Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Greenpeace

Jarenlang stonden ze op voet van oorlog. Maar na 25 jaar is Greenpeace op pr-gebied rechts ingehaald door het bedrijfsleven. Heeft de actieclub nog wel toekomst? “De prioriteiten zijn bij Greenpeace zoek.”

Je houdt het bijna niet voor mogelijk, maar Greenpeace kan nog wat leren van een bedrijf als Shell. Kort geleden liep adviesbureau Berenschot het jaarverslag van de milieuorganisatie na op informatie over duurzaam handelen. Wat bleek? Greenpeace legt maar weinig verantwoording af over het eigen personeels- en milieubeleid. Een bedrijf als Shell, jarenlang doelwit van protestacties, legt een stuk zorgvuldiger uit hoe het bedrijf zich inzet om de situatie voor mens en milieu te verbeteren. De omgekeerde wereld. Greenpeace, dat bedrijven jarenlang verweet prikkeldraad uit te rollen bij de poort als er lastige vragen werden gesteld over het milieu, loopt zelf achter op het gebied van transparante verslaglegging. Een woordvoerder stelde in de Volkskrant dat Greenpeace er nooit bij stil heeft gestaan dat het jaarverslag een manier is om het eigen beleid uit de doeken te doen. Los van de vraag of er nu hele verrassende zaken in dat jaarverslag zouden staan, roept het verschijnen van het nieuws in de landelijke pers een andere vraag op: is Greenpeace wel meegegaan met de tijd? Wie na 25 jaar milieuactivisme in Nederland de balans opmaakt, komt tot de ontdekking dat Greenpeace wat betreft het bespelen van de publieke opinie rechts is ingehaald door het bedrijfsleven. Laverend tussen kritiek van maatschappelijke organisaties en de eigen stakeholders, houden grote multinationals de dialoog over het eigen handelen nauwlettend op gang. Iedereen mag bij Shell aan tafel zijn zorgen uiten over eco-rampen in Nigeria of bedreigde walvissen aan de Russische oostkust. Liever een gesprek en een kopje koffie dan vervelende televisiebeelden op het journaal of gebalde vuisten bij het pompstation. Het drama rond de Brent Spar bracht duidelijker dan ooit aan het licht hoe je als bedrijf een crisis niet moet aanpakken.
Zeker. Ook Greenpeace zat in het rampjaar 1995 fout. Terwijl het volk reddeloos, radeloos en redeloos op televisie de dobberende gele pepermolen richting Noorwegen zag verdwijnen, sprak toenmalig Greenpeace-directeur Ton Tukker eerst van ‘een foutje,’ toen ‘een fout’ en tenslotte van ‘een blunder.’ De geloofwaardigheid van Greenpeace was te grabbel gegooid. Dit mocht nooit meer gebeuren. Maar heeft de leiding geleerd van die fout? Harry Crielaars, tot mei van dit jaar directeur van Greenpeace Nederland, blijft dapper vasthouden dat Greenpeace met het incident zijn doel bereikte. “We zaten fout, maar dankzij wat wij toen deden zag Shell ervan af om nog eens vierhonderd boorplatformen in diepe wateren af te zinken.”

Oranje slingers

Dit rotsvaste geloof in het eigen gelijk kenmerkt ook nu nog hoe Greenpeace via de media met het publiek communiceert. Campagnes worden uitgezocht en afgestemd op maximale impact, zelfs al staat het thema laag op de maatschappelijke relevantieladder. Kernenergie bijvoorbeeld is in Nederland een uitstervend fenomeen. De regering heeft aangekondigd de laatste centrale in Borssele in 2013 te willen sluiten. Wat daarna overblijft is de opslag van kernafval uit ziekenhuizen, laboratoria en rookmelders. Dit wordt eerst opgewerkt in Engeland en Frankrijk, waarna het voor 100 jaar een fonkelnieuwe bunker in Vlissingen-Oost ingaat. Onacceptabel voor Greenpeace, dat vlak voor de opening van het gebouw door koningin Beatrix in september luid van zich liet horen. In een open brief aan het staatshoofd riep de organisatie haar op af te zien van de opening, die ‘uw positie als staatshoofd en het milieubewuste imago van Nederland geen recht doet.’ Directeur Hans Codee van Covra, de exploitant van de opslagplaats, begrijpt niets van deze donquichotterie. Het nieuwe gebouw is zo veilig als maar kan. “Greenpeace heeft in het maatschappelijk debat over kernenergie zijn nut gehad,” geeft hij toe. “In de jaren ’60 en ’70 was het nog heel gebruikelijk om radioactief afval in diepe wateren te dumpen. Dat is nu ondenkbaar, Greenpeace heeft daar goed mee gescoord. Dan moet je het onderwerp vervolgens ook laten rusten. Maar dat doen ze niet.” Het heeft voor een maatschappelijke organisatie niet langer zin om principieel tegen kernenergie te zijn, vindt Codee, omdat dit anno 2003 een politiek onderwerp is. Uit een Nipo-enquête bleek eerder dit jaar dat 46 procent van de ondervraagden voor kernenergie is, mits dit veilig wordt opgewekt. In dat klimaat is het voor Greenpeace lastig uitleggen dat het transport, de verwerking en opslag van kernafval verwerpelijke activiteiten zijn. En daarom wordt steevast het oudste middel uit de groene medicijnkast aangebroken: angst. Op de site van Greenpeace zijn beelden te vinden van een begraafplaats met op de achtergrond rokende koeltorens van een kerncentrale, een geel vat met atoomteken en oranje slingers, en de boodschap ‘kernafval is 3200 generaties een probleem.’ Liesbeth van Tongeren, de kersverse directeur van Greenpeace Nederland, erkent dat kernenergie de laatste jaren is weggezakt als maatschappelijk relevant thema. Maar het principiële standpunt van Greenpeace moet niet meegaan met die beweging. “Die Nipo-enquête gaat niet van een reële vraagstelling uit. Als je mensen vraagt of ze voor oorlog zijn als er geen doden vallen, zeggen ze waarschijnlijk ook ja. Feit blijft: kernenergie kan niet veilig worden opgewekt, er is geen enkele veilige methode om met het afval om te gaan.” Het angstmiddel heeft Greenpeace, dat voor zijn inkomsten volledig afhankelijk is van donateurs, in het verleden geen windeieren gelegd. Maar hoewel het donateurbestand de afgelopen tien jaar met ruim 100.00 gulle gevers is uitgebreid, moet Greenpeace er meer moeite voor doen om ze de beurs te laten trekken. Dit jaar daalde het aantal donateurs met 2 procent. Oud-directeur Crielaars erkent dat er bij de gemiddelde burger sprake is van afgenomen betrokkenheid bij milieuvraagstukken. “We hoeven niet onder stoelen of banken te steken dat milieuorganisaties het moeilijk hebben.”

Bebaarde strijders

Wie een verklaring zoekt voor deze teruggang komt tot een pijnlijke constatering: Greenpeace is ingehaald door het eigen succes. De grote thema’s waar de organisatie destijds voor in het leven is geroepen, zijn merendeels opgelost. Greenpeace werd in 1971 in Canada opgericht als protestclub tegen Amerikaanse kernproeven bij Alaska. Een bont gezelschap van studenten, een maatschappelijk werker en een voormalige diepzeeduiker, sloeg de handen ineen om een tweede nucleaire test te voorkomen. Dat lukte, en in de jaren erna slaagden de activisten er in om met veel gevoel voor spektakel op te duiken bij acute milieuproblemen. Draaiende camera’s legden de heroïek van de vaak bebaarde strijders vast voor een onwetend wereldpubliek. De beelden van actievoerders in hun kwetsbare rubberbootjes voor de boeg van een dreigende walvisvaarder met nors kijkende vissers gingen de hele wereld over. Hun geweldloosheid won veel sympathie, zeker toen in 1985 de Franse geheime dienst het schip Rainbow Warrior in de haven van Auckland opblies. Successen stapelden zich op: een wereldwijd moratorium op de walvisvangst en de invoer van zeehondenvacht naar de EC in 1982, een wereldwijd verbod op het dumpen van radioactief afval op zee in 1993. Het waren gouden tijden voor Greenpeace, dat zou doorgroeien tot een mondiale organisatie met vestigingen in 39 landen. Eind jaren tachtig telde het overkoepelende Greenpeace International bijna vijf miljoen donateurs.
Tijden veranderen. De standpunten van Green-peace stuitten in de jaren negentig steeds vaker op bezwaren van de eigen achterban. In de Eerste Golfoorlog verzette Greenpeace zich fel tegen Amerikaanse inmenging in het conflict. In de VS regende het opzeggingen: het aantal Amerikaanse donateurs daalde van 1,2 miljoen naar 400.000. Het verlies aan inkomsten stortte het kantoor in Washington in een financiële crisis. Kort voor de Tweede Golfoorlog stuurde Greenpeace Nederland 700 bekende Nederlanders een button, een ‘wit vierkant voor de vrede.’ Hoofd campagnes Eco Matser protesteerde hiermee tegen een preventieve oorlog in Irak. Na een gelijktijdige protestactie tegen een Amerikaans militair transport in de Rotterdamse haven, ontving het kantoor in Amsterdam honderden boze telefoontjes. Een milieuorganisatie moet zich niet in een politieke kwestie mengen, was een veelgehoorde klacht. Honderden bellers meldden zich af als donateur. “Een relevant deel van onze achterban had er vragen over,” erkent Matser. “En laten we eerlijk zijn: de bedreiging van het milieu was in ons standpunt niet de belangrijkste zorg. Wel dat met de afbraak van internationale overlegorganen zoals de VN ook het mondiale milieubeleid een deuk oploopt.” Op andere terreinen moet Greenpeace er zwaarder aan trekken om de eigen standpunten te verkopen aan het publiek. De thema’s die in de 21e eeuw spelen zijn complexer en moeilijker te vangen in het plaatje van Goed en Slecht. Hoe leg je uit dat genetisch gemanipuleerd voedsel verboden zou moeten worden als wetenschappers tegelijkertijd roepen dat er in de Derde Wereld levens mee gered kunnen worden? Waarom moet Nederland miljarden investeren in windmolenparken, als tegenstanders uitrekenen dat diezelfde molens slechts marginaal bijdragen aan de totale energiebehoefte? Om maar niet te spreken over de aantasting van het landschap en waardevermindering van huizen van omwonende burgers. Dezelfde burger die Greenpeace zo graag op zijn lijst van trouwe donateurs bijschrijft.“We moeten harder werken en creatiever aan de gang,” beaamt Van Tongeren. “De meeste Nederlanders zijn niet in staat het verband tussen de ozonlaag en klimaatverandering uit te leggen.” Hoe los je dit op? Door meer te zwaaien met wetenschappelijke rapporten en tegelijkertijd de problemen te versimpelen tot morele kwesties. Harry Crielaars besloot in 1999 na zijn aantreden als directeur Nederland de onderzoeksafdeling van Greenpeace flink uit te breiden. Tegenstanders wijzen erop dat Greenpeace daarbij selectief winkelt in beschikbaar wetenschappelijk materiaal. We blijven bij het voorbeeld van gemodificeerde gewassen. Volgens Greenpeace is het mengen van genen van verschillende soorten ‘onnatuurlijk’ en zijn de gevolgen voor plant, dier, mens en milieu onvoorspelbaar. Het Zwitserse biotechnologiebedrijf Syngenta ontwikkelde een rijstsoort die het tekort aan vitamine A en ijzer aanvult. De zogenoemde ‘Golden Rice’ geldt als een potentiële oplossing voor de honger in de Derde Wereld. Greenpeace is er fel op tegen. Niet omdat deze rijstkorrel gevaarlijk is voor mens en milieu, maar omdat boeren in de Derde Wereld meer afhankelijk worden van de chemische industrie. Bovendien worden de onderliggende problemen (corrupte politieke structuren en sociale ongelijkheden) er volgens Greenpeace niet mee opgelost.Een onzinnig argument, vindt een groep wetenschappers verenigd in de Stichting Heidelberg Appeal (HAN). “Ik noem het een vorm van eco-imperialisme,” briest Jaap Hanekamp, directeur onderzoek van HAN. “Het is gewoon immoreel om arme landen een middel in de hongerbestrijding te onthouden op grond van wat ik alleen maar kan omschrijven als politieke argumenten.” Matser, na het vertrek van Crielaars een half jaar de facto directeur van Greenpeace Nederland, is niet onder de indruk van de kritiek. “Die rapporten van HAN worden niet zo serieus genomen.”
Toch krijgt de kritiek van HAN bijval uit eigen kring. Patrick Moore, een van de oprichters van Greenpeace, uitte in een interview met weekblad Intermediair dezelfde zorgen. “De prioriteiten zijn bij Greenpeace zoek. Ze voeren campagne tegen ‘Frankensteinvoedsel’ en ‘Killertomaten’, terwijl er nauwelijks wetenschappelijke argumenten zijn dat genetisch gemanipuleerd voedsel schadelijk is.” Moore verwees hiermee naar prins Charles, die genetisch gemanipuleerde gewassen ooit vol afschuw omschreef als ‘Frankensteinvoedsel’. Een term die door Greenpeace gretig werd overgenomen voor de workshop In plaats van Frankenstein, bedoeld om de voordelen van biologische landbouw onder de aandacht te brengen. Greenpeace pleit voor handhaving van wereldwijde milieunormen, ook in derdewereldlanden. Weer een vorm van datzelfde eco-imperialisme, vinden critici. Het rijke Westen had na de Tweede Wereldoorlog alle kansen om zonder veel aandacht voor het milieu een hoog welvaartsniveau te bereiken. Rokende schoorstenen waren in de jaren ’50 een teken van voorspoed. Door nu strenge milieueisen op te leggen aan arme landen waar de economie nog niet zo ver is, ontneem je die landen de mogelijkheid hetzelfde welvaartspeil te bereiken. “Ze willen windmolenparken in Derde Wereldlanden aanleggen,” schampert Hans Labohm, adviseur van Instituut Clingendael. “Die dingen kosten per kilowatt twee tot drie keer zoveel als conventionele energiebronnen.” In het rapport Beter Besteed van HAN en de Edmund Burke Stichting werd uitgerekend dat het 15 miljard euro kost om een windmolenpark van 6 gigawatt (een vijfde van de Nederlandse energiebehoefte) aan te leggen. Hoe moeten arme landen dat opbrengen? “Ik ken die cijfers niet,” reageert Matser. “Ik weet wel dat in arme landen nog geen conventioneel elektriciteitsnet ligt. Als je dat van de grond af moet opbouwen, kost het niet zo veel meer om meteen met alternatieve energiebronnen aan de slag te gaan. Alleen, het is vaak in het belang van grote westerse ondernemingen en banken om in arme landen een traditionele energiecentrale neer te zetten. Dan kunnen ze weer een lening afsluiten.”

Realistisch

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Kritiek van binnen en buiten, afgenomen betrokkenheid van de gewone burger bij milieuzaken. Heeft Greenpeace nog wel toekomst? Labohm van Instituut Clingendael denkt van niet. Milieubewegingen hebben zich volgens hem gediskwalificeerd. “Greenpeace speelde in het verleden een belangrijke rol, maar is de laatste tijd geradicaliseerd. Uiterst linkse kringen hebben daar de overhand gekregen. Die strategie is ten dode opgeschreven. Greenpeace zal zijn ideologische veren af
moeten schudden.” Crielaars is optimistischer gestemd. “Ik ben met je eens dat in Nederland Greenpeace goed moet nadenken over de manier waarop ze haar boodschap over het voetlicht brengt. Met lobbyactiviteiten en informatievoorziening bereik je tegenwoordig meer dan voor de zoveelste keer op het dak van Dodewaard te gaan zitten. Maar er zijn volop landen waar onze protestacties wel succesvol zijn. Ze zijn nog steeds nodig. Wereldwijd voeren we net zo veel acties als voorheen.” Zo is de sloop van oude zeeschepen in Derde Wereldlanden een actueel thema. Oude schepen bevatten veel giftige materialen. Asbest, loodverf en pcb’s. In de jaren ’70
werden deze wrakken in Europa professioneel gesloopt. Maar omdat het te duur werd om aan de strenge milieueisen te voldoen, verhuisde de industrie naar landen als India en China, waar de normen minder streng zijn. Greenpeace voert hier actief campagne tegen. De Rainbow Warrior ligt momenteel in Indiase wateren om milieuver-ontreiniging te meten en scheepseigenaren daarmee te confronteren. Op vaderlandse bodem heeft Greenpeace te maken met een terugtredende overheid. Sinds het aantreden van het kabinet-Balkenende II moet het milieu het in Den Haag doen met een staatssecretaris. En die wil 700 miljoen euro bezuinigingen. “De overheid stelt zich steeds minder op als hoeder van het milieu,” verzucht Crielaars. “Ineens wordt er weer gesproken over kernenergie en gasboringen in de Waddenzee. Onderwerpen die kennelijk weer bespreekbaar zijn.” Er is kortom nog genoeg te doen, vindt ook zijn opvolger Van Tongeren. “De onderwerpen blijven de komende jaren dezelfde: bossen, klimaat en energie, giftige stoffen. Je streeft naar een periode op aarde dat Greenpeace niet meer nodig zal zijn. Maar ik ben realistisch genoeg om te denken dat het de komende millennia wel het geval zal zijn.” En meer overleg met het bedrijfsleven is een groot goed, maar dat betekent niet dat Greenpeace zijn rol als luis in de pels inlevert om stakeholder te worden. Met een glimlach pakt Van Tongeren een oud nummer van Management Team van tafel. “Wanneer wordt jullie blad nou eens op milieuvriendelijk papier gedrukt?”