kijken. De afgelopen tien jaar heb ik geleerd te accepteren dat mensen anders met dingen omgaan. Die gevoelsjongens moeten niet denken terwijl ze spelen. Die moeten doen wat ze doen, ik laat ze met rust. Dat heb ik geleerd. Naarmate je ouder wordt, leer je dan Jan anders is dan Piet. Dat is een soort kunst.”

Maken voetballers onderling veel ruzie?
“Nee. Het zijn vrij mondige jongens, vooral als het over hun nieuwe auto gaat, of over meer geld. Maar over voetbal zwijgen ze meestal. Voor ze tegen elkaar en tegen mij durven zeggen dat ze te weinig rugdekking krijgen, is er een hoop tijd verstreken. Als je dat weet te bereiken, heb je een aardig, veilig klimaat in je team geschapen. Dat heeft heel veel met gevoel voor eigenwaarde te maken, met het gevoel dat je iets kunt zeggen zonder dat de ander denkt dat-ie minder is. Dat is in bijna elke groep zo.”
Dat is een vreemd soort schroom.
“Ja, het gaat erom dat ze zo goed mogelijk functioneren, dus ze moeten leren zich zo kwetsbaar mogelijk op te stellen, want dan krijgen anderen het gevoel dat ze je kunnen en wíllen helpen.”
Gaat u hier ooit nog wel eens weg?
“Ik heb het prima naar mijn zin. Als het echt de moeite waard is, dan zou ik er heftig over nadenken. Maar ik ga niet zomaar naar een andere club.”
Trekt u uw Heerenveen-trainingspak uit als een club als Glasgow Rangers belt?
“Dan zou ik gaan nadenken. Wikken en wegen.”
Volgens ons doet u dat niet, omdat u dan doodongelukkig zou worden.
“Ik voel me hier hartstikke op mijn plek. Maar ik ben wel het type dat gewoon goed met mensen kan omgaan, dat had ik ook in vorige banen in Enschede en Amsterdam. En ik krijg ze bijna altijd de kant op die ik graag wil. Ik heb hier ook nog een uitdaging, ik wil hier ook nog dingen doen. Dus als er nou een club komt waar ik in één jaar alles kan doen waar ik hier nog drie, vier jaar voor nodig heb, nou, dan doe ik dat misschien wel.”

Hoe lang zit de gemiddelde trainer bij een club? Drie jaar?
“Dat is al lang. Maar bij al die clubs zie je dat het altijd slechter gaat. Nooit beter. Ik kwam Nina Brink tegen en die vroeg me wie ik was. Ik zei: 'Ik ben voetbaltrainer.' Nou, daar wist ze niks van. Ze vroeg: 'Bij welke club?' Heerenveen, nou, nooit van gehoord. 'En hoe lang doet u dat al?' Ik zei: 'Een hele poos'. Zij: 'Dat is niet goed'. Ik: 'Hoezo niet?' Zij: 'Managers moeten snel worden vervangen, dan komen er nieuwe ideeën, dan komt er nieuw elan'. Nou, daarmee ben ik het totaal niet eens. Je kunt best ergens lang zitten en nieuwe ideeën en nieuw elan krijgen. Het ligt gewoon aan jezelf.”
De een floreert in rust, de ander in hectiek.
“Tja, Nina Brink zit nou eenmaal in een snelle wereld.”
Dat is de voetballerij ook.
“Hier wat minder.”
Is dat het mooie aan Heerenveen? De relatieve rust?
“Nou, rust zou ik het niet willen noemen. Maar er is hier nog plaats voor meer dan commerciële belangen. Komend seizoen bijvoorbeeld houden we onze eerste training op een terrein van het Fryske Gea. Dat is de Vereniging Natuurbehoud in Friesland. En daar komt de regionale pers dan bij kijken. Dat is goed voor iedereen. Natuurbehoud krijgt publiciteit, de pers heeft weer wat te schrijven en wij staan weer eens op een andere manier in de aandacht.”
Een echte win-win situatie.
“Ja, dat bedoel ik.”

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

CV Foppe de Haan


1943 geboren te Lippenhuizen, Friesland
1960 ULO B
1965 Rijkskweekschool
1967 gymleraar Gemeente Enschede
1970 – 1976 Gymleraar mavo te Akkrum
1972 – 1974 Academie Lichamelijke Opvoeding
1976 – 1992 docent CIOS
1981 trainersdiploma Coach Betaald Voetbal
1985 – 1988 trainer-coach SC Heerenveen
1988 – 1992 hoofd opleidingen SC Heerenveen
1992 – heden trainer-coach SC Heerenveen
1998 – heden tevens technisch directeur SC Heerenveen


Foppe de Haan is getrouwd, is vader van twee dochters en heeft twee kleinzoons