Ieder jaar verkopen tientallen ondernemers hun bedrijf, lang voordat zij de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Met de opbrengst beginnen zij een nieuw leven. Niet om geld te verdienen, maar om hun droom te verwezenlijken.
De een was financieel adviseur en is nu makelaar in jachtrechten. De ander was creatief directeur van een reclamebureau en is nu wijnbouwer in Zuid-Frankrijk. De derde was importeur van vloerbedekkingen en organiseert nu rally's met klassieke auto's. Jaap Zevenbergen (51) uit Willemstad, Noord-Brabant, Aad Kuijper (40) uit Murviel les Beziers en Bart Rietbergen (56) uit Vaassen, Gelderland. Alledrie stapten ze niet zo lang geleden uit het bedrijf en begonnen met het geld dat ze daaraan overhielden een nieuw leven. Het heet 'cashen', maar dat woord drukt niet half uit waar het hen werkelijk om ging. Wat bewoog deze mannen om het pad dat ze zelf hadden gebaand weer te verlaten? Waarom gingen ze niet gewoon lekker door met geld verdienen? Wat lokte hen aan in dat nieuwe bestaan? En vooral: wat heeft het hun opgeleverd?
Jaap Zevenbergen is een kind van de jaren zestig: “Lange haren, Rolling Stones.” Dat verhinderde hem niet een mooie carrière te maken bij de Rabobank. Op zijn 31e werd hij directeur van een ingedut kantoor in het achtduizend zielen tellende 's-Gravendeel. Zeven jaar later had hij er een modelfiliaal van gemaakt dat aan zijn collega's ten voorbeeld werd gesteld. “Ons marktaandeel was opgelopen tot 85 procent. Meer zat er ook niet in.”
Zevenbergen, inmiddels 38, zag zich voor het eerst geconfronteerd met de vraag wat hij wilde met de rest van zijn leven. “In die tijd kwam de Hypotheker op. Dat kan ik ook, dacht ik.” Hij huurde een pand, schroefde een bord op de deur, en nam ook maar meteen het nodige personeel aan. “Al na een paar maanden liep dat helemaal vast.” Nadat hij de overbodige luxe had geschrapt, zette hij er samen met zijn vrouw opnieuw de schouders onder. De doorstart slaagde wel. Binnen enkele jaren stond hij aan het hoofd van een kantoor met drie vestigingen en twintig medewerkers die zich bezighielden met financiële diensten, hypotheken en makelaardij.
Zwarte beer
Het waren drukke tijden. Zijn ontspanning vond Zevenbergen in de jacht. “Zo lang ik kan lopen, kom ik al in het veld. Op mijn zesde ging ik voor het eerst mee.” Voor hem is het geen hobby, het is een passie. “Met het doden van dieren heeft dat niks te maken. Het gaat om het beheren van het veld en van de dieren die daar leven. Daarbij speelt de jager een wezenlijke rol.”
In de hoop zijn klanten nog beter van dienst te kunnen zijn, ging Zevenbergen in 1998 een fusie aan met een vergelijkbaar kantoor. De gehoopte synergie bleef echter uit, en de partners lagen geregeld met elkaar overhoop. In plaats van met klanten was Zevenbergen alleen nog maar bezig met management en organisatie. Dat was de tweede keer dat hij zich afvroeg of hij op die manier verder wilde. Ook nu was het antwoord duidelijk. “We hebben tegen elkaar gezegd: 'De een gaat verder of de ander, maar niet allebei'. Ik was de jongste en het lag voor de hand dat ik zou doorgaan. Maar het was op de top van de markt. Ik zou veel geld op tafel moeten leggen, en daarbij: er was nog zo veel meer in het leven. Dus toen heeft mijn partner het kantoor gekocht, voor de prijs die hij eigenlijk voor mij in gedachten had.”
Zo kwam het dat Zevenbergen op zijn 49e financieel onafhankelijk werd. “Niet dat ik meteen schatrijk was, maar ik zou er tot mijn dood toe een heel behoorlijk inkomen uit kunnen trekken.” Hij merkte dat zijn leven daardoor ingrijpend anders werd. “De hele chemie in je lichaam verandert als je niet meer elke ochtend naar je werk hoeft.” Zevenbergen en zijn vrouw maakten vervolgens een zwerftocht door Canada. Daar schoot hij voor het eerst en voor het laatst een zwarte beer. “Als zo'n dier dood voor je op de grond ligt, lijkt het net iets te veel op een mens.”
Geen waagstuk
Zoals wel meer 'cashers' werd ook Zevenbergen van alle kanten benaderd met aanbiedingen. “Ik had van alles kunnen worden – van groothandelaar in aardappelen, groente en fruit tot importeur van gipsen beelden. Het enige wat er opzat, was bij mezelf te rade te gaan en goed te luisteren. Waar ben ik écht goed in, hoe ziet een dag er uit waar ik moe maar intens voldaan van thuis kom? In zo'n situatie moet je alle mogelijkheden overwegen, en als het niet voor de volle honderd procent goed voelt, is het parool: Niet doen, verder zoeken.”
En zo kwam Zevenbergen uit bij de passie die hem sinds zijn jongensjaren had beziggehouden, de jacht. Zelf een graag geziene gast op verschillende jachtterreinen in Duitsland, regelde hij wel eens voor vrienden dat die daar ook terecht konden. Andersom hielp hij ook wel eens een beheerder om een betrouwbare jager te vinden als die zelf net voor het nodige afschot kon zorgen.
“Het was iets waar mijn hart lag, en het bood me de kans om een organisatie op te zetten waar het werk met de klant weer centraal zou staan.” Iedereen die hij erover sprak, raadde het hem af. Toch besloot hij zijn geluk te beproeven. Met het geld dat de verkoop van zijn kantoor had opgeleverd was dat geen groot waagstuk, geeft hij grif toe.
Tot genoegen van Zevenbergen begon meteen na het verschijnen van zijn advertentie de telefoon te rinkelen, en die is sindsdien niet meer opgehouden. Inmiddels biedt Jachtmakelaardij Princeland in Willemstad – nog steeds de enige in Nederland – werk aan drie mensen. “Laatst vroeg een Duits bedrijf om hulp. Ze hadden een groot terrein waar al jaren niks was gedaan aan de wildstand. Er was een explosie geweest van wilde zwijnen. De schade bedroeg ruim 50.000 euro. Als je zo'n aanbod kunt doen, hoef je naar de vraag niet lang te zoeken.”
Behalve met het bemiddelen bij jachtmogelijkheden houdt Zevenbergen zich ook op kleine schaal bezig met het organiseren van jachtweekenden en -reizen. Het grote geld dat minder scrupuleuze ondernemers met zulke activiteiten verdienen, laat hij bewust liggen. Hem gaat het puur om de beleving van de jacht en om het wildbeheer. Als hij daar een steentje aan kan bijdragen, is hij een gelukkig mens.
Bewaarwijnen
Aad Kuijper had chairman van een groot reclamebureau kunnen worden, en zo de daaropvolgende twintig jaar in betrekkelijke rust kunnen afbouwen. Voor een creatief directeur van rond de veertig geen ongebruikelijke carrièrestap. Maar Kuijper voelde er niets voor om een “goedbetaalde ouwehoer” te worden, vertelt hij tijdens een korte tussenstop in Brussel op weg naar het zuiden van Frankrijk.
Ruim zeven jaar was hij een van de twee partners van het Amsterdamse reclamebureau Lowe Lintas. In maart nam hij afscheid. Die jaren waren slopend. Het bureau maakte een groei door van vijf naar tien miljoen euro. En personeel was nauwelijks te vinden. “We maakten veertig commercials in een jaar en leidden daarbij ook nog het bureau. Het waren niet eens zozeer die lange werkweken, maar alles bij elkaar.” De balans was zoek, zegt Kuijper, en hij raakte uitgekeken op de snelle en vluchtige wereld van de reclame. “Ik merkte dat ik andere mensen niet meer kon motiveren omdat ik er zelf niet meer in geloofde. Ik raakte mijn enthousiasme kwijt, en verloor mijn drijfveer.”
In maart besloot hij uit het management te stappen en verkocht zijn aandelen. Veertig jaar, en financieel onafhankelijk. Hoeveel hij heeft gekregen, wil Kuijper niet zeggen, maar de opbrengst is voldoende om tot na zijn pensioen rustig van te kunnen leven. Even was er de verleiding om nog meer te verdienen. Zeker als op dat moment de ene na de andere aanbieding binnenrolt. “Een groot bureau bood me een baan als creatief directeur. Een zeer creatief Brits reclamebureau, maar ik heb nee gezegd.”
Nieuw-Zeeland
Van het geld dat hij had verdiend en de opbrengst van de verkoop van zijn huis in Haarlem kocht Kuijper een wijnboerderij met achttien hectare grond in Frankrijk. “Ik ben een grote wijnliefhebber. In het reclamevak wordt heel veel geluncht, en veel gedronken. Zo breidde mijn kennis van wijnen zich snel uit. Vervolgens ga je er wat meer over lezen, en blijkt het een bijna onuitputtelijk onderwerp te zijn. Ik wilde wel naar Nieuw-Zeeland, maar Franse wijnen vind ik toch echt de top. Bovendien heb ik ooit Frans gestudeerd.”
In april vertrok hij met zijn vrouw Lidewij, die haar goedbetaalde baan bij een reclamebureau opzegde, en vier kleine kinderen naar Murviel les Beziers, een dorp van enkele duizenden inwoners vlakbij de Spaanse grens. “De plek sprak ons aan vanwege het terroir, de kwaliteit van de omgeving. Het is hier vrij heuvelachtig, waardoor de grond goed draineert. De vrije stevige, kalkrijke bodem is ideaal voor het produceren van bewaarwijnen.”
De kennis van de wijnbouw deden Kuijper en zijn vrouw op uit boeken. “We hebben zo'n anderhalve meter literatuur in huis staan.” De praktijk leert hij op het land van een ervaren wijnbouwer – een Nederlander. “Ik doe niets liever dan de hele dag in de brandende zon in de wijngaard werken met een grote fles water naast me. Mijn vrouw is zelfs nog fanatieker. Zij begint binnenkort een opleiding tot jeune agriculturice.”
De ambitie is een topwijn te maken, maar niet om er veel mee te verdienen. Alleen omvangrijke chateaus weten groot geld te genereren. “Economisch gezien hebben we bewust een domme beslissing genomen. Maar gelukkig ben noch ik noch mijn gezin een big spender. Ik heb ook nooit willen speculeren op de beurs. Ik zie mensen om me heen die omkomen in de spullen en nergens blij mee zijn. Ik ben conservatief opgevoed: ik geloof niet in leven omwille van het consumeren.”
In september kan de eerste druif worden geplukt, anderhalf jaar later de eerste fles worden gedronken. “Als het hagelt in mei hebben we pech, als de zon volop schijnt gaan we goede tijden tegemoet. De natuur laat zich niet beïnvloeden. Dat is heel rustgevend.”
Peking-Parijs
Ook Bart Rietbergen greep de verkoop van zijn bedrijf aan om van zijn liefhebberij zijn vak te maken. Rietbergen, geboren in 1946, was eerst keurig in het voetspoor getreden van zijn vader, de Nederlandse agent van het onlangs verdwenen tapijtmerk Louis de Poortere. Na daar een aantal jaren te hebben gewerkt, vestigde hij zich als importeur en distributeur van de Amerikaanse vloerbedekkingenproducent Mohawk. In de loop van de jaren tachtig groeide die door een agressief acquisitiebeleid uit tot de grootste ter wereld. De zaak van Rietbergen groeide mee. Omzetstijgingen van 25 tot 30 procent, jaar in jaar uit, waren heel gewoon.
In zijn jonge jaren had Rietbergen autorally's gereden. In 1971 was hij zelfs Europees kampioen rallycross geweest. Het waren de laatste jaren waarin de oprechte amateur nog een kans maakte. Toen de steeds zwaarder gesponsorde fabrieksrijders het overnamen, haakte hij af.
Totdat rond 1990 een aantal liefhebbers 'ouderwetse' rally's begon te organiseren, met klassieke auto's als de Austin Healey en de Jaguar XK120. Rietbergen en zijn vrouw deden mee aan een van de eerste grote evenementen, de rally Peking-Parijs. “Door de Gobi-woestijn, over de Himalaya, via India en Pakistan naar Afghanistan. De achterkant van de wereld. Als je dan na zoveel weken terugkomt, vraag je je af wie er hier gek is.”
Die cultuurschok maakte dat Rietbergen en zijn vrouw ineens openstonden voor verandering. Eerst gingen ze alleen op zoek naar iemand die de dagelijkse leiding kon overnemen. Tezelfdertijd zag Mohawk zijn markten in het Verre Oosten en in Zuid-Amerika instorten. “Dat wilden ze compenseren door in Europa nog meer af te zetten. We moesten in een jaar tijd verdubbelen. Onmogelijk! Als dat kon, hadden we het natuurlijk al lang gedaan.” Rietbergen besloot ter plaatse de boel van de hand te doen. De Amerikanen hapten toe. Anderhalf jaar nadat Peking-Parijs zijn wereldbeeld op de kop had gezet, was hij weer vrij man.
Kieskeurig
“Met het afscheid zelf heb ik het niet moeilijk gehad,” blikt Rietbergen terug. “Wat ik zwaar vond, waren de onderhandelingen. De sfeer was niet bepaald vriendelijk. Het lastigste was regelen dat mijn personeel goed terechtkwam. Gelukkig heb ik ervoor kunnen zorgen dat alle contracten werden overgenomen. Het gros van de mensen wist dat naar waarde te schatten, maar er waren er ook een paar die het onderste uit de kan wilden hebben.”
Al voordat Rietbergen zijn besluit had genomen, was hij begonnen zelf een klassieke rally op touw te zetten, van Nederland naar de Poolcirkel. Na de bedrijfsoverdracht had hij zijn handen helemaal vrij. Hij maakte zijn debuut als rally-organisator met een evenement dat tot in de kleinste details was geregeld: “Ik had te vaak op anderen gemopperd om ook maar iets aan het toeval over te laten.” Het beviel hem – en de deelnemers – zo goed dat hij besloot van zijn hobby zijn beroep te maken. Inmiddels heeft hij twee keer The Winter Trial georganiseerd, van Maastricht naar Monte Carlo, en twee keer de Trial to the Nile die tot onder aan de piramiden voert. “Ik doe het niet beroepsmatig maar wel professioneel. Ik hoef er geen geld mee te verdienen; als ik er mijn hobby mee kan bekostigen, is het genoeg.” Er moeten ongeveer tachtig equipes meedoen om quitte te spelen. De belangstelling is zo groot dat Rietbergen kieskeurig kan zijn.
Net zo min als Zevenbergen en Kuijper van respectievelijk de jachtmakelaardij en de wijnbouw hoeven te leven, is Rietbergen voor zijn levensonderhoud van zijn rally's afhankelijk. De opbrengst uit de verkoop van zijn bedrijf was groot genoeg. Wat overschoot, stak hij in een Goois bedrijf dat dvd's maakt: “Ik bemoei me niet met het bedrijf. Ik ga er eens in de maand op de koffie, dat lijkt me genoeg.”