Hypotheekrenteaftrek hoeft niet langer een breekpunt te zijn in de kabinetsformatie wanneer gekozen wordt voor de invoering van een leeftijdsafhankelijke woonsubsidie ter vervanging van de hypotheekrenteaftrek.
Daarmee wordt de toegang van starters tot de woningmarkt veilig gesteld en ontstaat er ook geen vergrijzingsprobleem. Dit concludeert financieel expert Arnoud Bosch in een deze week gepubliceerd financieel fiscaal onderzoek.
Dat kan worden bereikt door de invoering van een woon(rente)subsidie ter vervanging van de fiscale hypotheekrenteaftrek die gedurende de leeftijd van de schuldenaar wordt afgebouwd. Een recht op woonsubsidie van 3 procent bij een leeftijd van 25 jaar wordt dan bijvoorbeeld afgebouwd naar een rentesubsidie van 1,2 procent (BOX III) bij het bereiken van een leeftijd van 75 jaar.
Deze woonsubsidies zouden bovendien bij wet verplicht moeten worden overgemaakt naar de hypotheekverstrekker in plaats van naar de belastingplichtige. De hypotheekverstrekkers zullen daardoor actief gaan richten op de groep van woningstarters door het wegnemen van een beperking van het kredietrisico dat aan starters verbonden is.
Een woonrentesubsidie van 3 procentis vergelijkbaar met een hypotheekrenteaftrek van 6 procent bij een inkomstenbelasting van 50 procent.
Door het invoeren van een woonsubsidie wordt ook voorkomen dat bij een hypotheekrentestijging van bijvoorbeeld 4 procent naar 6 procent de staatslasten verbonden aan hypotheekrente zullen oplopen van 12 miljard naar 18 miljard euro.
Verder kan het oneigenlijke gebruik van de hypotheekrenteaftrek eenvoudig worden uitgesloten door de rentesubsidie over te brengen van de fiscale BOX 1 (arbeid, eigen woning) naar een nieuwe fiscale BOX IV voor woonsubsidie eigen woning. Tevens kan dan bij de verkoop van de woning de ingewikkelde bijleenregeling van de hypotheekrenteaftrek komen te vervallen.