Koopkracht, productiviteitsgroei en een stijgend bbp. Al meer dan zeventig jaar zijn dat de fundamenten waarop onze economie rust. Als de koopkracht stijgt, kunnen bedrijven produceren. De economie groeit en zo worden we welvarender en blijven onze sociale voorzieningen betaalbaar.
Inmiddels weten we dat de planeet het kind van de rekening is. De natuur, het water, de bodem en het klimaat trekken al die honger naar groei simpelweg niet meer. Om nog maar te zwijgen over verstopte wegen, het huizentekort en een zorgstelsel dat door zijn hoeven dreigt te zakken.
Jason Hickel pleit voor degrowth
Degrowth is nodig om ons uit dit moeras te trekken. Dat zeggen de leden van deze groeiende beweging. Hun aanvoerder is de Amerikaanse antropoloog Jason Hickel. Ontgroeien is volgens hem een geplande vermindering van energieverbruik en hulpbronnen, om zo de economie weer in evenwicht te brengen met de levende wereld. Op een manier die de ongelijkheid vermindert en het menselijk welzijn verbetert.
Met degrowth wil Hickel naar eigen zeggen geen stok in de spaken van de economie werpen, zoals zijn tegenstanders beweren. Hij wil minder focus op productie en meer aandacht voor brede welvaart en planetaire grenzen.
SD400 van 2023
MT/Sprout publiceerde in december de SD400, een gids met voorlopers in het Nederlandse bedrijfsleven op het gebied van duurzaam ondernemen. Voor het onderzoek zijn ruim 1.500 zakelijke beslissers in Nederland gevraagd hoe zij andere bedrijven waarderen op duurzaam gebied.
Van kwantitatief naar kwalitatief
Econoom Paul Schenderling deelt de kritiek van Hickel. Op één wezenlijk aspect na: hij pleit voor het stabiliseren van de private consumptie in plaats van het streven naar krimp. Volgens hem hebben we een nieuwe logica nodig om uit de problemen te komen.
Met het Schrijverscollectief Postgroei, een groep mensen uit twaalf politieke partijen, schreef hij het boek Er is leven na de groei. Daarin schetst Schenderling de contouren van een nieuwe duurzame economie.
De essentie van dit verhaal is opvallend. Zo zouden we niet hoeven kiezen tussen groei en krimp. Het gaat om de verschuiving van kwantitatief naar kwalitatief. ‘Kwantitatieve groei gaat over meer consumptie, meer koopkracht en een hoger bbp. Bij kwalitatieve groei draait het om de kwaliteit van producten, meer welzijn, sociale groei en persoonlijk geluk. Met behoud van ons huidige welvaartsniveau kunnen we klimaatdoelen realiseren.’
Lees ook: Waarom het streven naar economische groei ons nu zo in de weg zit
Economie reshufflen
Maar is consumptie niet de smeerolie van een economie? Hebben we groei niet gewoon keihard nodig om de begroting te stutten, pensioenen te waarborgen en algemene voorzieningen als zorg, de brandweer en het onderwijs in stand te houden?
Nee, zegt Schenderling. Niet als we onze economie op drie aspecten grondig reshufflen.
‘Op de eerste plaats moet de overheid een visie uitstippelen voor het toekomstige verdienvermogen van ons land. We investeren dan alleen nog geld in sectoren die bijdragen aan een groener en beter Nederland. Met bedrijven die echt toegevoegde waarde leveren. We geven vervolgens ruim baan aan circulaire initiatieven en bijvoorbeeld niet meer aan de petrochemische industrie. Het huidige beleid is te veel gericht op alles overeind houden.’
Stukken minder consumeren
Daarnaast stelt hij voor actief beleid te gaan voeren op onze consumptiehonger. IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties, schat dat de helft van de noodzakelijke reductie van broeikasgassen bereikt wordt door te stoppen met shoppen. Minder kopen, minder vliegen, geen vlees eten en deelvervoer in plaats van iedereen een eigen auto voor de deur.
Volgens Schenderling is het vreemd dat daar amper beleid op wordt gevoerd. De afgelopen 35 jaar gaf de Nederlandse overheid 265 miljard euro uit aan milieumaatregelen. Toch zijn de problemen alleen maar groter geworden.
‘We geven gas en trappen tegelijkertijd op de rem. We innoveren met efficiëntere auto’s en energiebesparende machines. Tegelijkertijd gaat ruim de helft van die milieuwinst verloren door economische groei. We kopen meer, reizen meer en eten meer.’
Andere verdienmodellen
Het stabiliseren van onze consumptiehonger en de route naar een circulaire economie gaat volgens Schenderling leiden tot andere verdienmodellen. Van lineaire productie naar meer dienstverlening.
‘Denk aan het repareren van producten en hergebruik van reststromen. Bedrijven worden zo gestimuleerd om spullen te maken die langer meegaan en bovendien makkelijk gerepareerd kunnen worden. ‘Vandaag besteld, morgen in huis’, geldt dan niet meer. Dat wordt: ‘Vandaag stuk, morgen gerepareerd’.’
Zijn derde voorstel gaat over de publieke sector. Als we in staat blijken de private consumptiegroei te stabiliseren, ontstaat er volgens Schenderling meer ruimte om te investeren in onderwijs, politie en zorg. ‘Het geld daarvoor komt uit het toegenomen verdienvermogen van ons land. Die gaan we zoals gezegd inrichten op basis van onze sweet spot. Bedrijven die internationaal concurrerend zijn en bijdragen aan een betere wereld.’
Lees ook: Waarom we volgens Werner Schouten hopeloos achterlopen met verduurzamen
Groene groei is wél mogelijk
Op ministeries, provinciehuizen en in bestuurskamers vindt Schenderling steeds meer luisterende oren voor zijn verhaal. Maar er klinkt ook kritiek op de haalbaarheid van deze plannen. Eén van de sceptici is financieel journalist Mathijs Bouman.
‘Als ik lezingen geef in het land, is er vaak wel iemand in de zaal die over stoppen met groei begint’, zegt Bouman. ‘Welke auto rij je eigenlijk, vraag ik dan meestal. Dit soort voorstellen komen vaak van mensen die er zelf heel warmpjes bij zitten.’
‘De afgelopen zeventig jaar vielen afnames van CO2-uitstoot steeds samen met een stagnerende economie. De coronacrisis is het meest recente voorbeeld. Dan zou je denken: krimp is nodig. Toch is dat te simplistisch. Volgens het IPCC is het de afgelopen jaren ruim twintig landen gelukt hun economie te laten groeien terwijl uitstoot van broeikasgassen afnam.’
Politiek onhaalbaar
Bouman noemt dit het bewijs dat groene groei wel degelijk bestaat. Hij ziet in het degrowth-denken een aantal weeffouten. De eerste is vooral praktisch van aard.
‘Een van de ambities is de energiesector grootschalig te vergroenen. Daarvoor zijn nieuwe netwerken nodig, moeten er windmolens en zonnepanelen komen. Dat vraagt om grondstoffen en arbeidsuren. En dat leidt automatisch tot meer economische groei. Als je groei verbiedt – als dat überhaupt al mogelijk is – dan zul je de economie dus elders flink moeten laten krimpen.’
Ook politiek is het volgens hem geen haalbare kaart om een economie moedwillig tot stilstand te brengen. ‘Voorstanders van degrowth stellen een soort eeuwigdurende recessie voor. Dat zorgt voor hoge werkloosheid. Dan moeten mensen voor de korte termijn welvaart inleveren en daar zal in de Tweede Kamer nooit een meerderheid voor komen. Als milieuactivisten vervolgens roepen dat de democratie voor deze ‘goeie zaak’ dan maar even afgeschaft moet worden, dan ben je wat mij betreft af.’
Vingerwijzen en wegkijken
Terug naar het plan van Schenderling en zijn Schrijvers-collectief. Zij noemen onze lineaire economie van produceren en consumeren een onhoudbaar systeem. Meest gehoorde argument van die stelling: als iedereen in de wereld zou leven zoals wij, dan hebben we drieënhalve planeten nodig.
Hoe feitelijk dat argument ook is, het blijft een lastig te verkopen boodschap en in de politiek is daar nauwelijks draagvlak voor. Minder consumeren zien veel mensen immers als een stukje welvaart inleveren.
Dit leidt tot een vreemde combinatie van vingerwijzen en wegkijken. We vinden dat Schiphol moet krimpen, maar boeken in de zomer wel een reis naar Turkije. We noemen de uitstoot van Tata Steel onacceptabel en tegelijkertijd kopen we een nieuwe auto met staal uit IJmuiden. En al dat dierenleed in de intensieve veehouderij? Verwerpelijk. Maar aan de eettafel ligt er wel een kiloknaller op het bord.
Lees ook: Vegan revolutie? Dat vraagt om coole merken en perfecte producten
Schone lucht is ook welvaart
Toch kan de consument niet langer buiten schot blijven. Dat is althans de stellige mening van Aniek Moonen. Zij was tot voor kort voorzitter van de Jonge Klimaatbeweging. ‘We boeken veel te weinig voortgang met de klimaatdoelen van Parijs. Mensen moeten gaan beseffen dat onze huidige manier van leven onhoudbaar is. Nu zitten we opgescheept met vervuild water, uitgeput land en een opwarmend klimaat.’
Dat minder consumeren automatisch leidt tot minder welvaart is volgens haar geen een-tweetje. ‘Het is maar net hoe je welvaart definieert. Is dat het recht om een eindeloze hoeveelheid prullaria te kopen zonder te betalen voor de negatieve effecten op natuur en klimaat? Dat recht zul je in de toekomst mogelijk gaan verliezen. Maar welvaart is net zozeer het recht op schone lucht, een stabiel klimaat en een gezonde leefomgeving.’
Beprijzen van schadelijke activiteiten
De discussie over postgroei, groene groei en ontgroeien wordt volgens haar op een verkeerde manier gevoerd. ‘Het zijn voorstellen die op drie aparte zilveren schaaltjes worden opgediend. Zo van: kies er maar eentje. Maar het kapitalisme was er ook niet van de ene op de andere dag.
Emissiehandel in de EU
ETS is de afkorting voor Emission Trade System, het Europese handelssysteem voor de CO2-uitstoot in de industrie. Voor elke ton uitgestoten CO2 moet een industrieel bedrijf één emissierecht inleveren. Bedrijven kunnen deze emissierechten kopen
op handelsplatformen en van andere bedrijven.
Zo’n transitie is een ontdekkingstocht en ontstaat door het maken van een reeks aan keuzes. Een van die fundamentele keuzes is het beprijzen van schadelijke milieu- en klimaatgevolgen. Dat kennen we al van het Europese systeem van emissiehandel (zie kader).
Dit zou volgens Moonen ook moeten gebeuren met energie, water en het gebruik van land. Op die manier stijgt de prijs van schadelijke activiteiten en krijgt de groene economie een eerlijke kans. ‘Nu is er voor duurzame bedrijven een oneerlijk speelveld. Het loont nog altijd meer om te vervuilen’, aldus Moonen.
Dat is een richting waar Bouman zich wel in kan vinden. ‘We moeten consumptiepatronen veranderen in plaats van macro-economische groei verbieden. Dat doe je door met prijzen te schuiven zodat mensen sneller kiezen voor duurzamere alternatieven. Dat is overigens de oplossing waar de meeste economen voor pleiten.’
Aniek Moonen wil tot slot ook het belastingstelsel nog aanhalen: van arbeid naar consumptie. Thomas Piketty schreef daar al in 2013 over in zijn bestseller Kapitaal in de 21e eeuw. Dat betekent dat de rekening van deze systeemomwenteling bij de rijkste 10 procent van de bevolking komt te liggen. ‘Dat is niet geheel toevallig ook de groep die verhoudingsgewijs voor de meeste uitstoot van broeikasgassen zorgt.’
Lees ook: Kate Raworth, de darling van de donuteconomie, weigert de planeet over te vliegen