Wie zijn de oprichters?
Één van de grootste elektronicaconcerns ter wereld, en een symbool van nationale trots, ontstaat 121 jaar geleden dankzij een een-tweetje tussen vader en zoon Frederik en Gerard Philips. Gerard heeft startgeld nodig om zijn gloeilampendroom waar te maken en Frederik, een welgestelde tabakshandelaar, is de perfecte investeerder. Zo is de Philips-telg in staat om een vervolg te geven aan zijn imposante opleidingsprofiel: na een bul in werktuigbouwkunde aan de voorloper van de Technische Universiteit Delft, gaat hij in Glasgow (destijds een paradijs voor gloeilampen, die in fabrieken hingen) in de leer bij Lord Kelvin, de Schotse wetenschapper waar nu diverse natuurkundige eenheden naar vernoemd zijn. Bij de onverstaanbare Schotten lukt het de leergierige Gerard om een zilveren medaille en de prijs voor het hoogst behaalde cijfer in de wacht te slepen.
Na een paar jaartjes handels- en installatiewerk vindt Gerard zich goed genoeg voor het grote werk en wil hij met zijn studievriend Jan Jacob Reese een gloeilampenfabriek starten, inclusief een geheel zelfontwikkeld productieproces. Maar Philips en Reese onderkennen dat de competitie in de markt inmiddels moordend is, vooral in Duitsland, en besluiten daarom dat een startup met twee dure ingenieurs de concurrentiepositie te veel verzwakt. Vervolgens richt de tabakshandelaarszoon nog geen half jaar later met zijn vader de vennootschap Philips & Co op.
De startup, gevestigd in een oud fabriekje aan de Eindhovense Emmasingel, krijgt al snel een boost als benjamin Anton Philips in 1895 bij het bedrijf betrokken wordt. Als hun vader zich nog eens vier jaar later uit de vennootschap terugtrekt en Gerard en Anton (afbeelding) alleen aan het roer staan, heeft laatstgenoemde er al voor gezorgd dat Philips buiten de landsgrenzen bekend raakt. De twee blijken een perfecte tandem te vormen: waar de technische Gerard uitmuntend is in product innovatie, blinkt Anton uit in marktstrategie en sales.
Philips is binnen no-time één van de grootste producenten van kooldraadlampen van het Europese vasteland en start in de jaren nul van de 20e eeuw in verschillende landen nieuwe productielocaties. Met de technische know-how van het bedrijf bestormt het een paar decennia later veel meer markten dan alleen de lichtsector. Inmiddels kunnen we noteren dat Gerard en Anton een groei hebben ingezet die heeft geleid tot de productie van innovatieve lampen, glas, golfkarton, fabrieksmachines, medische apparatuur, radio’s, televisies, pillen, röntgenapparatuur, scheerapparaten, ijskasten, radarsystemen, computers, audio-installaties en -dragers, videorecorders en -spelers, koffiezetapparaten en nog veel meer.
Hoe hebben Gerard en Anton de markt veranderd?
Het grootste vliegwiel van Philips is innovatie. Een kwaliteit waarop CEO Frans van Houten nu weer nadrukkelijk wil terugvallen, door weliswaar veel te saneren maar extra geld beschikbaar te maken voor R&D. De ontwikkeling van nieuwe technieken was vanaf de start de motor achter de groei en de goede concurrentiepositie van Philips. Om productinnovatie te bevorderen, richtte Gerard Philips in 1914 het Natuurkundig Laboratorium (NatLab, dat nu bekend staat als de High Tech Campus) op dat uitgroeide tot de bakermat van vele nieuwe technologieën. Niet voor niets promootte Philips zichzelf met leuzen als ‘Let’s make things better’ en ‘Sense & Simplicity’.
Beslissend in een vroeg stadium was ook de agressieve expansie van het bedrijf, geleid door Anton. À la het overnamebeleid van Heineken kocht en richtte Philips diverse Nederlandse gloeilampenfabrieken op. Tegelijkertijd werden toeleveranciers daardoor afhankelijk van het bedrijf. Philips kocht ook deze partijen op. Intussen startte het in Europa en de VS verschillende verkoopondernemingen, waardoor het als een van de vroegste spelers de markt naar zijn hand kon zetten. En het bedrijf reageerde adequater dan anderen op de Eerste Wereldoorlog: toen de aanvoer van gassen en glas voor gloeilampen stagneerde, richtte Philips eigen toeleverende bedrijven op en begon het ook met het opzetten van eigen buitenlandse productiefaciliteiten.
Waar nu vooral Apple uitblinkt in vormgeving, was het Philips dat als een van de eerste elektronicareuzen extra aandacht schonk aan design. Ook daarmee onderscheidde het zich van andere merken. In de jaren twintig kwam er onder leiding van Louis Kalff een volwassen ontwerp- en reclamestudio die samenhang creeërde tussen het ontwerp van een product, het bijbehorende reclamemateriaal en de inrichting van etalages en tentoonstellingen. De nieuwe afdeling was ook de ontwerper van het Philips-beeldmerk, dat in de basis nog altijd hetzelfde is gebleven.
Waar bijvoorbeeld Ingvar Kamprad, de oprichter van IKEA, bekend stond als een CEO die geen prettige arbeidsomstandigheden creëerde, maakte Philips juist wel vroeg naam met goede sociale voorzieningen. Het leverde het bedrijf weliswaar veel kosten op, maar ook gemotiveerd en hoog gekwalificeerd personeel. In 1921 richtte het bedrijf een hr-afdeling op, die zich naast overplaatsingen, promoties en ontslagen ook bezig hield met persoonlijke ontwikkelingsplannen. Ook beschikte de afdeling over een lab dat deskundige hulp bood bij het beoordelen voor welk werk een arbeider het meest geschikt is. Verder bekostigt Philips vanaf die tijd verschillende cursussen, ontstaan er pensioenfondsen en betaalt het de opleidingskosten van de kinderen van werknemers. Overigens zijn deze sociale voorzieningen inmiddels flink afgeslankt.
Hoe staat het er nu voor?
Minder florissant. Philips heeft de entertainmentmarkt voor een groot deel moeten verlaten, omdat Aziatische tijgers inmiddels dezelfde kwaliteit voor een goedkoper bedrag kunnen leveren. De kosten aan personeel, gekoppeld aan goede sociale voorzieningen, hebben er mede voor gezorgd dat Sony, Toshiba, Sharp en LG Philips in de jaren negentig voorbij gestreefd zijn.
>> Lees ook over de groei van Sony
Van de 32,4 miljard euro die Philips in 2001 omzette, is in 2010 nog 25,4 miljard euro over. Over dezelfde periode is het aantal medewerkers gedaald van 188.000 in 2001 naar 119.000 in 2010. Philips is nog altijd een elektronicareus, maar niet meer een absolute grootmacht. Het focust zich weer op drie oudere bedrijfstakken: Licht, Consumentenproducten (waaronder de inmiddels door Nespresso voorbij gestreefde Senseo) en Gezondheidszorg.
Afgelopen jaar wist Gerard Kleisterlee, die in april afgetreden is als CEO, het tij enigszins te keren. De omzet groeide licht en de winst kwam uit op 1,45 miljard. Maar meteen een kwartaal later is onder Van Houten datzelfde winstbedrag weer bijna ingeleverd. Alleen de medische tak, die qua omzet de afgelopen 10 jaar verdubbeld is, maakt nog winst. Echter juist die branche legde de afgelopen maanden bloot hoezeer Philips zijn best moet doen om ook hier te kunnen meedingen: vorige maand begon in Polen het strafproces tegen drie voormalig medewerkers van Philips, die in ruil voor de verkoop van tientallen röntgenapparaten in totaal 12,5 miljoen euro smeergeld aan ziekenhuisdirecties hebben betaald.
Zware tijden dus voor Philips en daarom gaat Van Houten tot en met 2013 vijfhonderd miljoen euro op overheadkosten besparen. “We waren gewend om een deken te leggen over bedrijven en mensen die niet goed presteren. Ik wil dat zichtbaar maken en de underperformers aanspreken op hun prestaties. Als de Philips-machine op alle cilinders gaat lopen, zal het veel beter gaan.”
>> Lees ook over het groot worden van: