Volgens een onderzoek dat het Centraal Planbureau uitvoerde samen met adviesbureau Ecorys-Nei (het vroegere Nederlands Economisch Instituut), moet er een eind komen aan de bevoorrechte positie van de Belastingdienst bij faillissementen.
Omdat de fiscus als eerste moet worden terugbetaald, gaan de andere crediteuren bij faillissementsproblemen zich massaal te buiten aan zogenaamde ontwijkingsconstructies, waarbij de Belastingdienst zo veel mogelijk achter het net vist. Maar vooral – aldus het CPB – wil de fiscus bij faillissementsprocedures nog wel eens coulanter optreden dan goed is voor het economisch proces. Omdat de Belastingdienst toch als eerste aan bod komt, kan ze zich deze houding permitteren. Een snelle, noodzakelijke sanering wordt daardoor te lang uitgesteld, waarmee maatschappelijk kapitaal wordt vernietigd.
Volgens het CPB is met name bij grote ondernemingen het belang van de banken zodanig groot, dat die heus de juiste, scherpe keuzes zullen maken om een bedrijf alsnog nieuwe overlevingskansen te bieden, of niet. Het coulante gedrag van de fiscus werkt daarbij alleen vertraging en ruis in het noodzakelijke proces in de hand.
Bij kleine bedrijven is dat anders. Banken zijn daar minder geïnteresseerd in de overlevingskansen en dus eerder geneigd de schulden op te eisen. Gevolg: faillissementen die niet altijd nodig zijn.
Vandaar, zeggen de onderzoekers, zou bij wet een onderscheid moeten worden gemaakt tussen grote en kleine bedrijven bij een faillissement. Het beëindigen van de voorrangspositie van de fiscus is al een tijdje twistapppel tussen de ministeries van Financiën en Economische Zaken. Financiën vreest jaarlijks zo´n 800 miljoen euro aan inkomsten te missen. Maar volgens de onderzoekers is dat enkele honderden miljoenen minder, omdat er nooit rekening is gehouden met de toename van de vennootschapsbelasting bij schuldeisers die meer terugzien van hun vordering. Maar Financiën is nog niet om. Naar verluidt zal het kabinet eerst nog vragen om een studie naar buitenlandse ervaringen. (PdW)