Bookazine Dif verscheen in 2003 voor het eerst. Burger had een groep journalisten, fotografen en illustratoren om zich heen verzameld die graag een blad wilde maken met veel ruimte voor tekst- en fotoproducties. “De tendens is dat nieuws korter en sneller moet, omdat mensen een kortere aandachtsspanne hebben”, legt hij uit. “Onderzoeksjournalistiek is niet populair meer, net als lange interviews en fotoreportages. Wij wilden weer traditionele kwaliteitsjournalistiek bedrijven.”
DIF was kritisch en progressief, en moest een ‘baken in het jaar’ zijn, dat alle andere bladen overbodig maakte. Maar omdat het een jaarblad was, kon Burger moeilijk aan inkomsten komen. “We pasten niet in de advertentiecampagnes van bedrijven en hadden geen sterk profiel voor bijvoorbeeld horloge- of autoproducenten. We kregen alleen wat advertenties van bedrijven die Dif wel een spannend product vonden, en een enkele keer subsidie van de gemeente Rotterdam en het Bedrijfsfonds van de Pers. Verder financierde ik het zelf.”
De begroting rond krijgen werd steeds moeilijker, dus verscheen Dif vorig jaar al niet meer. Om het blad geen stille dood te laten sterven, besloot Burger een afsluitend nummer te maken, met het thema ‘einde’. Iedereen zegde zonder problemen toe gratis mee te werken. “Dat was heel dankbaar, een verademing na alle tonnen die ik erin heb gestoken”, verzucht Burger.
Toch is Dif nog niet definitief ten einde, want er wordt onderhandeld met grote internationale uitgevers over vertalen, doordrukken en wereldwijd verspreiden van het blad in internationale bookstores. Burger: “Het Nederlandse taalgebied is te klein voor een blad als Dif. Het is een enorm gevecht in de tijdschriftschappen. Men heeft poep aan goede bedoelingen: je moet keihard met je ellebogen werken om een plekje te overwinnen. In de internationale markt zien we meer potentieel.”