Van de 100.000 jongeren die thuiszitten, wil bijna de helft niet werken. Dat schrijft staatssecretaris Van Hoof (Sociale Zaken) in een brief aan de Tweede Kamer.
Volgens Van Hoof gaan 97.000 jongeren tussen de 15 en 22 niet naar school. Zij hebben ook geen baan. De helft van deze thuiszitters wil wel aan het werk, maar kan geen baan vinden of is even niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt. De overige 45.000 jongens en meiden zitten bewust thuis. Zij volgen een deeltijdopleiding, zorgen voor hun ouders of eigen kinderen, zijn ziek of hebben eigenlijk geen duidelijke reden om thuis te blijven.
Voorzitter Hans de Boer van de Taskforce Jeugdwerkloosheid sloeg eerder alarm vanwege het grote aantal onwillige jongeren. Volgens hem ging het om zeker 30.000 jongeren, die het best ouderwets in kazernes konden worden gedrild. Het kabinet zoekt naar mogelijkheden om deze jongeren inderdaad verplicht naar opvoedingsinstituten te sturen.
Uit de laatste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat de jeugdwerkloosheid weer een klein beetje is gestegen, maar de trend is een forse daling sinds twee jaar. Probleem is wel dat niet-westerse allochtonen daar niet van profiteren. Zij blijven zonder baan zitten. De werkloosheid onder hen is tweemaal zo hoog als bij andere leeftijdgenoten. Deze jongeren hebben vaak hun school niet afgerond. Van Hoof noemt het opvallend dat wel steeds minder allochtone jongens werkloos zijn, maar dat er bij allochtone meiden niks verandert.
(AD)