De arbeidsmarkt verlangt meer flexibiliteit van werknemers. Maar willen en kunnen we dat wel?
Om de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven te verbeteren moeten werknemers flexibeler worden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) wil dit, ondernemersorganisatie VNO-NCW is al jaren voorstander en ook GroenLinks is inmiddels om.
Justus Veenman, hoogleraar economische sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, is echter niet direct voorstander: “Herintredende vrouwen, allochtonen en lager opgeleiden krijgen juist minder kansen als de arbeidsmarkt flexibeler wordt. Bovendien willen mensen niet gedwongen worden om flexibeler te werken.”
Veenman leidde onlangs een onderzoek naar de opkomst van een flexibele arbeidsmarkt. Uit dit onderzoek blijkt dat een flexibele arbeidsmarkt leidt tot nieuwe vormen van ongelijkheid. “Er komen meer outsiders, mensen die geen werk kunnen vinden. Vooral Turken, Marokkanen en herintredende vrouwen blijken moeite te hebben zich aan de veranderende arbeidsmarkt aan te passen.” De oorzaak hiervan ligt volgens Veenman in een gebrek aan zelfredzaamheid.
Combinatie werk en privé
Dat meer flexibiliteit negatief kan uitpakken, bewijst ook onderzoek van de Europese Unie naar uitzend- en oproepkrachten. Michiel Kompier, hoogleraar arbeidspsychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen: “Die hebben het moeilijk. Ze hebben weinig controle over hun werk, kunnen hun eigen tempo vaak niet aanpassen, ze werken gemiddeld harder dan anderen en verdienen desondanks minder. En dan wordt er ook nog minder in ze geïnvesteerd, ze krijgen nauwelijks kansen om zich te ontwikkelen.”
Het is echter niet zo dat flexibel werk altijd negatief uitpakt. Veerman: “Mensen streven naar een goede combinatie van werk en privé, zeker als ze jonge kinderen hebben. Bepaalde vormen van flexibele arbeid passen daar goed bij. Zo kan het aantrekkelijk zijn om parttime te werken.”
Lees meer bij Trouw