Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Bedrijfsfinanciering bij starten en doorgroei

Als u een onderneming start of wilt laten doorgroeien, heeft u kapitaal nodig. De financiering van uw bedrijf kan bestaan uit eigen (risicodragend) vermogen en vreemd vermogen. Welke financieringsmogelijkheden zijn er?

Eigen vermogen
Het geld dat u zelf in uw bedrijf steekt, denk aan spaargeld en de overwaarde van uw huis, behoort tot het eigen vermogen van de onderneming. Hetzelfde geldt voor kapitaal dat u bij investeerders ophaalt. In ruil voor hun investering ontvangen ze aandelen, waardoor ze mede-eigenaar worden van uw onderneming. Dit is risicodragend vermogen. Immers, gaat het goed met uw bedrijf, dan profiteren de investeerders daarvan mee; gaat het mis, dan kunnen ze hun geld kwijtraken.
Hetzelfde geldt voor werknemersparticipaties. Uw werknemers kopen aandelen in uw bedrijf en worden dus deels eigenaar van het bedrijf. Het vergroot hun betrokkenheid, én het is ‘goedkoop’ geld. U betaalt geen rente of andere vergoeding, maar u levert wel aandelen in.

Vreemd vermogen
Financiers verstrekken vreemd vermogen op basis van zekerheden (onderpand) en ontvangen een vergoeding in de vorm van rente. Het onderpand kan onroerend goed zijn, maar ook voorraden, debiteuren en machines kunnen (deels) als onderpand dienen. Banken verstrekken ook blanco financieringen, dit zijn financieringen zonder onderpand. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij de financiering van de goodwill van een overgenomen bedrijf. Een bank neemt hierdoor een grotere risico dan bij een gewone lening, en dus is de rentevergoeding hoger. Financiers letten bij toekenning van een lening vooral op de cashflow en de solvabiliteit van de onderneming.
Banken en financiële instellingen zijn de aangewezen partijen voor het verstrekken van vreemd vermogen. Ze hebben een scala aan producten, zoals hypothecaire leningen, rekening-courantkredieten, debiteurenfinanciering en leaseconstructies. Ook Leverancierskrediet is een vorm van vreemd vermogen.

Informal investors
Informal investors of ‘business angels’ zijn vermogende particulieren, vaak ex-ondernemers die veel geld hebben overgehouden aan de verkoop van hun eigen bedrijf. Vaak willen ze niet nóg een keer een bedrijf opzetten, maar combineren ze het nuttige met het aangename: ze investeren in bedrijven die ze interessant vinden. Zo blijven ze betrokken bij het ondernemerschap en hopen ze een goed rendement te halen op hun vermogen. Informals beschikken gemiddeld over een vermogen van een half miljoen tot 5 miljoen euro en participeren vaak in meerdere bedrijven, waarbij de participaties tussen de 50.000 tot 250.000 euro liggen.
Nederland telt honderden informal investors. Hun aantal is moeilijk te schatten, omdat ze graag anoniem blijven voor de buitenwereld. Behalve geld bieden ze kennis, ervaring en een netwerk. Informal investors zijn niet alleen uit op rendement. Investeren moet ook ‘leuk’ zijn. Een informal vraagt: “Hoe gaat u mij rijk maken?”, terwijl een belegger vraagt: “Hoe rijk gaat u mij maken?” Een subtiel, maar wezenlijk verschil van benadering.

Venture capitalists
Venture Capitalists zijn particuliere beleggers die vaak worden aangezien voor informal investors, maar dat niet zijn. Ze beschikken over (veel) meer geld dan informal investors (meer dan 20 miljoen euro) en zijn bij uitstek georiënteerd op het rendement en minder op het proces en de ‘fun’. Ze investeren vooral bedragen van 2 miljoen en meer in bedrijven die hun bestaansrecht hebben bewezen.
Venture Capitalists werken veel zakelijker dan informal investors. Ze letten meer op de kwaliteit van het management, marktonderzoek, cashflow analyses en rendementsprognoses. Door het grote vermogen dat ze beheren, hebben ze weinig tijd over voor begeleiding van de ondernemer. Om toch grip op de situatie te houden, hebben ze vaak een zetel in de raad van commissarissen of een controlerend belang in de onderneming.

Dagelijks de nieuwsbrief van Startups & Scaleups ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Participatiemaatschappijen
Participatiemaatschappijen hebben veel meer geld dan informal investors. Ze variëren in grootte en hebben een kapitaal van 10 miljoen tot miljarden euro’s. Per transactie investeren ze tussen een half miljoen en honderden miljoenen euro’s. Participatiemaatschappijen investeren met het geld van institutionele beleggers zoals pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en banken. Kleinere participatiemaatschappijen investeren met geld van vermogende particulieren.
Er zijn ongeveer 50 participatiemaatschappijen in Nederland, verenigd in de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP). Omdat ze geld van grote beleggers beheren, zullen ze risico’s zoveel mogelijk vermijden. Als hun geld gevraagd wordt door een jong bedrijf, moet de aanvraag zeer zorgvuldig voorbereid en onderbouwd zijn en moet er al een behoorlijke omzet zijn.

Regeling durfkapitaal
Tachtig procent van het externe risicodragend vermogen is afkomstig van vrienden en familie. De bedragen zijn vaak kleiner dan de investeringen van informal investors, maar kunnen vooral in de opstartfase van groot belang zijn. De bedragen die family, friends and fools beschikbaar stellen, liggen vaak niet boven de 20.000 euro.
Het verstrekken van risicodragend levert uw gefortuneerde vrienden een fiscaal voordeel op via de Regeling Durfkapitaal, in de volksmond bekend als de Tante Agaath-lening.
Particulieren die direct geld aan u lenen, hoeven in box 3 geen vermogensrendementsheffing (1,2%) over het geleende bedrag te betalen. De maximale vrijstelling bedraagt 53.421 euro (2007). Daarnaast mag de geldverstrekker 1,3% als extra heffingskorting van zijn inkomen in box 1 aftrekken. Deze 1,3% wordt gerekend over de gemiddelde waarde van de beleggingen waarover hij in box 3 geen belasting hoeft te betalen. Een familielid dat 50.000 euro in uw bedrijf steekt – en in het hoogste belastingtarief valt – bespaart dus 600 euro belastingen in box 3 en 338 euro in box 1 (tegen 52%). Dit bespaart hem dus een kleine duizend euro aan belasting. En dat voor een periode van maximaal acht jaar.