Vrouwen zouden betere leiders zijn. Minder machtsbelust, en meer oog voor het algemeen belang. De werkelijkheid is minder rooskleurig. Vrouwen zijn óók machtsgeil. Ze geven die macht alleen even iets eerder weg.
Macht lijkt over het algemeen meer een mannen- dan een vrouwenzaak. In het dagelijks verkeer stellen vrouwen zich doorgaans minder assertief op en ze lijken minder bezig te zijn met haantje de voorste te zijn. Een kippetje de voorste kennen we niet en dat is niet voor niets. Heerszucht en heersen, de heer willen zijn, het zijn ook veelzeggende woorden, net als mannenmoed en mannetjesmakerij.
Zijn vrouwen minder machtsbelust, zoals vaak wordt beweerd? Dat mannen onderling concurreren en elkaar proberen te domineren kan worden teruggevoerd op hun biologische afkomst. Bij mensapen is bijvoorbeeld te zien hoe de mannetjes voortdurend de strijd aangaan: het dominante mannetje krijgt het meeste voedsel en heeft de meeste seks. Zo blijven zijn genen bewaard. Maar hoe zit dat met hun vrouwelijke soortgenoten? Proberen zij vooral om zo aantrekkelijk mogelijk te zijn, zodat ze het sterke, dominante mannetje kunnen verleiden? Om zo te zorgen dat ook hún genen bewaard blijven?
Agressiever
De dominantieverschillen tussen vrouwen en mannen zijn al vroeg zichtbaar. Jongetjes spelen als kleuter ruwer en agressiever en gebruiken meer competitie-elementen in hun spel dan meisjes. Ook zijn er op die leeftijd al verschillen in taalgebruik. Jongetjes praten meer in egoïstische termen, bij meisjes heeft de conversatie een sociaal karakter. In een onderzoek onder 9- en 10-jarige kinderen, waar de onderlinge competitiviteit werd gemeten, pakten meisjes elkaars speelgoed niet af, behalve als dat de enige manier was waarop ze konden winnen. Jongens deden dat wel, of het nu nuttig voor ze was of niet.
Het op jonge leeftijd herkenbare patroon wordt later in het leven steeds duidelijker. De verschillen tussen man en vrouw zijn ontelbare malen onderzocht en beschreven. Mannen komen van de oorlogsplaneet Mars en zijn meer gericht op presteren, zijn meer met zichzelf bezig, zijn ondernemender. Vrouwen komen van de liefdesplaneet Venus en zijn groeps- en harmoniegericht en emotioneler.
Vrouwen schrijven succes eerder toe aan omstandigheden en mislukking aan zichzelf, bij mannen gaat dat precies andersom. Als mannen een dagboek schrijven, wordt er vaker in gerefereerd aan competities met andere mannen dan vrouwen in hun dagboeken doen met vrouwen. Op het werk nemen mannen meer risico's, geven blijk van een grotere behoefte aan status en zijn eerder bereid om prettige zaken, zoals flexibele uren, op te offeren om carrière te maken. Last but not least: vrouwen glimlachen meer dan mannen, en de glimlach is het universele signaal dat naar ondergeschiktheid verwijst.
Ongetwijfeld hebben deze eigenschappen een rol gespeeld bij het enorme machtsverschil tussen mannen en vrouwen. In 1995 hebben de Verenigde Naties de doelstelling geformuleerd dat nationale parlementen in de hele wereld voor dertig procent uit vrouwen moeten bestaan. Op 31 juli 2008 waren er slechts 21 landen (van de 188) waar dat inmiddels het geval was. Het aantal landen waar de helft of meer van de volksvertegenwoordigers vrouw was, stond precies op… nul. Van de bedrijven uit de Fortune 500, de vijfhonderd grootste Amerikaanse ondernemingen, hebben er ongeveer tien een vrouwelijke ceo. In Europa doen we het niet veel beter: niet meer dan 8,5 procent van alle bestuursleden bij Europese ondernemingen was in 2006 vrouw.
Uitsterven
Maar wat zeggen deze grote verschillen tussen vrouwen- en mannenmacht nu precies? Weinig. In ieder geval zeggen ze vrijwel niets over de motivatie van vrouwen om carrière te maken. Nog niet zo lang geleden werden vrouwen helemaal niet geacht aan het economische proces deel te nemen. De arbeidsparticipatie van vrouwen is pas de afgelopen 30 jaar redelijk op gang gekomen. Dat weinig vrouwen tot nu toe tot de top zijn doorgedrongen, kunnen we waarschijnlijk toeschrijven aan old boys networks, glazen plafonds, slecht georganiseerde kinderopvang en andere zaken die hopelijk uitsterven, afslijten en verbeteren. Dat vrouwen minder machtsbelust zouden zijn, is er in ieder geval niet mee bewezen.
Maar vrouwen zijn toch aantoonbaar minder competitiegericht? Ook dat wil niet zeggen dat ze minder machtsmotivatie hebben. De manier waarop kinderen worden opgevoed en het verwachtingspatroon dat ze daarbij meekrijgen, moet een grote rol spelen. De rolverdeling begint eigenlijk al op het moment dat ouders de kraamvisite onthalen op beschuit met roze dan wel blauwe muisjes. Kinderen merken snel welk gedrag van ze wordt verwacht. Meisjes horen niet ruw te spelen. Meisjes krijgen poppen, jongens auto's. Deze verwachtingen moeten gevolgen hebben voor het gedrag dat later zichtbaar is.
Rangorde
Gezien de rol die de prille opvoeding speelt is het moeilijk om verschillen in machtsbelustheid tussen mannen en vrouwen vast te stellen. Maar onderzoek onder mensapen kan verhelderend zijn. En dan blijkt vrouwtjesdominantie en -ondergeschiktheid net zo'n dagelijks onderdeel van het apenleven te zijn als mannetjesconcurrentie.
Een voorbeeld uit de praktijk van de beroemde etholoog Frans de Waal. Regelmatig haalt zijn onderzoeksteam twee vrouwtjes uit de groep om in een aparte ruimte tests met ze te doen. Een van de twee kan niet wachten om aan de gang te gaan met de spannende spelletjesdoos, computer of welk testmateriaal maar wordt gebruikt. Het andere vrouwtje houdt zich op de achtergrond, raakt het testmateriaal niet aan en durft nauwelijks beloningen aan te nemen.
De Waal: "Misschien is ze net zo gretig als het andere vrouwtje, maar buigt ze het hoofd voor haar ‘meerdere'. Er is geen spanning of vijandigheid. Buiten in de groep zijn ze misschien wel de beste vriendinnen. Het is gewoon zo dat het ene vrouwtje dominant is ten opzichte van het andere."
In de groep bestaat een vrouwenrangorde, net zoals er een mannenrangorde is. Onderlinge dominantie onder vrouwtjesapen heeft, net als bij mannen, voordelen op het gebied van de voortplantingskansen. Dominante vrouwtjes kunnen het beste voedsel opeisen en brengen daarom de gezondste jongen voort. In de periode van zwangerschap en zogen zijn er vijf keer zoveel calorieën nodig.
Bij een apensoort als de resusmakaken is de vrouwenhiërarchie zelfs zo streng dat er berovingen plaatsvinden. Als een ondergeschikt vrouwtje langsloopt met haar wangzakken vol voedsel, bezig om het naar een veilige plek te brengen, kan ze door een dominant vrouwtje staande worden gehouden. Het hoger in de hiërarchie staande vrouwtje pakt het hoofd van de ander, doet de mond open en haalt het eten eruit. "Deze inbreuk stuit niet op verzet", legt De Waal uit. "Want voor de ondergeschikte is het dit of gebeten worden."
Geobsedeerd
Als het om dominantie en status gaat is er bij apen geen verschil tussen de sexen. Bestaande studies hebben niet kunnen aantonen dat mannelijke mensapen daar meer mee bezig zijn dan vrouwelijke. "Uit evolutionair oogpunt zal het belang van dominantie net zo voordelig voor vrouwen als mannen zijn", schrijft Hilary Lips, auteur van het standaardwerk Sex & gender. Bij de meeste apensoorten vormen vrouwtjes stabiele hiërarchieën en zijn ze even geobsedeerd door status als de mannetjes, hoewel de onderlinge concurrentie verschillende vormen aanneemt.
Ook in onderzoek naar machtsmotivatie bij mensen zijn geen wezenlijke verschillen tussen mannen en vrouwen gevonden. Met psychologische tests (bijvoorbeeld door te vragen naar beweegredenen of door het taalgebruik te analyseren) kan worden nagegaan in hoeverre macht en dominantie belangrijke drijfveren zijn. De manier waarop machtsmotivatie in proefpersonen – vrouw of man – kan worden opgewekt, blijkt hetzelfde te zijn. Lips schrijft: "Je hoeft maar een paar dagen door te brengen bij een bijeenkomst van hoofdzakelijk vrouwelijke professionals, of de interne mechanismen bij vrouwenorganisaties te bekijken, om te vermoeden dat het idee dat vrouwen geen belang aan dominantie hechten een puur verzinsel is."
Dat vrouwen net als mannen gemotiveerd zijn door het streven naar macht, wil niet zeggen dat ze er op dezelfde manier mee omgaan. Een onderzoek van Edwin Megargee is illustratief voor de verschillen. Hij liet een grote groep mensen een test afnemen en selecteerde zowel de mannen als de vrouwen die het hoogst respectievelijk het laagst hadden gescoord op dominantie. Toen liet hij deze proefpersonen in tweetallen een taak doen: hoog- met laagdominante mannen, idem vrouwen, een hoogdominante man met een laagdominante vrouw en omgekeerd een hoogdominante vrouw met een laagdominante man.
Bij al deze verschillende ‘setjes' was er één spelregel: een van de twee moest bij de opdracht een leidersrol op zich nemen en de ander opdrachten geven. Bij tweetallen van hetzelfde geslacht gebeurde het voorspelbare: ruim 70 procent van de aangestelde leiders waren de vrouwen en mannen die volgens de test hoogdominant waren. Bij paren met een hoogdominante man en laagdominante vrouw nam zelfs 90 procent van de mannen de leiderschapsrol op zich. Maar bij de omgekeerde relatie gebeurde dat niet. Van de vrouwen die Megargee als hoogdominant zag en die met een laagdominante man samenwerkten, nam slecht 20 procent de leiding.
Megargee had de gesprekken tussen de samenwerkend duo's opgenomen en kwam tot een opmerkelijke conclusie: in het ‘aanstellingsgesprek' van de paren hoogdominante vrouw-laagdominante man nam de vrouw bijna altijd de beslissing! Bij de andere stellen nam de persoon die de rol van de leider op zich nam meestal ook de beslissing daarover. Maar bij deze stellen deed de vrouw dat in 91 procent van de gevallen. Wat gebeurde er? De vrouw stelde de man als leider aan. De vrouw was dus wel degelijk dominant, maar ze besloot de leidersrol weg te geven.
Groepsgericht
Er zijn meer aanwijzingen dat vrouwen anders met macht en dominantie omgaan dan we gewend zijn in onze van mannenmacht doordrenkte maatschappij. Onderzoeker David Buss legde bijvoorbeeld mannelijke en vrouwelijke proefpersonen een lijst voor met omschrijvingen van handelingen waarin dominantie tot uitdrukking kwam. Omschrijvingen zoals: ‘Ik nam de leiding na het ongeluk', ‘Ik besloot welke programma's de groep op tv zou kijken'. De proefpersonen werd vervolgens gevraagd om te beoordelen hoe wenselijk en waardevol de omschrijvingen waren. Uit de uitkomsten bleken sterke geslachtsverschillen. De mannen waren geneigd om egoïstische handelingen, zoals ‘Goed managen om je zin te krijgen', hoger in te schatten. Vrouwen hadden meer waardering voor groepsgerichte handelingen, zoals ‘De leiding nemen tijdens de commissiebijeenkomst'.
Ook bij daadwerkelijk gerapporteerd gedrag deden zulke verschillen zich voor. Het lijkt er sterk op dat vrouwen in dominante rollen socialer zijn dan mannen. Buss schrijft: "Dominante vrouwen lijken hun dominantie voornamelijk uit te drukken door handelingen die het functioneren en welzijn van de groep ondersteunen."
Vrouwen- en mannenmacht zijn generalistisch gezegd dus niet hetzelfde. Vrouwen met macht zullen geneigd zijn daar anders mee om te gaan dan mannen – hoewel er ook aanwijzingen zijn dat vrouwelijke leidinggevenden in een door mannen gedomineerde maatschappij zich snel aanpassen aan de mannelijke stijl. Maar het gegeven dat vrouwen op een andere manier uitdrukking geven aan hun verlangen naar macht betekent nog niet dat vrouwen minder belangstelling hebben voor zaken als status, prestige en dominantie. Ook vrouwen hebben een vlammetje genaamd machtswil in zich branden.
Zijn vrouwen betere leiders omdat ze socialer met hun macht omgaan? Het onderzoek van Edwin Megargee roept twijfels op. De vrouwen in deze studie waren zó sociaal dat ze hun macht vrijwillig weggaven – en wel aan de minder dominante mannen. Daar schieten we al met al dus maar weinig mee op…
De randen zijn voor de meisjes
Er zijn veel verschillen geconstateerd tussen mannen en vrouwen die met status samenhangen. Het is moeilijk vast te stellen in hoeverre het gaat om gedrag met een biologische achtergrond of om aangeleerd, sociaal wenselijk gedrag. Maar de verschillen zijn dagelijks zichtbaar.
Een belangrijk verschil is de ruimte die de twee geslachten innemen: veel ruimtebeslag wijst volgens de onderzoekers op een grotere dominantie. Al op de speelplaats op school nemen jongens meer plaats in met wilde spelletjes terwijl meisjes naar de randen worden gedrongen. Vrouwen leveren hun ruimte sneller in, vaak vrijwillig. Op de stoep, bij een dreigende botsing, gaan vrouwen eerder uit de weg. Aan tafel nemen vrouwen minder ruimte innemende lichaamshoudingen aan dan mannen.
Vrouwen slaan eerder hun ogen neer, mannen blijven iemand recht aankijken. In een gemengde groep praten mannen meer dan vrouwen, vaak omdat ze vrouwen onderbreken of vragen beantwoorden die niet aan hen gericht waren. Ook in conversaties tussen een man en een vrouw is het de man die gewoonlijk interrumpeert. Als mannen een gespreksonderwerp aansnijden, gaan vrouwen er vrijwel altijd op in. Andersom wordt meer dan de helft van de onderwerpen die vrouwen aandragen, door mannen genegeerd, wijst onderzoek uit.
Artikel ontleend aan Taboe: macht, Waarom chefs in dictators en ondergeschikten in zombies veranderen, door Peter van Lonkhuyzen, Scriptum 2009.