Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Selfmade leider in de politiek

Als het waar is dat leiderschap is aangeboren, heeft het bij Wim Duisenberg wel erg lang geduurd voordat zijn ware aard naar boven kwam. Tot zijn eigen niet geringe verrassing werd hij in 1973 gevraagd voor het ministerschap. The rest, zoals dat heet, is history.

PvdA-leider Joop den Uyl zat met een lastig probleem. In de aanloop naar de verkiezingen van 1973 stelden de linkse partijen een schaduwkabinet samen. Het roer moest om, een nieuwe ministersploeg zou worden klaargestoomd. Maar Den Uyl kon geen minister van Financiën vinden. De gedroomde kandidaat moest niet alleen PvdA-lid zijn en een financieel specialist, maar hij moest het op durven nemen tegen de radicale stromingen in de partij. “Je zoekt naar een schaap met vijf poten,” zei Hans van Mierlo tegen Den Uyl. D66-voorman Van Mierlo was samen met Den Uyl bezig met het schaduwkabinet.

Toen schoot Van Mierlo iets te binnen. Hij had onlangs tijdens een discussieavond een hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam een betoog horen afsteken over het begrotingsbeleid van het kabinet Biesheuvel. Een zekere professor Wim Duisenberg. Van Mierlo zei: “Ik was laatst op een avond, waar een man was die verstandige taal sprak.” Den Uyl pakte de telefoon en ging rondbellen. Kort daarna was Duisenberg lid van het schaduwkabinet. Na de verkiezingen werd hij als minister van Financiën aangesteld.

Aanvankelijk had Duisenberg weinig vertrouwen in het kabinet, en met tegenzin zegde hij zijn baan op.

In het diepe
Bij de universiteit informeerde hij zelfs nog even of hij naast zijn hoogleraarschap misschien een deeltijdfunctie mocht vervullen. “Wat is die functie dan?”, werd er gevraagd. “Minister van Financiën.” Toen werd er hartelijk gelachen.

Tot dat moment was er weinig dat erop wees dat Duisenberg voor het leiderschap in de wieg was gelegd. De latere ECB-president is afkomstig uit een Heerenveens middenklassengezin. Tijdens zijn schooltijd aan het plaatselijk gymnasium en studietijd aan de Groningse universiteit viel hij in weing opzichten op, behalve met goede cijfers. Na de studie bleef hij aan de universiteit verbonden waar hij in 1965 promoveerde. Via connecties van een van de hoogleraren kreeg hij een baan bij het Internationaal Monetair Fonds in Washington. Toen hij terugkeerde in Nederland was hij korte tijd in dienst bij de Nederlandsche Bank. Zijn reputatie als financieel specialist was inmiddels zo groot dat hij door de Universiteit van Amsterdam werd gescout als hoogleraar. Bij zijn vertrek zei een directielid: “Jammer dat u weggaat. U zou het hier ver hebben gebracht.”

Dus toen Duisenberg in 1973 minister werd, stelde zijn leidinggevende ervaring nauwelijks méér voor dan het begeleiden van een aantal assistenten en scriptiestudenten. Van de ene op de andere dag kreeg hij een departement onder zich. Terwijl hij in de politieke slangenkuil die het kabinet Den Uyl was, zijn weg moest zien te vinden, werd hij tegelijk in het diepe gegooid als manager. Dat ging niet zonder problemen en fouten. Het eerste wat Duisenberg deed was de sfeer informeler maken. Onder zijn voorganger Roelof Nelissen was er sprake van een strenge hiërarchie. De bode verliet achterwaarts lopend de kamer van de minister. Als de minister door het gebouw liep, dirigeerde de bode iedereen naar de kant. Duisenberg maakte daar een einde aan. Hij liet de ambtenaren weten dat ze altijd bij hem langs mochten komen. Daar kreeg hij al snel spijt van. “Ze liepen de deur bij me plat, maar zelden was het belangrijk.”

De wittebroodsweken van Duisenberg als leider duurden zo’n twee jaar. In die periode werd het ministerie intern verscheurd door een richtingenstrijd over het te voeren beleid. In het kabinet slaagde hij er nog onvoldoende in om zijn spilzieke ministers tegenwicht te bieden. Het resultaat was dat de overheidsuitgaven de pan uitvlogen, waarmee de kiem werd gelegd voor een diepe recessie. Later wist Duisenberg een eerste dam op te werpen met het invoeren van de eenprocentsnorm, waarmee de uitgaven aan banden werd gelegd. Hij stond geïsoleerd binnen het kabinet en hield stand onder het dreigen met zijn portefeuille. Zijn grootste bondgenoten op dat moment waren zijn ambtenaren van het ministerie, die nu als één man achter hem stonden.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Managementstijl
De beste leider van de afgelopen dertig jaar is dus een praktijkman. Zonder mba of het lezen van managementboeken ging hij aan de slag. Duisenbergs gezag was gebaseerd op zijn prettige, open omgang. Hoewel hij geroemd werd om zijn humor en sociale vaardigheden kon hij, als hij een bepaalde mening had, koppig en vasthoudend zijn. Als een onverzettelijke Fries. Als het nodig was werd er bij het ministerie tot na middernacht gewerkt, waarbij Duisenberg indruk maakte op zijn ambtenaren met zijn ijzeren gestel. Maar waar zijn autoriteit meer dan wat dan ook op was gebaseerd, was zijn enorme kennis van zaken.

Er was nog een andere eigenschap die een belangrijke rol speelde in zijn managementstijl. Duisenberg was in staat om toptalent in zijn omgeving te herkennen en vertrouwen te geven. Hij verzamelde een kring van loyale medewerkers om zich heen die hem veel steun gaven. Een voorbeeld is de jonge ambtenaar Nout Wellink van het ministerie, waar Duisenberg veel in zag en die hij een directieplaats bezorgde. Later ging Wellink mee naar de directie van DNB waar hij Duisenberg vijftien jaar terzijde stond. Toen Duisenberg naar de ECB verkaste, volgde Wellink hem als bankpresident op. Duisenbergs kennis en koppigheid zijn een zegen geweest voor de harde gulden en later de harde euro, en daarmee respectievelijk de Nederlandse en Europese economie. Op 31 juli 2005 overleed hij in het zwembad van zijn villa in Frankrijk na hartfalen. Als ‘selfmade’ bestuurder van eenvoudige Friese komaf heeft hij het inderdaad, zoals het DNB-directielid voorspelde, ver geschopt.

Bron: Bruno de Haas en Cees van Lotringen, Mister Euro, Een biografie van Wim Duisenberg, (Business Contact, 2003/2005).

Marjanne Sint (1949) – secretaris-generaal op het ministerie voor VROM
Werkte begin jaren zeventig enkele jaren onder Wim Duisenberg als kandidaat-assistent aan de Universiteit van Amsterdam. Duisenberg was toen hoogleraar macro-economie.
“In 1972 kwam ik aan de universiteit werken als kandidaat-assistent. Ik had direct contact met Duisenberg, die mij opdrachten gaf. Toen al vond ik hem een heel scherpzinnige, maar ook aimabele man. Hij was een jaar of 35 en al hoogleraar. Als studente van voor in de twintig keek ik dan ook huizenhoog tegen hem op. De machtsafstand tussen studenten en hoogleraren was toen veel groter dan nu natuurlijk. Maar Duisenberg máákte ook gewoon indruk met z’n verschijning, met die Kennedy-achtige kuif.
“Hij had natuurlijk gezag; je kwam niet snel op het idee om aan zijn woorden te twijfelen. Maar – en dat was het bijzondere – hij was tegelijkertijd absoluut niet arrogant. Hij zal heus vijanden hebben gemaakt hebben in zijn carrière, maar voor zover ik kan zien, mocht eigenlijk iedereen hem. Kijk, en dan kun je heel ver komen. Want als je veel vijanden maakt, steekt vroeg of laat iemand een beentje uit.
“Ik herinner me nog goed dat hij wegging bij de vakgroep, in 1973, om minister van Financiën te worden in het kabinet Den Uyl. Van de ene op de andere dag was-ie weg. Een tijdje later nam hij op een bijeenkomst officieel afscheid van ons. Zei hij dat-ie het zo vreemd vond om met Zijne Excellentie te worden aangesproken. Die poeha, daar hield hij niet van. En nee, dat was volgens mij geen valse bescheidenheid.”
 
Coen Oort (1928) – gepensioneerd
Werkte onder Duisenberg als thesaurier-generaal op het ministerie van Financiën, van 1973 tot 1977.
“Tja, hoe ging dat. We hadden een vergadering, die liep uit, dan nodigde hij ons uit om een drankje te gaan drinken en vervolgens werd dat een hapje eten. We waren na een tijdje een hechte vriendenclub op Financiën. Vooral op reizen naar het buitenland, dan was je toch meer op elkaar aangewezen. Een factor die dat proces versnelde was de permanente strijd op de achtergrond met premier Den Uyl. Als minister van Financiën huldigde Wim Duisenberg toch vaak andere economische standpunten dan zijn politieke vader. En zo’n gezamenlijke ‘vijand’ maakte de band tussen ons op Financiën alleen maar sterker. Dat ging zover dat documenten door de een konden worden begonnen en door de ander afgemaakt, zonder dat ooit iemand zag dat er twee auteurs waren.
“Hij had charisma, gaf makkelijk zijn vertrouwen, maar daarmee riep hij bij ons ook loyaliteit op. Wat erg prettig was, was dat hij ongelooflijk snel de essentie wist te pakken van dingen waar wij mee kwamen. Zo hoefden we nooit tijd te verspillen aan oeverloos geleuter. Daarbij had-ie heel gauw iedereen op z’n plaats; hij wist wie hij waarvoor kon gebruiken, en dat bedoel ik positief.
“Soms was-ie een beetje té makkelijk. Hij vertrouwde zó op zijn instinct voor wat belangrijk was, dat-ie dingen die hij minder belangrijk achtte, soms volledig links liet liggen. Zette hij z’n handtekening onder een document zonder er ook maar naar te kijken. Dan zei ik soms: ‘Wim, zou je het nou niet eerst even lezen?’”
 
Lex Hoogduin (1956) – global chief economist bij Robeco en parttime hoogleraar Monetaire Economie en Financiële Instellingen aan de Universiteit van Amsterdam
Werkte onder Duisenberg bij de Nederlandsche Bank van 1988 tot 1997 en ging daarna met hem mee naar Frankfurt als persoonlijk adviseur, tot 2001.
“Toen hij me vroeg om mee te gaan naar de ECB, hoefde ik niet lang na te denken. Dat was een unieke gelegenheid. En daarbij heb ik altijd heel erg goed met hem op kunnen schieten.
“Duisenberg kreeg dingen voor elkaar. Er was een keer een conflict over een post op het Nederlandse kantoor bij het IMF in Washington. Wij van DNB wilden daar een van onze mensen hebben, maar andere, buitenlandse partijen waren het daar niet mee eens. Dat conflict sudderde al maanden en werd maar niet opgelost. Toen organiseerde hij een lunch en aan het begin van die bijeenkomst zei hij dat hij ervan uitging dat er een Nederlander op die post zou komen. Iedereen knikte beamend en toen was het klaar.
“Uitstraling, timing en niet te vergeten humor, dat waren zijn wapens. En daarmee kon hij in allerlei ingewikkelde zaken vaak heel soepel tot oplossingen komen.
“Hij is een van die mensen bij wie leiderschap en management niet samenvallen. Hij was helemaal geen manager. Hij vertelde me zelfs dat-ie van een heleboel dingen het fijne niet wilde weten. Hij hoefde ook niet het slimste jongetje van de klas te zijn; iets wat veel van die centrale bankiers wel hebben. Duisenberg was veel meer geïnteresseerd in het proces.
“Ik heb ze niet gekend, maar er zullen ongetwijfeld mensen zijn geweest die het moeilijk met hem hebben gehad. Hij wist precies wie hij zijn vertrouwen wilde geven, en dus ook wie niet. Dat zal heus wel eens iemand zijn opgebroken.”
 
Christian Noyer (1950) – gouverneur Banque de France
Werkte onder Duisenberg als vicepresident van de Europese Centrale Bank (ECB) van 1998 tot 2002.

“Ik heb goede herinneringen aan mijn samenwerking met Wim Duisenberg. Er was op het intellectuele vlak een sterke harmonie tussen hem en mij, die ik eigenlijk gedurende mijn professionele leven met niemand zo sterk heb gehad. Doorgaans kwamen we tot dezelfde conclusies, dus hadden we maar weinig woorden nodig.
“Wat ik in hem bewonderde, was de manier waarop hij van de board een team wist te maken dat werkte vanuit een gedeelde filosofie. Dat deed hij door informele bijeenkomsten te beleggen, op allerhande plaatsen en momenten, waar langdurig op informele wijze over belangrijke thema’s gediscussieerd werd. Dat bevorderde de teamspirit waardoor formele vergaderingen en het besluitvormingsproces dat daaruit voortvloeide, juist heel snel konden plaatsvinden.

“Als leidinggevende vond ik hem makkelijk om mee te werken. Hij hield zich liever niet bezig met details. Delegeren deed hij graag en veel. Als je zijn vertrouwen had, dan had je het ook echt. En als er een probleem opdoemde kwam hij niet met kritiek, maar probeerde hij me te ondersteunen. Ik heb nooit de ervaring gehad dat hij mij overvleugelde om een crisis te bezweren.
“Dat hij aan het eind van zijn periode bekritiseerd werd vanwege enkele openbare uitspraken, wijt ik vooral aan zijn Noord-Europese afkomst. Hij sprak graag in heldere, rechttoe rechtaan zinnen, die braken met de traditie in de Angelsaksische financiële wereld. Dat heeft hem parten gespeeld, maar aan het vermogen om de juiste woorden en beelden te vinden bij datgene wat hij wilde communiceren, ontbrak het hem niet. Integendeel.”