De Zweedse telecomgigant Ericsson is in twee jaar tijd van zijn voetstuk gevallen. Het bedrijf bevindt zich in een pijnlijk transformatieproces en ceo Kurt Hellström heeft inmiddels de helft van het personeel moeten ontslaan. De meest gehate manager van Zweden blijft er vooralsnog koel onder. “Niets doen is geen optie.”
Zo'n beetje elke belegger weet dat Ericsson de grootste verkoper van draadloze telecomnetwerken in de wereld is. Elke belegger weet ook dat die industrie in behoorlijk zwaar weer verkeert. Over 2002 viel Ericssons omzet 40 procent lager uit dan het record van 24 miljard dollar over 2000. En de verliezen in 2001 en 2002 bedroegen meer dan 5 miljard dollar in totaal. Dat verklaart waarom Ericssons wereldwijd verhandelde aandelen nu voor minder dan een dollar van de hand gaan. Met andere woorden: het belangrijkste bedrijf van Zweden is geen stuiver meer waard. Maar als het aan ceo Kurt Hellström ligt, betekent dit nog lang niet het einde. Er is wel degelijk een toekomst voor Ericsson, al moet je naar de uithoeken van het imperium afreizen om die te vinden. Zo lopen er in het operations center van de Nederlandse telefonieaanbieder O2 240 technici in Ericsson T-shirts die op computerschermen het landelijke netwerk in de gaten houden. Deze Ericsson-werknemers zijn permanent aan O2 uitgeleend om het draadloze netwerk met alles erop en eraan te runnen: Ericsson voor al uw telecomklussen.
Voor Ericsson, oorspronkelijk fabrikant van grote netwerksystemen, is dit een grote verandering, maar lang niet de enige. Ooit vervaardigde Ericsson trots al zijn eigen producten zelf en hield alle resultaten van research & development voor zichzelf. Maar Hellström weet dat je met trots alleen geen winst maakt. Dus heeft hij het merendeel van Ericssons productie uitbesteed aan bedrijven als Flextronics en Solectron. Nog opzienbarender is dat hij een deel van Ericssons r&d ondergebracht heeft bij meer kostenefficiënte bedrijven. De Indiase softwaremaker Wipro runt nu de softwarelaboratoria van Ericsson in New Delhi, Hyderabad en Bangalore. Tegelijkertijd heeft Hellström nieuwe units geopend om licenties van de technologie van het bedrijf te verlenen aan concurrenten over de hele wereld. Met andere woorden: de Zweden verhuren hun kroonjuwelen. Ze hebben zelfs de productie van mobieltjes overgedragen aan een joint venture met de vroegere rivaal Sony. Deze metamorfose zou er op uit kunnen draaien dat Ericsson een nieuw soort bedrijf wordt: een mobiele-telecomspecialist die meer dienstverlener is dan fabrikant, die meer doet met knowhow dan met metaal. En als deze transformatie het einde van Ericsson als zelfstandig bedrijf betekent, dan moet dat maar. “Ik kan me leukere dingen voorstellen,” zegt Hellström. “Maar de klus moet nu eenmaal geklaard worden.”
Collectezak
De grote vraag is of Hellström genoeg tijd heeft om de klus te klaren. De huiveringwekkend slechte cijfers die hij op 18 oktober 2002 publiceerde, beloven niet veel goeds. Ericsson verloor 460 miljoen dollar toen de omzet over het derde kwartaal bijna een derde zakte ten opzichte van het niveau van 2001 en uitkwam op 3,62 miljard dollar. Orders voor nieuwe systemen kelderden met 49 procent en het ziet ernaar uit dat Ericsson terrein zal verliezen aan concurrenten als Nokia en Lucent. Ericssons voorspelling dat telecombedrijven op korte termijn met de derde generatie mobiele telefonie op de markt zouden komen, bleek een hopeloze misser. Weliswaar steeg het aandeel met 21 procent na de mededeling van de directie van Ericsson dat de kostendaling volgens plan verliep, maar zelfs die stijging bracht de koers niet verder dan 65 dollarcent. Ter vergelijking: tijdens de piek in maart 2000 werden aandelen Ericsson verhandeld voor bijna 19 dollar.
Terwijl Hellström probeert een toekomst voor het bedrijf op te bouwen, moet hij vechten om de hel van het heden te overleven. Sinds hij in 1999 teruggeroepen werd van een verkoopfunctie in Hong Kong om ceo van Ericsson te worden, heeft Hellström 40.000 van de 110.000 werknemers moeten ontslaan en er volgen er nog 10.000. In augustus vorig jaar moest hij met een collectezak Europa en Amerika afreizen en hij slaagde erin om voor 3,1 miljard dollar nieuwe aandelen uitgeven om Ericsson drijvende te houden. Deze aandelenemissie slaagde voornamelijk omdat chauvinistische Zweden diep in de buidel tastten. “Ik heb met een heleboel kleine aandeelhouders gesproken,” zegt Ericssons bestuursvoorzitter Michael Treschow, “bij wie veel emotie leefde, veel nationale trots.” Maar vaderlandsliefde betekent nog geen genegenheid voor de Ericsson-top. Hellström, misschien wel de meest gehate man van Zweden, wordt regelmatig zwart gemaakt in de roddelpers. Vorig jaar ruimde een krant zijn hele voorpagina in voor een spottende 'opsporing verzocht'-affiche, compleet met 'politiefoto's' van de spijkerhard sanerende ceo. “Als dank voor ons uitstekende werk worden we bij bosjes ontslagen,” zegt Peder Bostro, hoofd van de metaalbewerkersvakbond in Kumla, een stadje van 19.000 inwoners.
De fabriek van Ericsson daar heeft in de afgelopen twee jaar 2350 van zijn 3200 werknemers aan de dijk gezet, waardoor sommige gezinnen zonder kostwinner kwamen te zitten. Analisten beweren dat Ericsson dankzij de aangekondigde ontslagen dit jaar weer winst zou kunnen draaien, tenzij de verkopen van mobiele-telecomsystemen nog verder dalen. Maar voor Kumla is dat een schrale troost.
De problemen bij Ericsson – en bij de bedrijven er omheen – betekenden een daling van het Zweedse bruto nationaal product van ongeveer 0,5 procent, het einde van 's lands groei in de jaren negentig, aldus Klaus Eklund, econoom van de Stockholm Bank.
Don Quichot
Hellström, nu 59 jaar, maakte naam als magisch verkooptalent door het mobiele evangelie te prediken bij 's werelds grootste telecom-operators. Die reputatie kreeg een extra dimensie door de pessimistische beschrijving van de toestand in de industrie die hij als ceo ten beste gaf. “Ik vertel de waarheid zoals ik die zie,” zegt hij. “Zelfs als die hard is, probeer ik 'm niet te verbergen.” Hij betreurt bijvoorbeeld de ontslagen, maar doet er niet sentimenteel over. “Niets doen is geen optie,” zegt hij koeltjes. Je zou verwachten dat Hellström door alle tegenslagen al lang aan burnout ten prooi moest zijn gevallen. Toch leek hij onlangs op een herfstige middag in Londen fris en scherp, en was hij zijn – zij het wat cynische – gevoel voor humor niet verloren. Gevraagd naar zijn Don Quichot-achtige strijd om Ericsson te redden, antwoordde Hellström met een sardonische grijns: “Ik geniet ervan als ik een pak rammel krijg.” Wat hem op de been houdt, zeggen zijn collega's, is zijn geloof dat mobiele telecommunicatie – de industrie die hij in de jaren tachtig zelf hielp ontwikkelen – ooit weer tot bloei zal komen.
Hij is ervan overtuigd dat achter de wolken voor Ericsson de zon schijnt, als hij zijn bedrijf maar door deze crisis heen kan loodsen. Naar het zich nu laat aanzien, zou het nog wel eens vijf jaar kunnen duren voordat de vraag naar traditionele draadloze apparatuur weer aantrekt, terwijl de groeiende handel in communicatiehardware de marges constant onder druk kan zetten. En om een club trotse technici om te scholen tot leiders van een nieuwe service-industrie, zal een gigantische cultuuromslag nodig zijn. Binnen Ericsson heerst cynisme en twijfel, zelfs tot in de raad van bestuur. “Het ontbreekt aan duidelijk leiderschap,” zegt een bestuurslid, “en in de raad van bestuur bestaat geen eensgezindheid over wat er gedaan moet worden om het bedrijf weer op het rechte spoor te krijgen.” Deze onzekerheid weerhoudt Hellström er niet van om door te gaan met zijn verbouwingswerkzaamheden. Zijn strategie van het verkopen van diensten en basistechnologie vertoont een opmerkelijke gelijkenis met de werkwijze die Louis Gerstner, de vroegere ceo van IBM volgde bij de hervormingen in de jaren negentig. Geen wonder: de huidige situatie in de telecom lijkt verdacht veel op die van de ict tien jaar geleden. Gepatenteerde producten worden vervangen door goedkopere open systemen die gemaakt worden van standaard onderdelen.
Verticaal geïntegreerde giganten als Ericsson, Lucent en Nortel worden overtroefd door nieuwkomers als Cisco en zelfs de rijzende Chinese ster Huawei, zoals IBM en Digital Equipment destijds hard getroffen werden door de spotgoedkope pc's van Dell. En de winstmarges blijven maar teruglopen.
Daar komt nog bij dat, net als in de computerindustrie, de 'waarde' in telecomsys-temen verschuift van hardware naar software en diensten. Vroeger besteedden operators 80 procent van hun budget aan hardware en slechts 20 procent aan software. Als de huidige ontwikkelingen doorzetten, gaat er binnen vijf jaar meer dan 35 procent naar software.
Heilige koeien
Hellström zal ook de winst van Ericsson moeten zien op te vijzelen, wil het bedrijf ooit weer een groeiaandeel worden. In 2001 was de opbrengst per werknemer net 240.000 dollar – ver beneden het gemiddelde in de industrie van 320.000 dollar. Het rendement op het kapitaal daalde dat jaar naar 14 procent negatief, een duizeling-wekkende val ten opzichte 25 procent positief in 2000 – en heel wat minder dan de 28 procent die Nokia kon noteren. Dat is de reden waarom Hellström en de zijnen nu heel wat heilige koeien moeten slachten. Ericsson doekt 70 procent van zijn productie-eenheden op en brengt backoffice-functies bijeen in regionale centra.
Hij is ook de r&d aan het halveren, door driekwart van Ericssons laboratoria te sluiten en het werk aan verouderde mobiele technologieën af te bouwen. Het meest spectaculair is wel dat hij de erfenis van Ericsson verkwanselt door de investeringen in traditionele 'circuitgeschakelde' telefoonsystemen terug te schroeven.
Hellström erkent dat Ericsson het model van IBM voor ogen had bij de hervormingen. Maar de Zweed heeft te maken met een veel hardnekkiger crisis dan Gerstner. Weinig vraag en veel concurrentie van eveneens wanhopige rivalen als Lucent, Nortel en Alcatel hebben in het afgelopen jaar de prijzen voor draadloze apparatuur met zeker 30 procent omlaag gedrukt. De aandelenemissie van deze zomer heeft de balans van het bedrijf weer op orde gebracht. Nu plukt Ericsson de vruchten van het betrekkelijk terughoudende acquisitiebeleid in de jaren van de hausse. “Ze hebben geen marktaandeel gekocht in de verkeerde markten,” zegt de vroegere ceo Sven-Christer Nilsson, die in 1999 door Hellström werd vervangen. Het probleem is dat Ericsson nog steeds te afhankelijk is van een opleving in bestellingen voor apparatuur, die misschien helemaal niet komt. Zullen services en software de redding brengen? Voor het geval dat services niet genoeg geld opbrengen, heeft Hellström nog een ander potje op het vuur staan. Ericsson bezit namelijk 10.000 technische patenten, inclusief de belangrijkste technologie voor gewilde eigendomsrechten als Bluetooth kortegolfradio. Een afdeling binnen het bedrijf verkoopt nu de onderdelen die andere bedrijven in staat stellen om handsets naar Ericssons model te vervaardigen. Een andere afdeling houdt zich bezig met de verkoop van licentieovereenkomsten voor communicatietechnologie. Het rendement is tot nu toe te verwaarlozen, maar, zeggen analisten, met een winstmarge van bijna 100 procent kunnen licenties wel eens lucratief worden.
Eigendomskwestie
Als al Hellströms inspanningen niet voldoende blijken om Ericsson aan cash te helpen, moet hij wellicht opnieuw met de collectezak rond. Beleggers zullen het waarschijnlijk de volgende keer af laten weten, vooral omdat ze zich nog steeds ongemakkelijk voelen over de ongebruikelijke eigendomsstructuur van het bedrijf. Twee grootaandeelhouders van het bedrijf beheersen 78 procent van de stemmen in het bedrijf, ondanks dat ze slechts 11 procent van de aandelen bezitten. Dat zijn Investor, de beursgenoteerde holding van de machtige Wallenberg-familie, en Industrivarden, een holding gelieerd aan de Stockholmse Handelsbanken. Deze twee groepen houden hun macht via zogenaamde A-aandelen, die duizendmaal het stemrecht verschaffen van gewone B-aandelen. Recentelijk is deze constructie een handicap gebleken. Toen Ericsson deze zomer institutionele beleggers benaderde voor nieuw kapitaal, vroegen zij zich af waarom ze zouden investeren in een bedrijf waarop ze geen invloed konden uitoefenen en waarvan de grootaandeelhouders hadden toegestaan dat het tot de rand van de afgrond was gegleden.
Om deze zorgen te verlichten overwegen Investor en Industrivarden een verlaging van de stemratio die hun controle over de stemmen zou reduceren tot rond de 30 procent. “De eigendomskwestie is geen probleem,” zegt Marcus Wallenberg, ceo van Investor en vice-voorzitter van Ericsson, “maar het kan een beetje verwarring geven in gesprekken met de financiële markten.” Treschow denkt dat een verandering de aandelen van Ericsson aantrekkelijker en meer liquide zal maken. “Misschien komt er wat meer deelname van internationale beleggers, die onze condities niet begrijpen en er niet mee kunnen leven,” zegt hij. Die condities zien er steeds ouderwetser uit. De Zweden zullen wellicht moeite hebben met het medicijn van Hellström. Maar voor Ericsson is er geen keus. n
Bij het ter perse gaan van dit nummer werd bekend dat Hellström per 8 april aftreedt als bestuursvoorzitter van Ericsson. Hij wordt opgevolgd door Carl Henric Svanberg.
Copyright BusinessWeek,
vertaling: Ilonka Velding