In 18 jaar groeide Canta uit tot Nederlands grootste automerk. Hoe kreeg ex-coureur Dick Waaijenberg dat voor elkaar?
1. Maak maatwerk
Er lijkt geen groter verschil denkbaar dan dat tussen raceauto’s en invalidewagentjes. Toch hebben ze meer gemeen dan je op het eerste gezicht zou denken: ze zijn altijd maatwerk, niet één is er hetzelfde, en ze zijn altijd het resultaat van weken- of maandenlang puzzelen op elk onderdeel. Zo gek is het dus niet dat Dick Waaijenberg, succesvol racewagencoureur én –monteur, in 1975 startte met het onderzoek naar de kansen voor een eigen gehandicaptenvoertuig. Het zou daarna nog 20 jaar duren, maar toen was hij er dan ook: de Canta, wiens naam werd afgeleid van het Italiaans voor zingen, omdat klanten er zo blij van worden.
Nog steeds is iedere bij Waaijenberg geproduceerde Canta volledig maatwerk, afgestemd op de handicap van de eerste eigenaar. Dat maakt de productie niet hoog: 4 tot 5 Canta’s rijden er per week uit de Amsterdamse fabriek. De prijs (zo’n 12.000 euro per stuk) maakt dat het bedrijf toch rendabel kan blijven. Anders dan andere automerken, hoeft Waaijenberg bovendien niet veel geld aan marketing te besteden: mond-tot-mondreclame onder de doelgroep en gebrek aan concurrentie zorgt vanzelf voor een gestage klantenstroom.
2. Speel met de regels
Het had maar een haar gescheeld of het invalidewagentje had nooit op de Nederlandse wegen gereden. Toen de eerste Ferrari-rode Cantaklaar was, was hij zo’n 10 centimeter te breed volgens de toen geldende regels, die voorschreven dat op het fietspad slechts voertuigen van 100 cm mochten rijden. Na een intensieve lobby in Den Haag, kwamen twee agenten met de oplossing: fietssturen zijn gemiddeld 55 centimeter breed. En fietsers moeten elkaar kunnen passeren. Dan moet een 110 centimeter breed autootje toch ook mogen? Het bleek het verlossende argument: twee maanden later startte de productie.
De verkeersregels hielpen de Canta ook daarna verder vooruit. De berijder van het wagentje hoeft geen wegenbelasting of parkeerkosten te betalen, geen rijbewijs te hebben en mag kiezen waar hij wil rijden: op de stoep, op het fietspad of op de weg. Om eerste eigenaar te zijn, moet je een handicap hebben (iets wat Waaijenberg ook niet wil veranderen, bang om de wettelijke uitzonderingspositie voor zijn voertuigen kwijt te raken). Maar voor de tweedehands markt geldt dat niet. Geen wonder dat daar op een gegeven moment de autootjes erg in trek raakten en in allerlei gepimpte varianten tevoorschijn kwamen.
3. Diversificeer
Met de export wilde het nooit zo lukken. Het bedrijf weet precies in welke landen er één rijdt. In Noordoost-China rijden er overigens 4, voor Grontmij, dat in de Canta de ideale auto zag om in een nieuw gasnetwerk met snuffelapparatuur eventuele gaslekken op te sporen. Maar grootschalige export liep meestal stuk op complexe nationale regelgeving en het onvermogen om plaatselijk een goed service- en distributienetwerk op te zetten.
Het bedrijf zoekt groei daarom nu in een andere hoek: de opgedane maatwerkkennis en innovatiedrift leent zich ook prima voor andere toepassingen. Zo kwam er een golfcar-Canta, en werd voor Ola in 2007 een ijscowagentje geproduceerd, gebaseerd op het ontwerp van de Canta. Er rijden er inmiddels enkele tientallen van rond, en Ola-fabrikant Unilever is er zo enthLees meer over de Canta in het recent verschenen De benenwagen, van Karin Spaink, uitgeverij Nijgh en van Ditmar. ousiast over, dat ze de wagentjes ook wil inzetten in pret- en natuurparken. Vanwege de regelgeving daar maakt Waaijenberg ze sinds kort ook in een (veel stillere) elektrische variant. Zo wordt de kennis van een niche en een constante zoektocht naar goede oplossingen langzaamaan een unique selling proposition voor veel andere toepassingen.
Bekijk de video van het Canta-ballet, dat eind juni werd opgevoerd in de Amsterdamse Westergasfabriek. Op minuut 4:25 rijdt de eerste Canta binnen: