Op de achterbank is het krapjes, maar deze auto wil je dan ook zelf rijden. Achter het stuurwiel van de nieuwe C-Klasse valt alles meteen op zijn plaats.
Elke mooie zomerdag zette mijn buurman zijn Mercedes pal voor mijn deur. Vervolgens poetste hij de auto tot hij net zo glom als zijn enorme blote bierbuik. Dat heeft het imago van het Duitse merk
bij de auteur van dit stukje geen goed gedaan. Maar eenmaal achter het stuur van de nieuwe Mercedes C-klasse is er plots begrip voor buurmans grote liefde. De auto is zo comfortabel dat je bijna dreigt in te slapen. De automaat schakelt geruisloos, de vering is goed maar niet te zacht. Achter het stuurwiel hoef je geen moment te zoeken naar knopjes, en na twee minuten heb je de boordcomputer met navigatiesysteem geheel doorgrond. Ook de parkeerhulp is zeer beschaafd. Hij loeit niet als een luchtalarm, maar geeft met ledlampjes aan hoeveel ruimte er is om pas op het
allerlaatste moment te piepen.
Sportknop
De sportknop blinkt verleidelijk, maar na een paar kilometer gaat hij weer uit. De auto maakt namelijk veel meer kabaal. Zonde, want ook in het standje ‘comfortabel’ suis je bij het optrekken als een speer langs de medeweggebruikers. MT reed in de C220 cdi in de zogenaamde Avantgardeuitvoering (170 pk). Dit is de stoere versie wat zich uit in een Mercedesembleem op de gril ter grote
van een ontbijtbord. Ongetwijfeld de versie die de buurman zou kiezen, maar persoonlijk zie ik liever de kleine gedistingeerde ster op de voorplecht van de Elegance-uitvoering. Verder nog iets te
mopperen? Goed dan: voor de bestuurder en zijn bijrijder is alles dik in orde, maar de beenruimte achterin valt tegen.