Een manager die zwijgt tegen analisten laat de beurskoers dalen, blijkt uit onderzoek. Zwijgen is zilver, spreken is goud?
Onderzoeker Erik Roelofsen, geen nieuws was toch altijd goed nieuws?
“In de financiële wereld blijkt zwijgen juist als slecht nieuws te worden geïnterpreteerd. Dat hadden we vooraf ook verwacht, maar toch zijn we verbaasd over de omvang van het effect; de beurskoers daalde gemiddeld met enkele tienden van een procent als een bestuurder geen antwoord wil geven op een vraag van een analist. De oorzaak hiervan ligt in de openheid van zulke conference calls met analisten; in de Verenigde Staten kan bijvoorbeeld iedereen meeluisteren. En dus ook direct actie ondernemen op wat er gezegd wordt.”
Moeten bestuurders dan maar alle informatie op tafel gooien?
“Nee, dat zeker niet. Er kunnen goede redenen zijn om te zwijgen, zoals concurrentie en mogelijke schadeclaims. Wel moeten bestuurders beter afwegen wat ze vertellen en hoe ze dat doen. Een opvallende uitkomst van ons onderzoek is dat bestuurders die een beloning krijgen die gebaseerd is op de aandelenkoers opener zijn dan wie dat niet krijgt. Als de koers direct aan zijn beloning is gerelateerd, heeft de manager baat bij het brengen van goed nieuws. En slecht nieuws wordt ook eerder verteld, omdat ze anders in een later stadium tegen de juridische gevolgen aanlopen, of imagoproblemen krijgen. Het onderzoek geeft dus ook een extra dimensie aan de beloningsdiscussie.”
Een bestuurder kan of mag soms geen informatie geven. Wat dan?
“We hebben niet onderzocht of het helpt om op zijn minst uit te leggen waarom een vraag niet beantwoord kan worden, maar gevoelsmatig zeg ik dat het verschil maakt. Bestuurders moeten vooraf in elk geval een goede analyse maken, door bijvoorbeeld de te verwachten vragen door te nemen. De huidige tactiek wordt vaak ingegeven door juristen. Die adviseren meestal om zo weinig mogelijk te zeggen, want dan is er ook het minste risico op een claim. Maar over de economische gevolgen van deze tactiek wordt vaak niet voldoende nagedacht.”
Het onderzoek, waarbij 1200 bijeenkomsten van bestuurders zijn bekeken, is uitgevoerd door Erik Roelofsen, Maarten Pronk en Stephan Hollander, verbonden aan de Erasmus Universiteit en de Universiteit van Tilburg.