Door gefingeerde berichten te verspreiden wist de vijftienjarige Jonathan Lebed in een half jaar tijd 800.000 dollar koerswinst te maken. De Amerikaanse beurswaakhond SEC klaagde hem aan wegens fraude. Lebeds verweer: “Ik deed niets anders dan de grote analisten op Wall Street.”
Vanaf het eerste begin nam de SEC, de Amerikaanse toezichthouder, de publiciteit rond de zaak-Jonathan Lebed minstens even serieus als de zaak zelf. Misschien nog wel serieuzer. Het kantoor in Philadelphia had de zaak aanhangig gemaakt, dus toen de producer van het televisieprogramma 60 Minutes opbelde om te zeggen dat hij een uitzending wilde wijden aan 's werelds eerste manipulator van de aandelenmarkt van tienerleeftijd, belde hij het kantoor in Philadelphia. “Normaal gesproken bellen we iemand van de top en worden we terugverwezen naar de een of andere pr-man,” zegt Trevor Nelson, de producer in kwestie van 60 Minutes. “Deze keer liet ik een boodschap achter op het kantoor van de SEC in Philadelphia en Arthur Levitts kantoor belde me direct terug.” Levitt, de voorzitter van de SEC, vloog onmiddellijk van Washington naar de studio om in het programma te verschijnen.
Voor de SEC was het niet voldoende dat Jonathan Lebed zijn winsten had overgedragen: zijn naam moest door het slijk worden gehaald; men moest begrijpen dat wat hij had gedaan een misdaad was, met echte slachtoffers. “De SEC bleef maar volhouden dat ze ons de naam zouden geven van een van de slachtoffers van dit kind, zodat we die zouden kunnen interviewen,” vertelt Nelson. “Dat hebben ze echter nooit gedaan.”
Ik wachtte een paar maanden tot de hele zaak een beetje bekoeld was en ging toen naar Washington om Arthur Levitt te spreken. Hij was toen net bezig aan zijn afscheid als langst zittende SEC-voorzitter aller tijden en liep een paar ererondjes in de media voor een geslaagde carrière. Hij was inmiddels 69 jaar oud, maar had vroeger, in de jaren '50 en '60, veel geld verdiend op Wall Street. Op zijn 62e sleepte hij deze baan bij de SEC in de wacht – deels omdat hij een hoop geld had weten in te zamelen voor Bill Clinton – waar hij zich ten doel stelde om de belangen van de 'gewone investeerder' te behartigen. Hij had de oorlog verklaard aan de financiële elite en drukte wetten en regels door die de natuurlijke marktvoordelen voor die elite inperkten. Zijn moedigste daad was beslist de Regulation FD, die bedrijven verplicht om belangrijke informatie rechtstreeks aan het publiek door te geven in plaats van via analisten op Wall Street.
“Internet heeft alles in een stroomversnelling gebracht,” zegt hij. “En we zien steeds meer mensen in de markt die daar niet zouden moeten zitten. Een groot aantal van deze investeerders heeft noch de ervaring, noch de middelen of een professionele handelaar ter beschikking. Dat zijn degenen die de (hier volgde een krachtterm) kochten die Lebed zo pushte.”
“Gelooft u dat hij een deel vormt van een veel groter probleem?”
“Ja, dat geloof ik zeker. En ik vind zijn zaak ook zeer zorgwekkend… ernstiger dan de kerel die een snoepwinkel overvalt… Er bestaat in mijn idee een serieus risico op een anti-businessreactie in ons land. Het tijdperk van de 25-jarige miljardair representeert een soort symbool dat erg afwijkt van de vertrouwenswekkende, hard werkende ondernemer. De 25-jarige miljardair ziet er gelukkig uit, leeft prettig. En investeerders die dan geld verliezen met de aankoop van aandelen van het bedrijf van die 25-jarige ondernemer…”
Zijn stem sterft weg, zodat ik zelf die laatste gedachte kan afmaken.
“Volgens u is het een morele zaak.”
“Zeker.”
“Vindt u Jonathan Lebed een slecht kind?”
“Ja, dat vind ik.”
“Kunt u mij uitleggen wat hij precies heeft gedaan?”
“Hij ging chat rooms binnen en gebruikte 20 gefingeerde namen en postte allerlei berichten…”
“Met gefingeerde namen bedoelt u e-mailadressen?”
“De precieze details weet ik niet.”
De details weet-ie niet? Hij heeft via alle media luidkeels zijn afkeuring uitgeroepen over het gedrag van Jonathan Lebed.
“Laten we het zo stellen,” zegt hij, “Hij kocht, loog en verkocht daarna als het aandeel hoog stond.” De stem van de voorzitter is onnatuurlijk laag geworden. Hij heeft deze woorden niet gesproken, hij heeft ze geacteerd. Het zijn exact dezelfde woorden als hij in '60 Minutes' had gebruikt toen zijn interviewer, Steve Kroft, hem had gevraagd de misdaad van Lebed uit te leggen.
“Wat denkt u ervan?” vraagt hij.
Nou, ik heb er zo mijn eigen ideeën over. In de eerste plaats verbaast het mij dat het legaal is wanneer, bijvoorbeeld, een auteur op Amazon jubelende recensies van zijn eigen boek plaatst, maar illegaal als hij een aandeel aanprijst op Yahoo als hij dat aandeel toevallig zelf bezit. Ik vind het – zacht uitgedrukt – misleidend om tegen verslaggevers te zeggen dat Jonathan Lebed '20 gefingeerde namen' heeft gebruikt, terwijl hij vier e-mailadressen bij America Online had en onder ieder e-mailadres exact dezelfde berichten heeft gepost, zodat niemand die zijn berichten las, zou kunnen denken dat het om meer dan één persoon ging. En verder vind ik dat de SEC-mensen zonder zich te realiseren wat er met hen is gebeurd, zich nu stortten op die mensen – de gemiddelde Amerikaan met een beetje geld om mee te spelen – die ze nu juist geacht worden te beschermen.
En ten slotte vind ik dat de voorzitter van de SEC door met mij of iedere andere journalist te praten over Jonathan Lebed zonder dat hij goed begrijpt wat Jonathan eigenlijk heeft gedaan, een zorgwekkend geloof ten toon spreidt in wat de media van hem zouden slikken.
Maar als hij me vraagt wat ik ervan denk, is alles wat ik zeg: “Ik denk dat de zaak heel wat gecompliceerder is dan u denkt.”
Richard Walker, de verantwoordelijke man voor de handhaving van de regels bij de SEC, zegt geprikkeld: “Dit kind deed voorspellingen over de koers van aandelen. Maar hij had geen enkele grondslag voor die uitspraken.” Voordat ik de kans krijg hem te vertellen dat dat klinkt als wat er dagelijks op Wall Street gebeurt, zegt hij: “En ga me nou niet vertellen dat dit de dagelijkse praktijk is op Wall Street,” dus ik houd mijn mond. Maar dat is het wél. Van analisten wordt het nog altijd geaccepteerd als ze bedrijfswinsten laag inschatten of juist aandelen aanprijzen van de bedrijven die ze naar de beurs helpen brengen zodat ze in een goed blaadje blijven bij die bedrijven. De SEC zou antwoorden dat de analisten niet zelf de aandelen die ze aanprijzen bezitten, maar dat is een kunstmatig onderscheid: ze profiteren direct en groots van de stijging.
“Jonathan Lebed probeerde de markt te manipuleren,” zegt Walker.
Maar daarmee ga je voorbij aan de eigenlijke kwestie. Als analisten van Wall Street en fondsmanagers en ceo's die op CNBC en CNNfn verschijnen om aandelen aan te prijzen niet schuldig zijn aan een poging de markt te manipuleren, wat betekent dat dan in vredesnaam nog: 'de markt manipuleren'?
“Dat is als je een aandeel promoot met als doel de koers kunstmatig op te stuwen.”
Maar als een Wall Street-analist de prijs van een aandeel van een bedrijf dat miljarden verlies draait in één dag 50 punten kan opdrijven, wat betekent dan nog het 'kunstmatig opstuwen' van de koers van een aandeel? De wet klinkt als een volmaakte cirkel. Toevallig is dit punt uitgebreid beschreven in een recent artikel in Business Crimes Bulletin, door twee juridisch experts op het gebied van de effectenmarkt, Lawrence Bader en Daniel Kosove. 'De juridische registers staan vol met adviezen en motivaties waarin manipulatie wordt omschreven als het veroorzaken van een 'kunstmatige' prijs', schrijven de experts. 'Helaas staan er weinig adviezen en motivaties in waarin het woord 'kunstmatig' in deze context wordt gedefinieerd… Door gebruik te maken van het woord 'kunstmatig' hebben de gerechtshoven kunnen vermijden het probleem aan te pakken hoe ze 'manipulatie' moeten definiëren; ze hebben gewoon de ene ongedefinieerde term vervangen door een andere'.
Walker declameert: “De koers van een aandeel wordt kunstmatig verhoogd als hij wordt onderworpen aan andere dan de gebruikelijke marktkrachten.”
Maar wat zijn 'gebruikelijke marktkrachten'?
Een gebruikelijke marktkracht, zo blijkt, is een kracht die er niet voor zorgt dat de koers kunstmatig wordt opgedreven. Kort gezegd komt het hierop neer: een gebruikelijke marktkracht is alles waarvan de SEC zegt dat het een gebruikelijke marktkracht is, of waarvan het de gerechtshoven kan overtuigen dat het er een is. En de SEC vindt dat er in het geval van een tiener die zijn mening geeft via de media geen sprake is van een 'gebruikelijke marktkracht'. Dat kan de SEC ook niet vinden. Als ze dat namelijk wél zou vinden, dan zou ze genoodzaakt zijn de enorme complexiteit van de moderne markt onder ogen te zien – en al die vreemde nieuwe schepselen die, met behulp van internet, 'gebruikelijke marktkrachten' zijn geworden. Toen het internet in botsing kwam met de aandelenmarkt, werd Jonathan Lebed een marktkracht. Adolescentie werd een marktkracht.
Opeens komt er een heldere gedachte in me op: de SEC heeft Jonathan Lebed laten lopen met 500.000 dollar in zijn zak, omdat ze bang zijn dat als ze dat niet doen, er wel eens een rechtszaak zou kunnen volgen die ze zouden verliezen. En als de wet ooit formeel zou verklaren dat Jonathan Lebed geen wet had overtreden, dan zou de SEC zich voor een onmogelijke situatie gesteld zien: miljoenen kleine investeerders die vol overgave hun portefeuilles aanprijzen en daardoor in wezen professionele financiële analisten worden, die in alle hoeken van de kapitaalmarkt voor kleine explosies van onnodige financiële problemen kunnen gaan zorgen. Geen enkele centrale overheid zou de illusie staande kunnen houden dat aandelenkoersen iets 'reëels' representeerden of dat de markt, voor de meeste mensen althans, een plek was van bijzonder productieve vrijetijdsbesteding. Het hek zou van de dam zijn.
“Die knul heeft zelf gezegd dat hij probeerde de markt te manipuleren,” schreeuwt Walker bijna. Maar natuurlijk is dat niet alles wat de jongen heeft gezegd. Hij zei dat iedereen in de markt erop uit was deze te manipuleren.
“Waarom liet u hem dan 500.000 dollar van zijn winst behouden?” vraag ik.
“We bepaalden dat die winsten anders waren dan de winsten die hij behaalde op de elf transacties die we als illegaal hebben aangemerkt,” zegt hij.
Dit is, zo weet ik inmiddels, een mooi verhaaltje. Het bedrag dat Jonathan Lebed had afgedragen aan de overheid was bepaald door onderhandelingen tussen Kevin Marino en het kantoor van de SEC in Philadelphia. De SEC wilde in eerste instantie de 800.000 dollar die Jonathan had verdiend, plus rente. Marino's tegenbod bedroeg 125.000. Ze marchandeerden wat en kwamen uiteindelijk uit op 285.000 dollar.
“Kunt u eens uitleggen hoe u de illegale transacties onderscheidde van de legale?”
“Ik ga de zaak niet punt voor punt met u doornemen.”
“Waarom niet?”
“Dat zou niet netjes zijn.”
Op dat moment zegt Arthur Levitt, die de hele tijd heeft geprobeerd om zo geconcentreerd als een mens maar kan in mijn ogen te kijken, met diepe stem: “Deze jongen heeft geen enkele basis voor zijn voorspellingen.”
“Maar hoe weet u dat?”
En de voorzitter van de SEC, de belichaming van het vertrouwen van investeerders, de verdediger van het idee dat de getallen die onderaan het scherm op CNBC ronddraaien iets 'realistisch' zijn, richt zichzelf op en spreekt: “Ik heb op Wall Street gewerkt.”
Tsja, wat kun je daar nog op antwoorden? Hij had inderdaad op Wall Street gewerkt – in 1968.
“Ik ook,” zei ik.
“Ik heb daar langer gewerkt dan u.”
Walker springt er weer tussen. “De vader van die jongen zei zelfs dat hij die (en toen volgde weer een krachtterm) computer uit de muur zou rukken.”
“Heeft u de vader van Jonathan Lebed ontmoet?” vraag ik.
“Nee, dat heb ik niet,” zegt hij bruusk. “Maar kijk eens hier, we hebben twee jaar eerder, toen dat kind 14 was, met de jongen gesproken. Als ik een kind was en ik werd door een of andere enge overheidsinstantie in de kraag gegrepen, dan zou ik me terugtrekken.”
Dat is het probleem met 14-jarige jongens – vanuit het gezichtspunt van de samenleving. Ze hebben de juiste kneepjes van oneerlijkheid nog niet helemaal onder de knie. Het kost ze jaren van vallen en opstaan om te leren hoe ze respect voor de inhoudsloze autoriteiten kunnen veinzen.
Maar toch! Dat een 14-jarige jongen, die in feite in een vacuüm handelde, huiswaarts keert na een streng verhoor door zes vijandige bureaucraten en zich direct weer op de markt stort – hoe is het mogelijk? Het komt in me op, zoals het ook in zijn advocaat was opgekomen, dat ik een totaal verkeerde benadering heb gekozen om antwoorden te vinden. Het cruciale punt bij Jonathan is dat hij zichzelf opnieuw heeft geschapen op internet. Het internet heeft hem geleerd hoe vaag de grens is tussen perceptie en realiteit. Wanneer mensen hem kunnen zien, behandelen ze hem zoals ze een 14-jarige jongen behandelen. Wanneer ze alleen zijn meningen zien over financiële kwesties, behandelen ze hem alsof hij een serieuze handelaar is. Op internet, waar niemand kan zien wie hij was, wordt hij wie hij is. Waarom heeft hij zich niet laten afschrikken?
Jonathan: “Een maand of twee, drie nadat de SEC me voor het eerst had opgeroepen, begon ik weer te handelen. De reden dat ik die twee à drie maanden niet handelde, was dat ik al mijn geld vast had zitten in een bepaald aandeel. Dat aandeel verkocht ik aan het eind van dat jaar om een verlies te kunnen boeken voor de belasting, waardoor ik weer kon gaan handelen. Ik had me door hun niet laten afschrikken, omdat het duidelijk was dat ze zich ervan wilden overtuigen of ik nou wel of niet werd betaald om aandelen te promoten, en dat werd ik niet. Ze hebben me nooit verteld dat ik iets verkeerds deed en ze hebben me nooit gezegd dat ik iets niet meer mocht doen.”
Tegen september 1999 speelde Jonathan op zijn top. Hij had er de voordelen van ontdekt om, nadat hij aandelen had gekocht in een klein bedrijf, over zijn vele belangen te publiceren. “Ik had het zelf bedacht,” vertelt hij over dit idee. “Het bleek wel uit de kranten en CNBC. Natuurlijk reageert een aandeel op veel publiciteit!”
Nadat hij een aandeel had uitgezocht en aangekocht, schreef hij gewoonlijk een bericht over dat bedrijf en plaatste dit op zoveel mogelijk plekken binnen Yahoo Finance; hij deed dat tussen 5 en 8 's morgens, waarna hij naar school ging. Er golden geen expliciete regels op Yahoo Finance, maar er waren wel wat beperkingen. De eerste was dat Yahoo een limiet had gesteld aan het aantal berichten dat hij kon posten onder eenzelfde e-mailadres. Hij ging Yahoo binnen en opende een account onder een van zijn vier namen die hij bij America Online had; een paar minuten later liet Yahoo hem dan merkwaardigerwijze weten dat zijn berichten niet langer geregistreerd konden worden. Uiteindelijk kwam hij erachter dat zij kennelijk een beperking hadden ingebouwd waar ze de mensen niets over vertelden. Hij loste dit op door onder een van zijn vier andere America Online-namen een nieuwe account te openen bij Yahoo. Door de vier AOL-namen te laten rouleren, zo merkte hij, bleek het mogelijk om voor schooltijd zijn bericht op zo'n 200 prikborden van Yahoo te plaatsen.
Hij kwam er ook achter dat Yahoo geen berichten meer accepteerde van zijn AOL-namen als hij het de keer erop met een ander aandeel probeerde. Dus werd hij gedwongen om nog vier namen te kiezen en helemaal opnieuw te beginnen. Yahoo vertelde hem nooit dat dit niet mocht. “De account werd gewoon, zeg maar, gedeletet,” zei hij. “Yahoo heeft hierin nooit een beleid gehad; ik kwam er toevallig achter.” De SEC beschuldigt Jonathan ervan dat hij zich probeert voor te doen als meer dan één persoon bij het promoten van zijn aandelen, maar als je ziet hoe en waarom hij dit deed, dan is dat duidelijk een leugen. (Hij maakte bijvoorbeeld geen gebruik van de feature op Yahoo voor gebruikers om tot wel zeven verschillende 'gefingeerde namen' voor elk e-mailadres te gebruiken.) Het komt dichter in de buurt van de waarheid om te stellen dat hij deed alsof hij op CNBC optrad.
In de loop van de tijd kwam hij erachter dat sommige berichten meer effect hadden op de aandelenmarkt dan andere. “Ik heb het beslist verfijnd,” zegt hij zelf over zijn alter ego op internet. “In het begin schreef ik de dingen gewoonlijk, erg, zeg maar, professioneel. Maar daarna begon ik delen in hoofdletters te schrijven en uitroeptekens te gebruiken en liet ik het opwindender klinken. Dat werkte beter.” De truck was om een aandeel te vinden waarover hij in vervoering kon raken. Hij zocht de chat rooms op internet en de winkelcentra af met drie dingen in zijn achterhoofd: 1- “Het moest een deel van de aandelenmarkt zijn dat waarschijnlijk populair zou worden”; 2- “Het moest in vergelijking met andere bedrijven uit de branche een ondergewaardeerd aandeel zijn”; en 3- “Het moest nog onontdekt zijn – niet iets waar mensen op de prikborden al volop over spraken.”
Gedurende een aantal maanden kom ik regelmatig Jonathan Lebeds leven binnen en raak ik gewend aan zijn staccato ritme. Zijn opvallendste kenmerk is wel dat hem de vreemdste dingen overkomen en dat hij die als volkomen normaal beschouwt – en er is ook niemand die hem uit die waan haalt. Hij heeft nog steeds de dreiging boven zijn hoofd hangen om vervolgd te worden door het gerechtshof van Newark en in een jeugdgevangenis terecht te komen, maar daar staat hij geen seconde bij stil. Hij heeft zijn ouders, zijn 12-jarig zusje Dana en een hele groep vrienden op de middelbare school van Cedar Grove, van wie de meeste aandelen hebben in internetbedrijven en die allemaal in aandelen speculeren. “Er zijn bij ons op school drie groepen kinderen,” legt een van hen mij uit. “Je hebt de watjes, de blowers en je hebt ons – de meer zakelijk georiënteerden. De watjes en de blowers respecteren wat wij doen. In het begin vroegen een hoop van die lui aan ons: 'Waar zijn jullie mee bezig?' Maar zodra kinderen geld zien, raken ze opgewonden.”
De eerste keer dat ik deze versie van de sociale structuur van Jonathans school hoor, nam ik het met een korreltje zout. Maar toen ging ik een keer met Jonathan en twee van zijn vrienden, Keith Graham en John, mee naar een naburig voorstadje om te doen wat zij het liefste doen als ze niet met zaken bezig zijn: poolen.
“Weet je nog met West Coast Video?” zegt Keith met pretoogjes.
Ik kijk op. We lopen juist langs een vervallen gebouw met 'West Coast Video' op het raam gekalkt.
Jonathan gniffelt veelbetekenend. “Wij hadden zowat het halve bedrijf in bezit.”
Ik kijk hem aan. Hij lijkt volkomen oprecht. Hij begint op zijn vingers de redenen van zijn investering af te tellen.
“In de eerste plaats stonden ze op het punt een internetdochter te openen; ten tweede zouden ze dvd's gaan verkopen, terwijl geen enkele andere videoketen…”
Ik onderbreek hem voordat hij echt op gang is. “Wie had het halve bedrijf in handen?”
“Ik, en een paar anderen. Keith, Michael, Tom, Dan.”
“Plus een paar leraren,” zegt Keith.
“Ja, die leraren hadden er ook over gehoord,” zegt Jonathan. Hij moet me vreemd naar hem hebben zien kijken, want hij vervolgt: “Zoveel stelde het nou ook weer niet voor. We hadden waarschijnlijk geen controlerend belang in het bedrijf, maar we hadden een aardig percentage van de aandelen.”
“Leraren?” vraag ik. “Volgden de leraren jullie in dit soort zaken?”
“Soms,” zegt Jonathan.
“Altijd,” zegt Keith. Keith is een jaar ouder dan Jonathan en hij vertelt de dingen meestal wat meer recht voor zijn raap dan Jonathan. Jonathan wil nog wel eens iets dramatiseren of bagatelliseren en soms lijkt hij op een andere golflengte te zitten. Hij lijkt dan een jongen die niet precies weet hoe hard hij in zijn nieuwe tuba moet blazen. Keith corrigeert hem dan altijd. “Zodra de mensen op school ontdekt hadden wat Jonathan deed, deed iedereen mee. Zonder aarzeling. Het kwam erop neer, dat als Jonathan er wat in zag, dan moest het goed zijn.”
“Ik snap het niet,” zeg ik. “Hoe wisten andere kinderen dan waar Jonathan mee bezig was?”
“Het is de middelbare school,” vertelt Keith op een toon bedoeld voor mensen van boven de 35. “Vierhonderd kinderen. Mensen praten nou eenmaal.”
“En hoe wisten de leraren het dan?”
Nu kijkt Keith me aan met een blik alsof ik ereburger ben van een nieuw volk, genaamd de Sukkels. “Dat vroegen ze ons!” zegt hij.
“Maar waarom dan?”
“Ze zagen dat wij geld verdienden,” antwoordt Keith.
“Ja,” zegt Jonathan die, hoe vreemd het ook mag klinken, veel minder dan zijn vriend Keith een bepaalde slimheid uitstraalt. Hij weet gewoon waar hij het over heeft. “Volgens mij hingen mijn cijfers veel minder af van mijn prestaties op school dan van hoe de aandelen zich gedroegen.”
“Dat is niet helemaal waar,” zegt Keith.
“Nou goed,” zegt Jonathan. “Dat misschien niet. Maar het was wel zo, dat het volgens mij niet echt uitmaakte als ik te laat op school kwam.”
Dat moet Keith wel beamen. “Dat is waar.”
“Ik wil maar zeggen,” zegt Jonathan, “ze verdienden misschien wel duizenden dollars met de handel, zelfs meer dan hun salarissen…”
“Luister eens,” zeg ik. “Ik besef dat dit een domme vraag is, maar was er ook maar één leraar die, laten we zeggen, het niet eens was met wat jullie deden?”
De drie jongens denken over deze vraag na, kennelijk voor het eerst in hun leven.
“De bibliothecaresse,” zegt Jonathan ten slotte.
“Inderdaad,” zegt John. “Maar dat was ook alleen maar omdat de computers in de bibliotheek stonden en o
Samenvatting eerste deel
Op 20 september 2000 trof de Amerikaanse toezichthouder op de beurs, de Securities en Exchange Commission, een schikking met de 15-jarige middelbare scholier Jonathan Lebed. Van een rechtszaak werd afgezien. In een persbericht verklaarde de SEC dat Jonathan vanuit zijn slaapkamer met behulp van het internet aandelen had aangeprezen. Gewapend met slechts een account bij America Online en bij E*Trade had hij aandelen gekocht en vervolgens 'onder verschillende gefingeerde namen' honderden boodschappen geplaatst op de prikborden van Yahoo Finance waarin hij die aandelen aan anderen aanbeval. Tussen september 1999 en februari 2000 had hij dit elf keer gedaan, zei de SEC, waarbij hij iedere keer een chaos veroorzaakte op de aandelenmarkt. Het gemiddelde dagvolume van de kleine bedrijven waar hij in handelde bedroeg ongeveer 60.000 aandelen; op de dagen dat hij zijn berichten postte, spoot dit volume omhoog tot meer dan een miljoen. Maar waar het vooral om ging: hij had veel winst gemaakt. Tussen september 1999 en februari 2000 bedroeg de kleinste winst van een dag 12.000 dollar. De grootste winst was 74.000 dollar. De jongen heeft met de schikking ingestemd om zijn illegale winsten plus de rente over te dragen; in totaal een bedrag van 285.000 dollar.
Toen Michael Lewis afgelopen najaar voor het eerst de krantenberichten onder ogen kreeg, begreep hij er niets van. Wat betekende het 'gebruik van een gefingeerde naam' op het internet, waar alle namen gefingeerd zijn? En wie waren die mensen die zo naïef in aandelen handelden op basis van wat zij op internet lazen? Maar vooral: Heeft de SEC de volledige winst opgeëist? Dat bleek niet zo te zijn. Volgens Lebeds advocaat waren er veel meer handelsdagen geweest dan de elf dagen die de SEC in het persbericht aangaf. In een tijd van zes maanden had de jongen bijna 800.000 dollar verdiend. In eerste instantie had de SEC alles opgeëist, maar zij trok zich terug toen de puber bereid bleek het gevecht aan te gaan. Met als gevolg dat Jonathan Lebed nog altijd een half miljoen dollar bezit.
Jonathan Lebed vindt dat hij niets verkeerds heeft gedaan. “Elke ochtend kijk ik naar Shop at Home, een tv-programma waarin producten als baseballplaatjes, munten of elektronica aan de man worden gebracht. Don West, de presentator van dat programma, zegt altijd dingen als: 'Dit is een van de beste deals uit de geschiedenis van Shop at Home! Deze kans kunnen jullie niet laten lopen! Mensen, je moet dit kopen, het is bijna gratis, ik kan het haast niet geloven!' En hij mag zulke dingen gewoon zeggen, daar is niets mis mee. Zolang hij niet liegt over de staat van de baseballplaatjes of over de grootte van een televisie, begaat hij absoluut geen overtreding. Hetzelfde geldt voor mensen die het hebben over aandelen.”