Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Eindelijk af van de regeldruk?

Het bedrijfsleven zucht onder de regeldruk. Doelstellingen om er iets aan te doen, zijn er al drie kabinetten lang. Wanneer gaan ondernemers er nu eindelijk iets van merken? Het goede nieuws: er gloort hoop aan de horizon.

Initiatieven van de overheid kunnen meestal niet rekenen op gejuich uit het werkveld, behalve die van de commissie-Stevens. In 2004 werd deze in het leven geroepen door de toenmalige bewindslieden Zalm en Van Gennip en voorgezeten door fiscaal-econoom Leo Stevens. De commissie nam iedereen voor zich in door te beginnen met een grondige inventarisatie van de problemen waar ondernemers niet alleen daadwerkelijk tegenaan lopen, maar die ze vooral voelen.
In 2006 verscheen een lijvig rapport, getiteld: ‘Regels op maat’. In dit rapport legt de commissie Stevens feilloos de vinger op de zere plek en kwam zij met concrete adviezen en oplossingen die zowel in de politiek als onder ondernemers op brede steun mochten rekenen.
Maar nu, een jaar later, is er nog niet veel gebeurd met deze aanbevelingen. Waarom niet? Als iedereen dit probleem aan wil pakken en op wil lossen, waarom lijkt de vermindering van de regeldruk dan toch steeds te stranden in een woud van goede bedoelingen? Om dat te kunnen begrijpen keren we eerst terug naar de kern van het probleem.

Nederland regelland
Bureaucratie bestaat bij de gratie van beheersing en Nederland is een land van regels geworden. Wij kunnen niet meer omgaan met risico’s in onze samenleving. Maar is het niet juist zo, dat we door het nemen van risico’s groot geworden zijn? Dat lijken we te zijn vergeten. Een ondernemer omschreef het als ‘we zijn gewend geraakt aan een overheid die een bijna DDR-achtige zekerheid weet te bieden’. Cees Oudshoorn, directeur economische zaken bij VNO-NCW ziet die ontwikkeling ook. “De overheid is voor ons de beschermheer. Men wil preventie geregeld hebben. Er lijkt sprake te zijn van een verslaving aan de overheid. Dat is dodelijk voor mensen, ondernemers die snel aan de slag willen. Ik ben benieuwd hoe de regel-is-regel-mentaliteit en de bijbehorende claimcultuur doorbroken kunnen worden.”
Het vertrouwen dat er daadwerkelijk iets zal veranderen was ook bij andere belanghebbenden niet al te groot, zo bleek tijdens het vooronderzoek van de commissie. De reactie van Jacques Schraven, de toenmalige voorzitter van VNO-NCW, liegt er niet om. Hij haalt in de verkenningsnota van de commissie Stevens uit 2005 fel uit. “Ik moet nog maar zien dat er echt wordt vereenvoudigd. Tot nu toe wordt door ministeries vooral met de mond beleden dat ze meewerken. Waar het ene ministerie dat goed doet, saboteert een ander elke poging om regeldruk te verminderen.”
Loek Hermans, voorzitter van MKB Nederland, is ook niet onverdeeld positief. “Die 25 procent terugdringing is vooral een macroverhaal. Daar kopen we niet veel voor. Voor het mkb telt het of je makkelijk een bedrijf kunt beginnen. Maar er zijn zoveel regels voor het starten van een bedrijf, dat de moed je bijna in de schoenen zakt. Laten we nu eens beginnen met de mentaliteit dat we niet alles tot in detail hoeven te regelen. Natuurlijk moet er een vangnet zijn, maar laat daarboven dan alles los. Als starter kun je niet eens een simpele bankrekening openen. Je moet eerst bewijzen dat je kunt ondernemen. Daarnaast kan een ondernemer het zich, in onze optiek, helemaal niet permitteren om de regels te overtreden. Hij moet zich aan zijn klant verantwoorden, anders kan hij z’n tent wel sluiten. Het zelfreinigend effect is groter dan men denkt. En je kunt met regels niet voorkomen dat er soms toch iets fout gaat. De politiek moet het lef hebben dat te accepteren.”

Kruideniersmentaliteit
De commissie sprak ook met ondernemers. Hans Wijers, de bestuursvoorzitter van Akzo Nobel, ziet drie belangrijker problemen. De stapeling van Europese regels op Nederlandse wetten pakken slecht uit voor innovatie en de concurrentiepositie; de verbrokkelde uitvoering en handhaving van regelgeving is verbrokkeld en inconsistent; en ten slotte het probleem dat niemand het overzicht lijkt te hebben over het totale regelgevingsproces. Wijers: “Bij nieuwe wetgeving wordt het werkveld nauwelijks geconsulteerd en bezwaren worden smalend van tafel geveegd. De beleidsagenda is vooral budgetbeheersend, risicomijdend en is verworden tot het afvinken van voorschriften. Het is een zurige kruideniersmentaliteit waar we tegenaan lopen. Met zo’n houding haal je het vermogen om zelf na te denken weg en ontmoedig je het nemen van verantwoordelijkheid.”
Herman Wijffels, toen nog voorzitter van de SER, voorzag in het rapport-Stevens ook problemen. “Er komt een punt waarop voor iedereen duidelijk is dat er fundamenteel iets moet veranderen. Dat te realiseren vergt een harde strijd. Er zijn altijd mensen die het prettig vinden, of er belang bij hebben regels op te leggen.”
Een veelgehoorde klacht is dat in de handhaving de interpretatieruimte is verdwenen. “De hoeveelheid details nemen toe en de handhavers worden steeds minder tolerant. Regeren op het niveau van relatief kleine problemen, resulteert in allerlei ad-hocregels. De hoofdmoot van de ambtelijke energie wordt besteed aan het uit de wind houden van bewindslieden tijdens de incidentgerichte parlementaire debatten in plaats van het oplossen van achterliggende thema’s. De overheid is nogal ‘trigger happy’”, zo klagen veel ondernemers. “Zodra er een incident is, stelt men regels op om een soortgelijke gebeurtenis bij elk ander bedrijf te voorkomen.”
Jeu Claes, directeur van Koninklijke Horeca Nederland, zegt: “Een ondernemer is per definitie iemand die graag zijn verantwoordelijkheid draagt. Het opleggen van regeltjes en altijd maar controleren heeft tot gevolg dat die verantwoordelijkheid niet meer serieus wordt genomen.”

Onderling wantrouwen
Een ander probleem zijn de over en weer verkeerde beelden; elke ondernemer is een boef en elke ambtenaar is een onwelwillende pennenlikker. Joep Rats van MKB Nederland: “In Nederland hebben we nog steeds last van het feodale idee dat een ondernemer zijn kleine knecht wil uitbuiten. Terwijl dat toch echt een achterhaald beeld is. Uit de regels en de manier van handhaven spreekt nog zo veel wantrouwen tegen ondernemers, dat kan gewoon niet meer. Daarnaast hebben wij een aantal rampen gehad, waarna men over elkaar heen buitelde met verzoeken om wetten en regels. Natuurlijk is het een taak van de overheid om haar zaakjes op orde te hebben en natuurlijk is er in het verleden absoluut aanleiding geweest om bepaalde landelijke regels en wetten in te voeren om mensen te beschermen. Toch vragen wij ons af waarom regeltjes maken leuker is dan regels afschaffen of vereenvoudigen, want daar lijkt de meerderheid van de overheid niet voor te porren. Ambtenaren zouden zich eens af moeten vragen wie hun klanten zijn en hoe zij hen tegemoet zouden kunnen komen. Dat is de cultuuromslag die nodig is, want men gaat niet uit van ‘goed werkgeverschap’.”
Anderen stellen dat Nederland in een neerwaartse spiraal richting de Ameri-kaanse claimcultuur zit. Toezichthouders houden zich exact aan de letter van de wet, zodat escalatie van problemen altijd wordt voorkomen.

Maakbaarheidsillusies
Leo Stevens blikt een jaar na dato terug op zijn werk. “Het meewerken aan deze commissie vond ik een euforische ervaring, echt ontzettend leuk. Door de hele samenleving heen sjouwen. Niet zelf analyseren, maar vragen stellen aan ondernemers. Uitzoeken waar de voetangels en de klemmen zitten. Een mooi voorbeeld hiervan vind ik dat de beelden over en weer, tussen ondernemers en toezichthouders, niet bleken te kloppen. Wij hebben symposia georganiseerd om hen nader tot elkaar te laten komen. Als dat dan ook daadwerkelijk lukt, dan is dat geweldig.
“Het probleem zit hem verder niet in de hoeveelheid regels, het gaat om de kwaliteit. Ondernemers vinden regels prima, als ze maar niet onnodig of onhandig zijn. Je moet niet alles tot op de punten en komma’s willen dichttimmeren. We moeten van stoplichtregelgeving naar rotonderegelgeving. Dat biedt ondernemers de mogelijkheid dynamisch en verantwoord in te voegen in het regelnetwerk. Wat wij nodig hebben zijn de bonafide lefgozers, de ondernemers die ruimte nodig hebben om te kijken hoe iets wel kan.”
Of het gerealiseerd gaat worden? Dat hangt af van de actiebereidheid van alle partijen af. Het staat in elk geval wel weer genoemd in dit regeerakkoord, maar men moet niet denken dat men de doelstelling ook met het alleen indikken van regels gaat behalen, want daar geloof ik niet in. Verder ben ik er wel optimistisch over. Ik zie wel een kentering in de manier van denken. De regelcultuur moet anders. We moeten gewoon de druk blijven opvoeren. We blijven natuurlijk tegenstand houden van de mensen die denken dat een toename in flexibiliteit ten koste gaat van de minst weerbaren. Wij moeten ze de ongegrondheid van deze angst laten inzien.

Wat vinden de ondernemers?
Er is een lastenverlichting van 25 procent geconstateerd, maar de ondernemers kunnen zich maar niet aan de indruk ontrekken dat dit het gevolg is van een slimme boekhoudkundige truc, want in de praktijk merken zij er niets van. Het willen bereiken van een lastenverlichting van 25 procent is als doelstelling een breekijzer, maar in de praktijk wordt er resultaat geboekt door te werk te gaan met een soort grove kaasschaaf. René Paas van het CNV omschreef het als volgt tegen professor Stevens: “Het is hogere wiskunde. Je moet erg goed kunnen rekenen om dit proces te kunnen volgen.”
Joep Rats van MKB Nederland is blij met de aanbevelingen, maar maakt zich grote zorgen over de koers van het kabinet. “De politiek heeft een tijd stilgelegen en in dat interbellum is het rapport van Stevens verschenen. Daardoor heb ik nog niet een concrete actie van het kabinet gezien. Wel zijn er goede intenties en ambities. Maar ik houd toch mijn hart vast als ik hoor wat voor plannen er zijn om hiermee ‘voortvarend’ aan de slag te gaan.
Ten eerste is het zo dat niet alleen de regels op verschillende plekken worden gemaakt, maar ook het beleid. Er is geen centrale plek waar alle regels worden geanalyseerd en gecontroleerd op noodzakelijkheid en uitvoerbaarheid. Nu liggen bij de lagere overheden de meest voelbare lasten. Het kabinet wil dat aanpakken door met de 460 verschillende gemeentes een bestuursakkoord af te spreken. Hoe dwingend zal men zijn, kan men zijn? Hoeveel tijd gaat dat kosten? Welke uitruil is er nodig om bepaalde dingen voor elkaar te krijgen? Om nog maar te zwijgen over de invloed van de verschillende coalities die er aan de macht zijn. Je zou natuurlijk ook kunnen voorstellen om iets aan de autonomie van gemeenten te doen, maar minder autonomie is vloeken in de gemeentelijke kerk. De rijksoverheid kan echter strepen wat ze wil, als de gemeenten niet meedoen, dan voelt de ondernemer nog niks. Je moet uniform doen, wat uniform kan. Dat moet het uitgangspunt zijn. En als daar de gemeentewet voor moet worden herzien, dan moet dat maar. Nog lang niet alle overheden zijn al bezig met modern openbaar bestuur. Overheden moet ook zichzelf durven reguleren.
Het tweede risico, dat niet denkbeeldig is, is dat men meteen een bezuiniging plakt op de lastenvermindering. Daarmee zou kunnen gebeuren dat ze niet daadwerkelijk bezig zijn met het schrappen van overbodige regels, maar dat wij de kosten van hun reorganisatie aan het betalen zijn. Er is echt een cultuuromslag nodig, op alle bestuurlijke niveaus. Een gemiddeld bedrijf krijgt bezoek van meerdere instanties, zoals daar zijn de arbeidsinspectie, de brandweer, milieutoezicht, de woningbouw, de welstandscommissie en de keuringsdienst van waren. Het zou ons wat waard zijn als er gewoon één iemand kwam kijken die pas de rest erbij haalt als daar aanleiding voor is.
De mensen die het aangaat, de ondernemers dus, moeten ook echt betrokken worden bij het maken en achteraf analyseren van regels en plannen. Men moet luisteren naar de praktijk. Luisteren stopt niet na honderd dagen.”

Wachten op de uitvoering
Cees Oudshoorn van VNO-NCW is blij dat het onderwerp in ieder geval genoemd wordt in het coalitieakkoord, maar hoopt dat men nu ook echt actie gaat ondernemen. “Ik hoop dat men niet gaat zitten afwachten wat alle verschillende departementen gaan doen met dit onderwerp. Wat ons betreft zouden Economische Zaken en Financiën gewoon het voortouw moeten nemen en de andere departementen moeten aanjagen met hun acties. Maar ik ben blij dat ze het in ieder geval beetgepakt hebben tijdens de onderhandelingen. Dat is positief. Nu willen wij de uitvoering zien.”
Jeu Claes van Koninklijke Horeca Nederland was actief betrokken bij de rondgang van de commissie Stevens door de praktijk. Hij heeft ontzettend veel waardering voor het harde werk dat zij verricht hebben, maar ook hij houdt nog een slag om de arm als het gaat om de hoop op daadwerkelijke verbetering. “De regeldruk is enorm. Een horecaondernemer heeft met wel 130 tot 140 regeltjes en wetjes te maken en niet alleen van de overheid, maar ook van instanties als de Kamer van Koophandel en Buma. Dat hele complexe stelsel legt de druk bij de ondernemers. Het gaat niet alleen om de regels an sich, maar ook om het toezicht en de handhaving. Wij hopen op een situatie waarin je, als je een horecabedrijf wilt opstarten, je een vergunning krijgt waar alles inzit. Je hoeft dan geen terras- en tapvergunning meer apart aan te vragen. Dat scheelt enorm veel tijd en werkt drempelverlagend. Een bedrijf krijgt wel vijftien inspecteurs over de vloer, waarvan acht of negen van de overheid, de rest van andere instanties. En het vervelende is, inspecteurs gaan niet graag naar slechte bedrijven, ze gaan liever naar een keurig bedrijf waar ze netjes met een kopje koffie of iets lekkers worden ontvangen. Dat is de omgekeerde wereld; dat goede bedrijven meer gecontroleerd worden dan slechte bedrijven. Een slecht bedrijf moet je gewoon sluiten, af, uit, amen. Maar ja, dan moet je er wel eerst langs. Ook vinden wij dat de overheid vertrouwen moet uitstralen naar ondernemers. Doe je het goed, dan word je beloond. Het MKB is immers de motor van onze economie. Maak het dan ook mogelijk dat je echt kunt ondernemen. Een gemiddelde ondernemer is 15.000 euro per jaar kwijt aan het omgaan met alle regels en administratieve lasten. Terwijl het gemiddelde jaarinkomen op 25.000 en 30.000 euro ligt. Dat is me nogal een percentage, hé.
“De intentie is goed hoor, maar de uitvoering kan op veel plekken nog zoveel beter. Om te beginnen moet aan banden worden gelegd dat gemeenten de mogelijkheid hebben om standaardformulieren uit te breiden. De wet BIBOB is zo’n voorbeeld. Het standaardformulier is enkele A4’tjes, maar sommige gemeenten weten dat uit te breiden naar 20 tot 25 pagina’s, exclusief bijlagen. En waarom? Dat kan niemand mij uitleggen. Of de toeristenbelasting. Die wordt ook geheven door gemeentes waar niks toeristisch gebeurd. De ambtenaar die dat moet uitvoeren en de accountant die dat weer moet controleren, die kosten net zoveel als het bedrag dat die toeristenbelasting opbrengt. Wat een werkverschaffing. Als je dat per saldo gaat bekijken zouden we met 15 tot 25 procent minder ambtenaren op gemeentelijk niveau toekunnen, maar dat wil niemand horen. Ook Brussel blijft een probleem, men moet daar ook eens ophouden met die betuttelende, door angst ingegeven, houding dat je alles met regels moet willen afdekken. Ja, de bedrijvigheid in het MKB zou enorm toenemen als je al deze onzinnige regelgeving terugdringt.”

Komt het nog goed?
De geluiden zijn niet hoopgevend. De ‘intenties’ zijn goed. De ‘ambities’ liggen er. Concreet gebeurt er echter nog maar bar weinig. Komt het dan nog goed? Het antwoord op die vraag kan alleen maar zijn: hopelijk. Er spelen nogal wat problemen die niet eenvoudig zijn op te lossen, omdat ze met een mentaliteits- of cultuurverandering te maken hebben.
Het is namelijk helaas zo dat ‘incidenten’ lonend zijn voor Tweede Kamerleden. Zij halen de krant of het journaal als ze om maatregelen vragen nadat er een ramp of iets dergelijks is geweest. En dat is weer goed voor hun zichtbaarheid, die zich dan later uit moet betalen in een verkiezingsuitslag. De pers aan de andere kant verkoopt er kranten mee of scoort kijkcijfers. Het is ‘scorebordjournalistiek’ in optima forma. Zowel de pers als de parlementa-riërs varen wel bij dit systeem, het is een mechanisme dat moeilijk is te doorbreken. Een mogelijkheid om hiervan iets te ondervangen zou het Amerikaanse sunset-clausesysteem kunnen zijn. Hierbij vervalt wetgeving na een vastgestelde periode als zij niet opnieuw wordt ingevoerd. Wetten en regels die niets meer toevoegen komen dan dus automatisch te vervallen. Het zogenaamde ‘dode hout’ snijdt zichzelf weg.
Daarnaast ­ en minstens zo belangrijk ­ is dat de ambtelijke cultuur traditioneel minder dienstverlenend is ingesteld dan die in het bedrijfsleven. Het realiseren van de, veelgenoemde, éénloketgedachte zal een reorganisatie van het gemeentelijk apparaat vergen. De algemeen bestuurlijke cultuur zal moeten worden aangepakt. Er zijn plannen met een minder drastische impact gesneuveld.
Het kabinetsvoorstel om 1 bindend bestuursakkoord te bereiken met de 460 individuele gemeenten is gedoemd tot een oneindig proces. Omdat onderhandelen met 460 verschillende vertegenwoordigers per definitie ondoenlijk is, zal de VNG hierin een rol moeten spelen. Maar, hoe dwingend kan zij optreden? De standpunten van de afzonderlijke gemeenten worden logischerwijs beïnvloed door lokale belangen of verkiezingsbeloften, de partijkleuren van een gemeentebestuur. En dan hebben we het nog niets eens over de onafwendbare uitruil die het gevolg zal zijn van de onderhandelingen over dit onderwerp. De enige oplossing om uniformiteit binnen dit onderwerp te bereiken lijkt het inperken van de gemeentelijke autonomie te zijn. Maar, wie gaat er politieke zelfmoord plegen door te pleiten voor het herzien van de gemeentewet? Te vrezen valt dus dat ook deze poging een stille dood zal sterven, vol goede ‘initiatieven’ en ‘ambities’.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

De aanbevelingen

Vorig jaar kam de commissie-Stevens met concrete aanbevelingen om het woud aan regels die Nederlandse ondernemers in de greep houden, uit te dunnen. Dit waren de hoogtepunten: 

 * Leer leven met risico’s. Het is een illusie dat regels alle problemen kunnen voorkomen en risico’s volledig kunnen uitsluiten.

* Herstel het vertrouwen. Ondernemers ervaren dat de overheid zich te zeer laat leiden door een fundamenteel wantrouwen. 

*  Verbeter de dienstbaarheid en servicegerichtheid. Benoem ‘relatiemanagers’ die het aanspreekpunt worden voor de ondernemer, realiseer de éénloketgedachte op alle niveaus en versober het vergunningenstelsel.

* Betrek de ondernemers nadrukkelijker bij het wetgevingsproces.

* Maak gebruik van open normen en toezicht. Ondernemers moeten creatief en innovatief kunnen zijn.

* Verander de regelmentaliteit.

* Verminder de bureaucratie. Stroomlijn de regelgevende bevoegdheden van de verschillende bestuurslagen.

* Verminder de verschillen tussen de gemeenten.

* Zet geen nationale koppen op Europese regelgeving. 

*  Verminder de regels van de brancheorganisaties.

* Continueer de kabinetsbrede aanpak en verantwoordelijkheid. 

*  Maak werk van deze aanbevelingen.