Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Camille Oostwegel

Hotelier Camille Oostwegel tovert vervallen kastelen om in luxe horecazaken. Na twintig jaar – en enkele miljoenen euro's verder – kan hij nog niet stoppen. Zijn volgende project: een vijftiende-eeuws klooster in het centrum van Maastricht.

In zijn werkkamer in Château St. Gerlach steekt Camille Oostwegel met een glimlach zijn hand in de binnenzak van zijn jasje. “U krijgt twee kaartjes,” zegt hij, terwijl hij deze tevoorschijn haalt en op tafel legt. “Ik ben onlangs nog honorair consul van Frankrijk geworden.” Op het ene kaartje prijkt de Franse driekleur. Op de ander staat propriétaire-fondateur onder zijn naam. “Ik weet trouwens nog steeds niet hoe het precies is gebeurd,” vertelt hij verder, terwijl hij in zijn stoel plaatsneemt. “Vorig jaar werd ik op een receptie voorgesteld aan de Franse ambassadeur, Anne Gazeau-Secret. 'U lijkt mij een geschikte kandidaat om honorair consul in Maastricht te worden,' zei ze. Tja, er is er toch al een, zei ik. 'Nee, die is te oud, die moet stoppen. Dus u doet het?' En voor ik het wist, kreeg ik drie zoenen. 'Gefeliciteerd, u bent de nieuwe consul.' Zo gaat dat, hè.” Oostwegel (53) krijgt de prestigieuze nevenfunctie niet voor niets. Hij spreekt vloeiend vier talen, komt meermalen per jaar in Frankrijk en heeft in amper twintig jaar tijd aardig wat Nederlanders bekend gemaakt met het Franse culinaire leven. Zijn horeca-imperium telt vier toprestaurants, drie bistroformules en drie luxe hotels in Zuid-Limburg. Maar bovenal draagt hij het Franse leven een warm hart toe. “Soms voel ik me ook meer Fransman dan Nederlander. Maar ik blijf toch een Limburger.” Met trots wijst hij naar het oranjeblauwe speldje op zijn revers.
In 1991 tijdens de Eurotop in Maastricht was koningin Beatrix te gast in een van zijn hotels, Château Neercanne. Zes jaar later, tijdens de officiële opening van St. Gerlach, werd hij tot zijn stomme verbazing benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau.

Quartier Latin-achtig
Hij omschrijft zichzelf het liefst als 'restaurateur in beide betekenissen van het woord'. Oostwegel biedt zijn gasten meer dan een culinair avondje uit. Sfeer is wat hem betreft alles. En wat is er sfeervoller dan een historische omgeving? Zijn zaken zijn gehuisvest in voormalige kastelen en herenboerderijen in Limburg: Château Neercanne, kasteel Erenstein, Château St. Gerlach en de Winselerhof. Monumentale panden die hij voor eigen risico omtoverde van bouwvallen tot goedlopende hotels annex res-taurants. In september gaat zijn nieuwste restauratieproject alweer van start. In het historische centrum van Maastricht nam hij eind vorig jaar het leegstaande Kruisherencomplex van de gemeente over. Het bestaat uit een vijftiende-eeuws klooster en een monumentale gotische kerk. Als de bouwvakkers na twee jaar de steigers weghalen, staat er als alles goed gaat een vijfsterrenhotel met zestig kamers. Waar in vroegere tijden de kloosterlingen ascetisch leefden, verblijven straks de hotelgasten in de strakke designomgeving van de Groningse ontwerper Henk Vos.
“Het zou eerst een bibliotheek worden, toen een cultureel centrum,” aldus raadslid Chris Hoekstra (PvdA). “Oostwegel kwam toen met een alternatief waarbij de hele buurt een upgrading zou doormaken. Een beetje Quartier Latin-achtig.

Heel aantrekkelijk.” Alleen over de prijs werd kortstondig gesteggeld. Oostwegel wilde het complex voor één euro overnemen, tot verbijstering van de gemeente. “Ik vond één euro wel genoeg. De verbouwing gaat elf miljoen euro kosten. Ik steek daar mijn nek voor uit. Als het fout gaat, word ík er persoonlijk op aangesproken. De gemeente hoeft er helemaal niets meer in te steken. Ze krijgen alleen maar inkomsten uit onroerend goedbelasting en toeristenbelasting.” Uiteindelijk moest hij toch met 450.000 euro over de brug komen. Destijds had Maastricht het monument immers voor 230.000 euro van het Rijk overgenomen en dat moest wel gedeeltelijk worden terugverdiend. Toen de deal rond was, kon Oostwegel het grote nieuws 's avonds aan zijn vrouw vertellen. “Ik denk dat ik een kerk heb gekocht,” zei hij.

Fossielen
Camille Oostwegel werd geboren in Houthem St. Gerlach, vlakbij het gelijknamige kasteel. Een rustiek plaatsje in het Geuldal, tussen Valkenburg en Maastricht.
Zoon van een tandarts die er een passie voor koken op nahield. Zijn grootvader, een banketbakker in Maastricht, had rond 1900 het Franse stokbrood in Limburg geïntroduceerd “Goed eten en drinken was een belangrijk thema thuis,” herinnert hij zich. “Er werd veel over gesproken.” De kleine Camille kwam op het gymnasium in Maastricht maar moeilijk mee met zijn klasgenoten. Leraren zagen hem vooral als een dromer met weinig aanleg voor exacte vakken. Zijn beste vriend en klasgenoot was de violist André Rieu. “Het eerste beeld dat bij me opkomt als ik aan de tijd terugdenk, is dat Camille en ik langs een sportveld liepen,” vertelt Rieu geamuseerd. “Terwijl onze klasgenoten zich daar aan het uitsloven waren, filosofeerden wij over de problemen in de wereld en hoe we die zouden oplossen.” Beiden werden kort daarna naar andere scholen gestuurd. Dat wordt niks met die twee, vond hun klassenleraar. Ondanks tegenvallende studieprestaties ontpopte Camille zich al vroeg als commercieel talent. Op zijn dertiende richtte hij een eigen museum op in een kamer van zijn ouderlijk huis. Hij stalde er Romeinse vondsten uit, fossielen en dieren die hij zelf opzette.
“Ik maakte strooifolders die ik in het dorp bij mensen in de bus deed. Een entree kostte een kwartje. Kinderen en militairen tien cent.”

Na zijn hbs-a koos Camille voor de hogere hotelschool in Maastricht. In zijn afstudeerjaar vertrok hij naar Frankrijk, waar volgens hem toch het hart van de gastronomie lag. Hij maakte er carrière bij de Novotel-keten, nu onderdeel van de dominante Accor Groep. Het waren de begintijden van een nieuw soort hotelwezen. “Op het gebied van moderne hotellerie, zoals Holiday Inn in Amerika, was er helemaal niets in Europa. Je had één Hilton in Amsterdam, dat met Marshallhulp was opgezet. En in Bunnik stond het eerste motel van Nederland.” Oostwegel stootte door naar de directiekamer en opende een reeks nieuwe Novotels in Nederland, Duitsland, België en Luxemburg. Maar na zeven jaar hield hij het er voor gezien. Hij wilde terug naar Limburg en hij wilde voor zichzelf beginnen. Het moest iets 'in de kastelensfeer' worden. Een van zijn contacten tipte hem over Château Neercanne, een zeventiende-eeuws kasteel met een prachtig uitzicht over het Jekerdal vlakbij Maastricht. Er zat een toprestaurant in, dat net twee Michelin-sterren was kwijtgeraakt en een kwakkelend bestaan leidde. De exploitatie was in handen van bierbrouwer Brand, en die wilde er nu van af. Oostwegel ging er meteen met een voorstel langs. “Er waren twee kandidaten,” herinnert toenmalig president-directeur Thijs Brand zich. “Ik had een duidelijke voorkeur voor Camille, maar ik raakte het idee niet kwijt aan mijn vader. Die hield er een filosofie op na dat een ondernemer een pappa of een mamma moest zijn. Getrouwd met kinderen. Daar voldeed Camille op dat moment niet aan.” Gelukkig had Brand nog een troostprijs achter de hand. In Kerkrade stond kasteel Erenstein, een verliesdraaiend restaurant waar de gemeente mee in zijn maag zat.

Het werd Oostwegels eerste kasteelproject. Met tienduizend gulden uit eigen zak, veertigduizend gulden van zijn moeder en drie ton van de bank nam hij het restaurant over. Hij begon onmiddellijk aan een ingrijpende verbouwing en pompte nog eens 6,5 miljoen gulden in de restauratie van een aangrenzende herenboerderij. Daar kwamen 44 luxe hotelkamers. Hij wist dat hij een groot risico nam. Het was 1980, een moeilijke economische tijd, met mijnsluitingen, hoge werkloosheid en een rente die rond de 13 procent schommelde. Toch zag Oostwegel wel markt voor een luxe kasteelhotel. In de wijde omtrek, inclusief de grensgebieden in België en Duitsland, was zoiets niet te vinden. Met wat pr-inspanningen (de societyrubriek Stan Huygens Journaal in De Telegraaf besteedde twee edities lang aandacht aan de opening) werd Erenstein al snel een groot succes. Zelfs premier Ruud Lubbers kwam er op bezoek.

Strijkorkestje
Vier jaar later kreeg Oostwegel dan toch Neercanne in handen. Hij was inmiddels getrouwd, zodat hij ook moeiteloos door het 'toelatingsexamen' van Brand senior kwam. Voor de restauratie van het kasteel en de terrastuinen trok hij twee miljoen gulden uit. In 1991 ontving koningin Beatrix er de Europese regeringsleiders, tijdens een top in Maastricht. En François Mitterrand keek belangstellend rond bij een door Oostwegel samengestelde tentoonstelling over historische tuinen. Oostwegel heeft een passie voor geschiedenis, cultuur en gastronomie. Het is zijn gave dat hij die drie bij elkaar kan brengen en commercieel nog rendabel weet te maken ook, zeggen mensen die hem kennen. “Met zijn charme brengt hij personen met beslissende bevoegdheden bij elkaar,” zegt Constant Nuytens, de burgemeester van Valkenburg, waar Oostwegel's woonplaats Houthem onder valt. “Hij legt zijn gasten in de watten.
En dat is niet gemaakt, hè. Dat is 'm gewoon.” Als permanent gastheer ziet Oostwegel er te allen tijde onberispelijk uit. “Camille valt nooit uit zijn rol,” weet André Rieu. “Altijd in pak, altijd netjes gekamd. Ik ken hem niet anders.”

Achter deze charme gaat niettemin een serieuze zakenman schuil, die precies weet hoe hij een horecazaak rendabel moet maken. Cultuur is leuk, maar het moet ook zijn geld opbrengen. Rieu: “Hij voorspelde op school al dat ik beroemd zou worden en een eigen orkest zou leiden. Maar zelf heeft hij helemaal niet zoveel met muziek. Het kost in zijn ogen alleen maar geld. Een strijkorkestje is voor hem de begeleiding bij een mooie culinaire avond.”Oostwegel let niet alleen op de centen, hij weet vooral goed wat hij wil. Zo zette hij in 1986 zijn zinnen op Château St. Gerlach in zijn geboorte-plaats Houthem. Een vervallen achttiende-eeuws kasteelcomplex, compleet met kerk in rococostijl. Het was een complete ruïne. Op sommige gebouwen zat zelfs geen dak meer. Toch wilde Oostwegel koste wat kost hier de parel in zijn kroon van maken.
En gelet op de grote financiële risico's moest hij ook de grond en de gebouwen in eigendom hebben. Het werd een obsessie die tien jaar van zijn leven eiste. De onder-handelingen met de eigenaren verliepen buitengewoon moeizaam. De gebouwen waren door de laatste adellijke bewoners nagelaten aan de plaatselijke parochiekerk. En die waren niet de gemakkelijkste om mee te onderhandelen. “De omliggende gronden moesten worden verdeeld, boeren uitgekocht. En ze wilden dat ik een nieuw sacristie en een museum aan de kerk zou toevoegen.” Tientallen onderhandelings-rondes en kastenvol dossiers later kon Oostwegel St. Gerlach in 1996 aan zijn imperium toevoegen. Het werd zijn meest kostbare restauratieproject tot nu toe: 25,4 miljoen euro, exclusief btw.

Bouwpastoor
Terwijl we door de kasteeltuinen van St. Gerlach lopen, vertelt Oostwegel hoe raar het leven soms kan lopen. Als kind speelde hij op het landgoed, waar toen nog de adellijke familie De Selys de Fanson woonde. In de bijgebouwen klom de kleine Camille over dezelfde hanenbalken waar nu zijn gasten vanuit hun bed tegenaan kijken. Wie hem straks moet gaan opvolgen, staat al min of meer vast. Zijn zoon van zeventien heeft er wel oren naar om de zaak over te nemen. “Hij heeft er de juiste mentaliteit voor. Jaren geleden vroeg hij of ik zijn president-commissaris wilde worden. Hij was toen dertien. Toen ik er een half jaar geleden nog eens op terug-kwam, mocht ik alleen commissaris worden. 'Die president kies ik zelf,' zei hij.”

Het Kruisherencomplex is waarschijnlijk Oostwegel's laatste grote aankoop. Hij heeft er geen enkele behoefte aan om zijn succesformule in Europa uit te rollen. “Ik krijg wekelijks wel een aanbieding om ergens in het buitenland een kasteel op te kopen. Mensen denken dat ik een toverstokje heb waarmee ik ruïnes in cashcows kan veranderen. Maar ik ben meer dan alleen maar een bouwpastoor. Het persoonlijke gastheerschap is voor mij heel belangrijk. Als de onderneming te groot wordt, zou ik dat niet meer kunnen doen.” En Noord-Nederland dan? Heeft de Randstad geen recht op de Oostwegel-touch? De hotelier kijkt geamuseerd. “Tja, de Randstad. Da's ook een soort buitenland, hè.”

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.