Nederland heeft een probleem met de stagnatie van de groei van de arbeidsproductiviteit. Dat is al een aantal jaar te horen onder economen en wordt ondersteund door analyses van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Zo meldde het statistiekbureau onlangs dat de gemiddelde groei van de arbeidsproductiviteit in de afgelopen tien jaar slechts 0,2 procent per jaar bedroeg.
In 2023 en 2024 was zelfs sprake van een lichte daling van de arbeidsproductiviteit. Waarom dat een probleem is? Daarvoor moet je kijken naar factoren die zorgen voor economische groei. In traditionele economische modellen wordt economische groei verklaard door drie factoren: de inzet van arbeid, kapitaal en technologische innovatie.
Dat laatste zorgt voor productiviteitsgroei, waarbij het idee is dat je met slimmere combinaties van arbeid en kapitaal meer kunt produceren.
Als hoogontwikkelde economie valt er voor Nederland slechts beperkte groei te realiseren door de inzet van extra kapitaal (machines, fabrieken). Veel kapitaalinvesteringen zijn per saldo vervangingsinvesteringen. En wat de inzet van meer arbeid betreft, dus extra werkuren, zet de vergrijzing druk op het deel van de bevolking dat de komende decennia beschikbaar is voor betaald werk.
Daarmee worden we voor economische groei afhankelijker van innovatie en dus groei van de productiviteit.
Klimaatschade en economische groei
Op basis van de klassieke manier waarop economen productiviteitsgroei meten, scoort Nederland de afgelopen jaren niet al te best. Maar vanuit klimaatperspectief valt daar flink wat op af te dingen, stellen economen Maarten de Ridder en Lukasz Rachel in economenblad ESB.
Klimaatschade heeft naar verwachting aanzienlijke gevolgen voor toekomstige economische groei. Onder meer omdat extreem weer – droogte, hitte, overstromingen – vaker gaat voorkomen, met alle gevolgen van dien. Op basis hiervan kun je stellen dat een economie die zeer CO2-intensief produceert, toekomstige economische groei remt en omgekeerd.
De Ridder en Rachel hebben de negatieve invloed van klimaatschade in een alternatief economisch model gekwantificeerd door een economische bonus-malus in te voeren, gebaseerd op de CO2-uitstoot van een economie. Daarbij wordt gesteld dat een ton aan CO2-uitstoot de netto contante waarde van toekomstige economische activiteit gemiddeld genomen met 1.250 euro verlaagt.
In het model van de twee economen komt dit effect terug in de productiviteitsmetingen, waarbij hogere CO2-emissies leiden tot een lagere voor emissies gecorrigeerde totale factorproductiviteit (tfpe). Het omgekeerde geldt ook.
Groene innovatie
Toegepast op de Nederlandse economie levert dit opvallende resultaten op. In de onderstaande tabel uit het artikel in ESB vertegenwoordigt de oranje lijn (tfp, total factor productivity) de klassieke meting van de arbeidsproductiviteit. De blauwe lijn (tfpe) is de voor emissies gecorrigeerde productiviteit.
Te zien is dat tot ongeveer 2014 zowel de klassieke maatstaf voor arbeidsproductiviteit als de voor emissies gecorrigeerde maatstaf een dalende trend laten zien. Vanaf dat jaar begint de voor emissies gecorrigeerde productiviteit echter sterk te stijgen, in tegenstelling tot de klassieke meting van de productiviteit.

De Ridder en Rachel wijzen erop dat de Nederlandse CO2-emissies vanaf 2014 sterk zijn gaan dalen. Nederland wordt volgens de economen de laatste jaren steeds beter in het produceren van ‘groene’ economische waarde.
‘Nu de klimaatuitdaging steeds duidelijker op het netvlies van beleidsmakers staat, is tfpe een manier om te laten zien dat het vermogen van de Nederlandse economie om te innoveren en efficiëntie te verhogen niet is afgenomen’, stellen zij.
Onderliggend is wel sprake van een verschuiving in de manier waarop de baten van een daling van CO2-emissies worden gerealiseerd, aldus de auteurs. ‘Productiviteitsgroei draagt op dit moment minder bij aan het verhogen van de levensstandaard, maar draagt wel degelijk bij aan het vergroenen van de economie.’
‘Outsourcen’ van CO2-uitstoot
Een vraag die je hierbij kunt stellen is hoe het zit met de CO2-impact van geïmporteerde producten, als Nederlanders bijvoorbeeld spullen kopen met een hoge CO2-voetafdruk bij Chinese webshops. Hierbij gaat het om het ‘outscourcen’ van CO2-uitstoot door producten buiten de landsgrenzen te laten produceren. Dit fenomeen is volgens De Ridder en Rachel zeker relevant, maar heeft per saldo een relatief klein effect.
Lees ook: Zijn Shein en Temu nog te stoppen? ‘Europa is veel te traag’
Een andere kanttekening die je bij het onderzoek kunt plaatsen, betreft de aanname dat een lagere CO2-uitstoot op nationaal niveau direct vertaald kan worden naar een verbetering van de voor emissies gecorrigeerde productiviteit op nationaal niveau.
Het achterliggende idee is dat toekomstige klimaatschade wordt vermeden met lagere emissies. Het probleem met klimaatverandering en klimaatschade is alleen dat er geen direct verband is tussen waar broeikasgassen worden uitgestoten en waar klimaatverandering voor economische schade zorgt.
Anders gezegd: als Nederland CO2-emissies reduceert, kan de economie nog steeds te maken krijgen met aanzienlijke klimaatschade, als er elders in de wereld veel broeikasgassen worden uitgestoten.
Dit laat onverlet dat het verfrissend is als economen klassieke groeimodellen ter discussie stellen en de risico’s van toekomstige klimaatschade meenemen in economische statistieken.
Lees ook: Barbara Baarsma (PwC): ‘Een nieuw systeem opzetten? Die tijd hebben we niet meer’