Het 'nieuwe' Nederland heeft een nieuwe elite nodig. Leiders met visie die ons land op het spoor te zetten, mensen die verantwoordelijkheid durven nemen. Bram Peper voorspelt het einde van het poldermodel als oplossing van alle kwalen.
Nederland is van slag. Met als aanloop het jaar 2001, waarin de nieuwe economie van het snelle geld een luchtballon bleek te zijn. Voor het gemak waren velen zowel in de particuliere als de politieke sector vergeten dat het in de economie uiteindelijk gaat om échte producten, échte meerwaarde en écht geld. Verwachtingen kennen hun grenzen, Sinterklaas is altijd maar enkele weken in het land. De uitbundige groei die wij na een moeizame herstelperiode van vele jaren hebben gekend in de jaren 1999-2001, kón zo niet langer doorgaan. We hadden kunnen weten dat veel overspannen verwachtingen gebakken lucht waren. Veel investeringen, het kopen van huizen, de aanschaf van duurzame goederen waren gebaseerd op een optimisme dat men zichzelf had aangepraat of door allerlei 'deskundigen' liet aanpraten. Nederland had zich overgegeven aan een collectieve zinsbegoocheling.
En toen was er die elfde september 2001, met die barbaarse acties op het World Trade Center in New York en het Pentagon in Washington. Die gebeurtenissen hebben de wereld en dus ook Nederland een ander aanzien gegeven. Veiligheid werd behalve een intern nationaal probleem zoals criminaliteit ook een probleem dat van buitenaf in onze samenleving kon binnendringen. Niet in de vorm van een leger van een vijandige natie, nee het gaat om niet aan naties gebonden krachten, die onze veiligheid bedreigen. Zij vechten over alle grenzen heen tegen onschuldige burgers. Het is een internationaal netwerk dat zijn vertakkingen heeft in allerlei staten, van de Verenigde Staten, Engeland, België, Frankrijk tot Nederland. Zo werden in ons land in de aanloop van het Europees Kampioenschap Voetbal 2000 tijdig enkele buitenlandse personen onschadelijk gemaakt, die er op uit waren dit mega-evenement te 'ontregelen', om het maar eens vriendelijk te formuleren.
Wat 11 september teweeg heeft gebracht is een algemeen, wereldwijd gevoel van onzekerheid over de toekomst. Het gevoel dat de veiligheid in ons land niet meer alleen afhankelijk is van onze eigen inspanningen, maar ook wordt bedreigd door krachten van buiten, heeft het vertrouwen in de toekomst ernstig aangetast. Daarbij komt nog dat in een deel van onze bevolking sympathie bestaat voor fundamentalistische oriëntatie waaruit zo veel ellende kan voortkomen. De mensen en groepen die het betreft – in dit land woon- en werkzaam – laten zich leiden door krachten van buitenaf. Ook al zijn er misschien maar weinigen, het gevoel van veiligheid in het openbaar leven van straat, plein en weg is hierdoor aangetast. Dicht bij huis kan het gevaar toeslaan. Nog onlangs berichtte onze inlichtingendienst AIVD hierover.
Boekhoudschandalen
In dit klimaat van onzekerheid en onveiligheid – alsof dat nog niet genoeg is – begint de economie in te zakken. Op zichzelf een verschijnsel dat niet onbekend is; we noemen dat conjunctuur. Maar er kwam iets veel ernstigers naar boven. Talrijke captains of industry werden ontmaskerd als gulzige graaiers, die het eigen belang beter in het oog hielden dan het belang van de onderneming. Andere belanghebbenden moesten het afleggen tegen de belangen van de betrokken bestuurders. De soms bewust verkeerd geïnformeerde aandeelhouders worden plotseling geconfronteerd met dalende opbrengsten van hun investeringen, werknemers worden de laan uit gestuurd. En de toezichthouders blijken hun toezicht met een korreltje zout te nemen.
Het vertrouwen dat accountants genieten op grond van hun door de wet gegeven positie van onafhankelijke beoordelaars van de financiële gezondheid van de onderneming(en), wordt door veel van hun malafide collega´s te grabbel gegooid. Zij worden weer 'boekhouder' genoemd, we spreken van de 'boekhoudschandalen'. Hun meebuigen met zelfzuchtige, pocherige ondernemingsbestuurders, heeft de hele beroepsgroep beroofd van de maatschappelijke status en reputatie waarop zij tot voor kort mochten rekenen. Veel accountants hebben zich verlaagd tot spreekbuizen van opgeblazen bestuurders, die het publiek hebben misleid met rooskleurige cijfers en verwachtingen. De namen Enron, Worldcom mogen hier volstaan. Het grote accountantskantoor Arthur Andersen verdween zelfs geheel van het toneel. Ook in Nederland ligt deze beroepsgroep – op goede gronden – onder vuur. En het einde is nog niet in zicht, zoals blijkt uit de Parlementaire Enquête Bouwnijverheid.
Er is een fundamenteel gebrek aan vertrouwen ontstaan in diegenen die verantwoordelijkheid dragen in onze samenleving, wat weer het vermogen aantast om met gedurfde oplossingen te komen, en nieuwe wegen in te slaan. De onzekerheid over de toekomst en het gebrek aan vertrouwen, die onze samenleving in haar greep hebben, maken het voor mensen lastig om vooruit te (durven) zien. Hun tijdshorizon wordt als het ware ingekort. Wanneer dan ook nog de elite onzeker is over haar plaats en rol, dan dreigt stagnatie.
Het kenmerk van een moderne samenleving – de moderniteit, zoals Pim Fortuyn dat noemde – is nu juist dat wél aan de toekomst wordt gedacht, dat er plannen worden gemaakt voor de middellange (één á drie jaar) en lange termijn (vijf jaar en meer). Wanneer de samenleving haar richting kwijt is, geen inspirerende doelen meer stelt, dan kunnen 'de mensen in het land' moeilijk meer worden aangesproken op hún bijdrage aan de verwezenlijking van wenselijke doelen, zoals veiligheid, gezondheid, onderwijs en de omgang met migranten.
Het is om die redenen dat wij er rekening mee moeten houden dat de maatschappelijke en economische stagnatie nog wel enige tijd zal aanhouden. Door onze internationale verwevenheid is de situatie nog ernstiger, omdat bijna de gehele wereld in deze stagnatie is betrokken. Wie nog niet geloofde in mondialisering van de economische en politieke verhoudingen, kan niet meer om die conclusie heen.
Voorhoede
Daarom is het zo belangrijk dat er een nieuwe elite opstaat, een elite in de betekenis van 'voorhoede', die met visie, durf en leiderschap de immense problemen van (een begin van) een antwoord voorziet. De vooruitzichten hiervoor zijn niet hoopgevend, al is er een nieuwe generatie in aantocht die – onbevangen tegenover het verleden – hoop geeft. Iedereen kent wel vrouwen en mannen die het spoor niet bijster zijn en vol zitten met initiatieven. Mensen die leiding willen geven en verantwoordelijkheden durven nemen. Die mensen bieden weer hoop.
Betrekken we dit alles op Nederland, dan dringt zich het volgende beeld op. Ook in ons land is de economie bijna tot stilstand gekomen. De groei, de rek is eruit. Veel ondernemingen bleken minder goed geleid dan wij dachten of ons werd voorgespiegeld. Nogal wat 'toppers' moesten het veld ruimen. Zij bleken slechte managers te zijn of waren slachtoffer geworden van hun eigen sprookjes of hun hebzucht. De korte termijn won het van de lange termijn. Ten koste van vele duizenden arbeidsplaatsen, dalende winsten, groeiende schulden, moest – áls het nog kon – de tering naar de nering worden gezet.
In de politiek hebben we het afgelopen jaar wel het meest turbulente jaar uit onze parlementaire geschiedenis beleefd. Daar valt de mislukte poging van Troelstra in 1918 om de revolutie in Nederland uit te roepen bij in het niet. Ook toentertijd een zenuwachtige sfeer en tezelfdertijd een miskenning van de stabiele krachten in Nederland.
In het Nederland van 2002 lijkt ondanks het feit dat ons land zo veel democratischer, mondiger en volwassener is geworden de stabiliteit ver te zoeken. De 'revolte der burgerij' waaraan Pim Fortuyn zo welluidend zijn stem en steun gaf, heeft het politieke landschap door elkaar geschud. Nog nooit zijn zo veel kiezers van partij veranderd, nog nooit is een partij-uit-het-niets met 26 zetels de Tweede Kamer ingetild.
Toch leek het in die herfst van 2001 nog zo rustig in ons land. Er werd serieus rekening mee gehouden dat er een Paars III op komst was, al was de liefde tussen de dragende partijen van Paars II aan het bekoelen. De opiniepeilingen wezen onverkort in de richting van een stevige en stabiele aanhang voor de VVD en de PvdA. Dijkstal werd door opiniepeilers als de aangewezen man voor het premierschap opgevoerd. Kok wilde graag laten zien dat hij in staat was twee kabinetten, beide voor de volle vier jaar, tot een goed einde te brengen. Het huwelijk van prins Willem-Alexander en prinses Máxima dat aanstaande was, stelde een sprookje in het vooruitzicht dat velen met een blij gemoed tegemoet traden. Een tevreden natie, zo leek het.
Natuurlijk, Melkert was een andere persoonlijkheid dan Kok, dat zag je zo. Maar hij was bekwaam, zo zeiden velen terecht, en tijdens Paars I was hij al vier jaar minister geweest. De man immers die zich sterk had gemaakt voor de werkgelegenheid van kansarmen (Melkert-banen) in een tijd – nog zo kort geleden! – dat het spook van de werkloosheid nog door ons land waarde. En het CDA was in die herfst van 2001 verwikkeld in een heftige interne strijd, die de beoogde lijsttrekker Jaap de Hoop Scheffer de kop kostte. Zijn opvolger, de onervaren Balkenende, werd niet in staat geacht zijn partij uit het diepe moeras te sleuren waarin zij na 1994 was beland. In dat jaar verloor het CDA maar liefst 40 procent van zijn kiezers.
Op drift
En toen, in november 2001, kwam Fortuyn, de door de politieke elite uitgekotste 'partij-hopper'. Na een marxistisch radicaal verleden in zijn jonge jaren had hij zijn diensten aangeboden, eerst bij de PvdA, vervolgens de VVD en het CDA. Overal werd deze 'vreemde snuiter' afgewezen. De lokale leefbaarpartijen bundelden zich in de zomer van 2001 in de nationale partij Leefbaar Nederland. Een naam die als een briljante vondst kan worden beschouwd. Door veel toevalligheden vonden Leefbaar Nederland en Fortuyn elkaar. En toen was er geen houden meer aan. Wij kennen de geschiedenis en de treurige afloop.
Toch was er voor wie goed keek al veel langer iets aan de hand in Nederland. Bestudering van de verkiezingsuitslagen in de jaren 1994, 1998 en 2002, leert ons dat ook Nederland na 1989 (de val van de Berlijnse Muur en het communisme) in hoog tempo is veranderd. Anders dan in alle decennia die aan 1989 voorafgaan, zien we in de jaren negentig dat de kiezers op een ongekende wijze 'op drift' zijn. Anders gezegd: meer dan de helft van de kiezers bepaalt de partijvoorkeur pas naar de inzichten die zij zich in de directe aanloop naar verkiezingen eigen hebben gemaakt. Met andere woorden: men stemt minder uit traditie of ideologie, en meer op grond van opvattingen en gevoelens die zich ten tijde van de verkiezingen vormen. De kwaliteit, robuustheid en persoonlijkheid van politieke leiders spelen een beslissende rol in het oordeel van de kiezers. Partijen kunnen steeds minder rekenen op een harde kern van mensen die altijd op dezelfde partij stemmen.
Wij hebben hier naar mijn inzicht te maken met een onomkeerbare ontwikkeling. Als dat zo is, dan hebben we er rekening mee te houden dat ons politieke systeem de komende jaren door een ongekende instabiliteit wordt gekenmerkt. Het gaat te ver hier uit de doeken te doen welke hervormingen ter hand moeten worden genomen. Ik maak slechts één opmerking. Nederland is het enige land waar volksvertegenwoordigers niet direct door het volk worden gekozen, maar op grond van het feit dat zij op een lijst van een partij staan. Achter de brede rug van de bekende lijsttrekker worden zij 'gekozen'. Dat is al heel lang niet meer van deze tijd; we zouden het – met Fortuyn – 'achterlijk' kunnen noemen. De volksvertegenwoordiger (of burgemeester) deelt zijn lot niet met de kiezers die hem of haar in het parlement hebben gekozen. Er bestaat daardoor geen 'natuurlijk' contact met de kiezers. Buitenlanders verbazen zich hier terecht over.
Nieuw Nederland
Toch zijn er in onze democratie 'stabilisatoren'. Die zijn vooral te vinden in de diepgewortelde traditie van democratische omgangsvormen en werkwijzen. Nog steeds houden we – een land van minderheden – van goed overleg. Toenemende gewelddadigheid schrikt ons – gelukkig – af, we weten er niet goed mee om te gaan. Het migratieprobleem is ons boven het hoofd gegroeid. Culturen schuren en botsen.
Het 'nieuwe' Nederland vraagt echter wel om leiders en om visie om ons land op het spoor te zetten en te houden. Het 'nieuwe' Nederland schreeuwt ook om mensen die verantwoordelijkheid durven nemen. In die zin is er van ons poldermodel als dé oplossing van alle kwalen, door maar te vergaderen en nog eens te vergaderen niet zo veel meer over. Fortuyn daagde de besturende politieke elite uit richting én partij te kiezen. Die elite – Dijkstal, Jorritsma, Melkert, Benschop, Rosenmöller – is inmiddels grotendeels van het toneel verdwenen. In een samenleving waarin de directe communicatie met de kiezer centraal staat, worden leiders gevraagd die een gezicht hebben, en de koers van en vóór ons land durven uit te zetten.
Het poldermodel draagt het beeld met zich verantwoordelijkheden zoek te maken. Dát model heeft dan ook afgedaan. Het poldermodel als symbool voor het vreedzaam oplossen van geschillen door overleg staat natuurlijk nog recht overeind. Toch moeten we er beducht op zijn dat die mooie democratische traditie wordt bedreigd door lieden die aan praten geen boodschap hebben. Het is daarom niet het slechtste einde van het jaar dat eind november de sociale partners met het kabinet een overeenkomst hebben getekend – al is het maar voor een jaar – om onze economie uit het slop te halen. Want van stakingen, zo hebben we de laatste jaren geleerd, liggen weinig mensen nog wakker. Ook in dat opzicht is Nederland écht veranderd. Het water staat hoog in de polder.
Bram Peper was burgemeester van Rotterdam en minister van Binnenlandse Zaken, thans hoogleraar Public Governance aan de Universiteit Nyenrode. Vorige maand verscheen zijn boekje Een dolend land