"Ik ben zelf heel even profwielrenner geweest. Dat was een korte carrière van zo'n zes weken. Ik faalde op alle fronten," zegt Egon van Kessel nuchter. Hij is nu drie jaar actief als bondcoach voor de mannenploeg, maar gaat zijn veertiende jaar in als trainer.
"Van mijn ervaringen als wielrenner heb ik veel geleerd, dat neem je mee in je werk. Ik ben onderaan begonnen en steeds verder omhoog geklommen. Eerst regiocoach, later trainde ik de junioren en vervolgens de vrouwen. Ik ben nu bondscoach op het hoogste niveau. Zoiets bouw je zelf op. Het is net als in het bedrijfsleven: je begint onderaan de ladder, werkt keihard, volgt avondstudies, maakt carrière en zo klim je omhoog. Dat levert soms de beste managers op.
Ook ik weet wat het is en wat je ervoor moet doen om op het hoogste niveau te komen. Wielrennen is een intrigerende sport, een beetje een spiegel van de maatschappij. Met wat ellebogenwerk kun je de beste worden en het heel ver schoppen. Natuurlijk heb je talent nodig en is het mentale aspect doorslaggevend. Daarnaast moet je slim zijn, een goede tactiek hebben, meedogenloos en een beetje egoïstisch zijn. Dat zijn allemaal karaktereigenschappen die je ook in de maatschappij tegenkomt. Toch zijn die eigenschappen tegelijkertijd ook de zwakte van onze sport. Het kan negatief omslaan, bijvoorbeeld naar doping. Gelukkig maak ik dat niet vaak mee, Nederland en andere Noord-Europese landen hebben geen dopingcultuur. Mijn ambitie is om een derde Nederlandse topploeg wielrennen op te bouwen. We hebben zoveel talent dat we ze niet allemaal kwijt kunnen."
Bron: Platform, tijdschrift van VNO-NCW