Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Franchise? Let op het huurcontract

Als een franchisegever de samenwerking met een franchisenemer wil beëindigen, is het pand waarin de franchisenemer de onderneming exploiteert vaak aanleiding tot een slepend juridisch conflict. Hoe voorkom je dat?

Automatische beëindiging of opzegging van de huurovereenkomst door franchisegever kan niet zomaar. En de belangen zijn groot, zelfs in de huidige markt. De franchisegever streeft ernaar om de verkooppunten zoveel als mogelijk te behouden voor de organisatie, terwijl een franchisenemer geïnvesteerd heeft in het ontwikkelen van exact die locatie. Hij wil daar ook in de toekomst de vruchten van plukken.

Vaak gaat het, als er sprake is van huur, om detailhandelsruimte. Dit noemt men in jargon “bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 van het Burgerlijk Wetboek”. De huurovereenkomst van dergelijke bedrijfsruimte kan door een verhuurder slechts in een aantal limitatief in de wet genoemde gronden worden opgezegd. De beëindiging van een franchiserelatie behoort daar niet toe.

Ook het overeenkomen van een stilzwijgende beëindiging is in strijd met de huurwetgeving. Ontbinden wegens wanprestatie, een ander alternatief, kan alleen via een rechterlijke procedure. Het is daarom lastig om een ex-franchisenemer het gehuurde te laten ontruimen. Hoe kan een franchisegever toch bewerkstelligen dat een franchisenemer het gehuurde verlaat en hoe kan een franchisenemer zijn rechten zeker stellen?

Bepaling opnemen

Een oplossing die wel wordt gebruikt, is het opnemen van een bepaling in de franchiseovereenkomst en de huurovereenkomst, die zegt dat met het einde van de franchiseovereenkomst ook automatisch een einde komt aan de huurovereenkomst (en andersom). Een dergelijke bepaling wijkt echter af van dwingendrechtelijke bepalingen van het huurrecht. Deze bepaling is dan ook alleen geldig als hiervoor vooraf toestemming wordt gekregen van de rechter. Deze toestemming krijgt men niet altijd. Daar komt nog bij dat de rechtspraak een diffuus beeld laat zien. Van de toestemmingsverzoeken in 2009 werd 25 procent afgewezen.

Het gerechtshof te Arnhem schept in een in februari 2010 gepubliceerd arrest (iets) meer duidelijkheid: “Bij goedkeuring van afwijkende bedingen gaat het naar zijn aard om bedingen die de rechten van de huurder aantasten. Wanneer in welke gevallen sprake zal zijn van ‘wezenlijke aantasting’ is in zijn algemeenheid niet te beantwoorden”. De rechter doet er volgens het Gerechtshof goed aan om beide partijen eerst te horen voordat hij toestemming geeft. Vervolgens tellen “alle feiten en omstandigheden van het geval en de belangen van beide partijen mee.” Ook als er sprake is van een wezenlijke aantasting van het huurrecht van de huurder, kan het zijn dat de betreffende huurder de bescherming niet nodig heeft.

In een nagenoeg gelijktijdig gepubliceerde uitspraak van de rechtbank te Den Bosch wordt een toestemmingsverzoek om een afwijkend beding niet goedgekeurd. Het ging hier niet om een vaste einddatum, maar om een buitengerechtelijke ontbindingsmogelijkheid wegens wanprestatie in de franchiseovereenkomst. Voor zo’n beding kan nooit goedkeuring worden gegeven.

Zelfs eenmaal verkregen toestemming is niet zaligmakend. Ook als de rechter zijn toestemming heeft gegeven, kan een franchisenemer een latere opzegging van de huurovereenkomst door de franchisegever (opnieuw) aan een rechter voorleggen. De uitkomst van die procedure ligt vaak in lijn met de eerdere goedkeuring, maar zeker is die uitkomst allerminst.

Alternatieven

Een alternatieve of parallelle oplossing is het contractueel koppelen van de huurovereenkomst en de franchiseovereenkomst. Het Gerechtshof en de Hoge Raad lijken een dergelijke koppeling te accepteren. Dit koppelen kan met een drietal bepalingen.

1. Een bestemmingsbeding

Daarin staat dat de bestemming van het gehuurde te allen tijde moet zijn het exploiteren van de formule.

2. Koppeling wanprestatie

Neem een bepaling op waarin staat dat wanprestatie in de ene overeenkomst ook wanprestatie in de andere overeenkomst oplevert en een zinsnede dat beide overeenkomsten en de rollen van partijen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De exacte formulering van deze bepalingen luistert echter nauw en het voorkomt niet in alle gevallen de weg naar de rechter.

3. Non-concurrentiebeding

Een aanvullend alternatief is het opnemen van een non-concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst. Dat beding zorgt ervoor dat een franchisenemer geen concurrerende zaken meer kan doen vanuit het gehuurde. Zijn belang bij behoud van de vestiging is dan vele malen minder. Let wel: ook voor deze bepaling gelden een aantal bijzondere eisen.

Lees ook:


Lees ook het boek ‘Een vliegende start als ondernemer’

Dagelijks de nieuwsbrief van Startups & Scaleups ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

>> Bekijk de nieuwe website van ChallengerDay 2010 <<