Binnenkort presenteert MT de Maakindustrie100 van 2015. Tot die tijd toppers uit de lijst. Vandaag: sprayerproducent AFA uit Helmond.
AFA Dispensing is een vaste vertegenwoordiging geworden in de Maakindustrie100. Het maakbedrijf uit Helmond is groot geworden door de ontwikkeling van dispensing systemen in alle soorten en maten: van sprayers voor planten (Pokon bijvoorbeeld) tot speciale softijs-zakken en het tapsysteem achter de Beertender van Heineken. We spreken met president Dries Knaapen.
Hoe zijn jullie onderscheidend?
‘Wij maken dispensingsystemen voor veel schoonmaakmiddelen. Denk aan merken als Viakal, Antikal. Daarvoor maken we alleen de sprayers, niet de fles. Daarbij onderscheiden we ons op twee gebieden: innovatie en productkwaliteit. Qua product onderscheiden we ons met Flairosol, een nieuwe soort dispenser die we op de markt aan het brengen zijn. Het is als het ware een variatie op de bekende spuitbus die we kennen als deodorant of toiletverfrisser. Flairosol kun je op z’n kop gebruiken en heeft geen drijfgassen. Die zetten we sinds 2 jaar in de markt en dat begint steeds meer van de grond te komen.’
Wat zijn jullie uitdagingen?
‘We zijn technologisch marktleider, al is onze markt geen heel grote – tussen de 600 en 800 miljoen euro. Onze grootste uitdagingen zijn om beheerst te blijven groeien en om de financiering op orde te houden. Vooral dat laatste is pittig, het is trekken en duwen. Kredietverlening is moeilijker geworden omdat banken aan de leiband liggen. Zij begrijpen ons en wij begrijpen hen, maar het blijft lastig. Dan is er de uitdaging om beheerst te blijven groeien. Dat gaat ons vooralsnog goed af. Waar we in 2010 een omzet draaiden van 30 miljoen euro, is dat nu 70 miljoen. De producten zijn van hoge kwaliteit, onze reputatie is goed en we hebben een solide klantenbasis. We opereren wereldwijd, in Azië, Europa en Noord-Amerika.’
Wat is jullie ambitie?
‘De ambitie is uiteindelijk in onze markt nummer 1 te blijven en daarbij een prettige winstgevendheid te hebben. Continuïteit garanderen vind ik erg belangrijk. Vooral met Flairosol willen we grote stappen maken, daar zit meer toegevoegde waarde in dan in de meer traditionele sprayers. Ons doel is om in de komende 5 jaar onze omzet te verdubbelen. Ambitieus? We hebben het de afgelopen 5 jaar ook gedaan en dat moet dus nog eens lukken. Goed management is daarbij belangrijk en daarvoor kan ik alleen mezelf aankijken.’
Is er nog plek voor Made in NL?
‘In mijn ogen wel. Ik denk dat we veel goed opgeleide mensen hebben. We hebben alleen nog niet een cultuur voor maakindustrie, zoals bijvoorbeeld Duitsland die wel heeft. Maar er is hoop. Dat zie je in Brabant; sinds Philips daar weg is bloeien al die onafhankelijke componenten helemaal op. Dat zie je ook in Overijssel en Twente.
Het kan dus zeker in Nederland, we moeten alleen niet te veel zeuren en van de overheid verwachten – hoewel Den Haag het ook moet willen. Een kenniseconomie is prachtig, maar we moeten ons realiseren dat een groot deel van de middelbare scholieren naar het MBO gaat. Het moeten dan wel hoogwaardige producten zijn die we maken. We moeten innoveren. Want op loonkosten gaan we het nooit winnen. En je moet automatiseren.’
Gaat automatisering niet juist ten koste van werkgelegenheid?
‘Werk en automatisering heffen elkaar niet op. MBO’ers zijn hoogwaardige krachten, die heb je keihard nodig. De angst voor robotisering en automatisering vind ik typisch Nederlandse onzin. In Japan begon Toyota daar al decennia geleden mee. De manier waarop minister Asscher robotisering schetst vind ik echt een schrikbeeld. Ik denk dan: kijk even buiten de grenzen.
Robotisering creëert een ander soort werk. Je ziet dat werknemers die van de lopende band komen in de automatisering terecht kunnen. Die machines moeten toch ergens gemaakt worden? Voor maakindustrie heb je machine-industrie nodig. Mensen die kunnen programmeren, die machines kunnen bedienen. Je kunt een geweldige industrie creëren rondom robotisering.’
Waar staat de maakindustrie over 10 jaar?
‘Ik denk dat we er over 10 jaar goed voor staan. Er moet wel geïnvesteerd worden in onderwijs. Duitsland doet dat heel goed, daar leren scholieren 2 dagen op school en 3 in een bedrijf. Nederlandse bedrijven spelen een belangrijke rol om ook zover te komen. Dat is beter dan al die subsidies, die werken zelden.
Ook het soort producten is belangrijk. Het hoeft niet allemaal software te zijn, of game-industrie. Prachtig dat het er is, maar ik wil laten zien dat het maken van fysieke producten ook heel mooi is. Als we dit kunnen bereiken, zou ik niet weten waarom er in Nederland geen goede maakindustrie kan zijn.’
Dit artikel is onderdeel van het dossier Made in NL. Bij MT vinden we dat Nederland trotser mag zijn op zijn maakbedrijven. Met Made in NL wil MT de kennisdeling binnen én over de sector bevorderen en maakbedrijven een podium bieden. Opdat we terecht trots zijn op de hidden champions van de maakindustrie.