In de media verschijnen regelmatig berichten over zelfstandigen die toch werknemer blijken te zijn. In Nederland worden daar bijvoorbeeld bij PostNL diverse procedures over gevoerd, recent ook in Engeland door chauffeurs van Uber.
Is er toch sprake van ‘gewoon’ werknemerschap, dan heeft de werknemer ontslagbescherming en recht op zaken als loon tijdens ziekte en vakantie. Daarnaast heeft het fiscale gevolgen, bijvoorbeeld voor de afdracht van (loon)belasting en sociale premies. De Wet DBA moest een uitkomst bieden. Hoe staat het er nu voor?
Wanneer is sprake van een opdrachtovereenkomst?
Partijen kunnen met elkaar afspreken een opdrachtovereenkomst aan te gaan. Toch kan dan later geoordeeld worden dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Hoe komt dat?
- Bijvoorbeeld omdat de medewerker altijd zelf het werk moet verrichten;
- hij daarvoor loon ontvangt;
- en in een gezagsverhouding tot de organisatie staat.
Met name het laatste punt is van belang, een zelfstandige moet zelf kunnen bepalen hoe het werk wordt verricht. Naast de bepalingen in de opdrachtovereenkomst, is het voor de toets relevant hoe de partijen hun afspraken in de praktijk uitvoeren. De fiscus beslist uiteindelijk hoe de relatie moet worden gezien
Uber
In de Uber-zaak uit Engeland ging het om twee taxichauffeurs die vonden dat ze recht hadden op het minimumloon en loon tijdens vakantie en ziekte. Zij vonden zichzelf ‘werknemer’ omdat Uber hun werkzaamheden controleerde. Uber vond juist dat zij zelfstandigen waren omdat zij hun eigen zaakjes regelden, hun eigen belastingaangifte deden en bovendien zou Uber slechts een technologisch platform zijn die de diensten van de chauffeurs mogelijk maakte.
De rechter maakte hier korte metten mee en oordeelde dat de chauffeurs inderdaad als werknemer moeten worden beschouwd. Uber gaat in hoger beroep, maar het risico is aanwezig dat de Engelse chauffeurs met terugwerkende kracht aanspraak kunnen maken op fikse bedragen. Dezelfde discussie speelt bij veel Nederlandse organisaties.
Uitstel handhaving Wet DBA
In de praktijk bestaat de behoefte om vooraf duidelijkheid te krijgen en niet met dergelijke claims te worden geconfronteerd. Voorheen verschafte de ‘VAR-verklaring’ deze duidelijkheid. Sinds 1 mei 2016 was echter de Wet DBA (Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) van kracht. De Belastingdienst heeft zelf diverse modelovereenkomsten opgesteld. Neem je een aantal vastgestelde bepalingen uit de overeenkomst op, bevat de overeenkomst geen tegenstrijdige bepalingen en handelen de partijen hier ook naar, dan wordt aangenomen dat er sprake is van een opdrachtrelatie. Ook is het mogelijk om eigen overeenkomsten ter beoordeling aan de Belastingdienst voor te leggen.
Maar de Wet DBA heeft voor veel onduidelijkheid gezorgd. Dagelijks verschijnen er wel berichten met klachten. Op 18 november 2016 heeft Staatssecretaris Wiebes van Financiën daarom aangekondigd dat de wet niet wordt gehandhaafd tot minimaal 1 januari 2018. Hoewel het systeem in de praktijk dus niet goed blijkt te werken en er hard wordt nagedacht over aanpassingen, is het aan te bevelen vooralsnog met de modelovereenkomsten te blijven werken. Houd daarbij de media scherp in de gaten.
Tips voor de praktijk in de overgangsperiode:
- Zorg voor een goede opdrachtovereenkomst, die voldoet aan de bepalingen van de modelovereenkomst van de Belastingdienst en/ of leg de overeenkomst aan de Belastingdienst voor ter goedkeuring;
- Doe ook een eigen toets: zorg dat in de overeenkomst geen ‘arbeidsovereenkomst-achtige’ bepalingen zijn opgenomen, zoals vakantiedagen, loon bij ziekte of een concurrentiebeding;
- Zorg dat partijen in de praktijk handelen conform de gemaakte afspraken en evalueer regelmatig of dit nog steeds het geval is; beperk de omvang en de duur van de overeenkomst;
- En houd de berichten over aanpassingen, die relevant kunnen zijn voor lopende en nieuwe opdrachtovereenkomsten, in de gaten.