Begin maart – voordat we allemaal thuis gingen werken – stond ik met een kleine driehonderd collega’s in het trappenhuis van Afas. Het was supergezellig, de sfeer was opgewonden. We maakten grappen, kletsten, en sisten om de zoveel tijd ‘Sssssst!’ De reden dat we daar met zijn allen stonden, was Stan, onze vijfhonderdste medewerker. We verrasten hem op zijn eerste werkdag met een warm welkom met confetti, taart, drumband en spandoek. Het filmpje dat we ervan maakten, ging viral. Eén miljoen views. Hatseflats. Typisch Afas. Iedereen blij.
Nou ja, dat weten we achteraf.
In dat trappenhuis voelde ik me eerlijk gezegd niet zo zeker. Dat had allereerst te maken met het fenomeen van de 500ste medewerker. Dat is voor ons nooit een doel op zich geweest. Sterker nog: we werken het liefst met zo min mogelijk mensen. Als wij een normaal bedrijf waren geweest, hadden we alleen aan ondersteunende diensten als boekhouding, secretariaat, juridisch en P&O al wel vijftig man extra gehad. Die hebben we bewust niet.
Bovendien houden we bij Afas van het verkleinen van foutmarges en risico’s. En in deze actie met Stan zaten nogal wat losse eindjes. Die gingen in dat trappenhuis allemaal door mijn hoofd: wat nou als ie te laat is, wat als wij te laat zijn, wat als het confettikanon het niet doet of als Stan zo overdonderd is dat hij helemaal in zijn schulp kruipt? En het kan niet opnieuw. Dit met Stan, was één echt moment. Stan is echt de 500ste medewerker, en niet – zoals je ook wel eens ziet – de duizendste o-zo-verraste-klant die eigenlijk gewoon een acteur is.
Ik was niet de enige die aarzelingen had.
Onze technische man Jelle was ruim een dag aan het monteren aan de video (hij knutselde het confettikanon dat inderdaad te laat afging er met post production magic op het juiste moment weer in). En kwam bij me met: ‘Ik weet het niet hoor Bas, of dit nou wel zo leuk is.’
Zijn opmerking had zomaar een aanleiding kunnen zijn om aan de handrem te trekken. En zo waren er meer mogelijke handremmomenten. Toen onze hr-manager Britt bij me kwam met: dit gaan we doen, eens? Toen allerlei mensen aan de slag gingen met het regelen van verborgen camera’s, gebakjes, spandoeken en de drumband. En toen we daar uiteindelijk stonden in dat trappenhuis. Want driehonderd manuren, is dat eigenlijk nog oké voor een goede grap?
Toch zijn we gewoon doorgegaan.
Ik heb de onzekerheid er bewust bijgenomen. Want ook al was de kans misschien niet 100 procent, áls dit zou lukken had het een heleboel prachtige voordelen. Het zou geweldig zijn voor Stan zelf natuurlijk. Maar ook om naar buiten toe onze bedrijfscultuur te bevestigen. Onze kernwaarden – doen, familie, gek, en vertrouwen – komen in deze actie allemaal naar voren. Zonder werkgroepen, zonder dichtgetimmerde scenario’s, en zonder precies uit te rekenen wat het allemaal zou gaan kosten. En het lukte. De actie was super, we kregen er bakken energie van, en de video werd in het hele land bekeken.
Toch was het grootste succes niet die miljoen views, maar wat ik óók voelde daar in het trappenhuis. Dat is het Afas-familiegevoel. We stonden er met bijna alle collega’s. Van de schoonmaakster tot de programmeur, de marketingmanager, de cfo en de salesman. En we waren allemaal even zenuwachtig. We voelden ons met elkaar verbonden. Niet ondanks de onzekerheid. Maar dankzij.
Het is één van de manieren waarop we het familiegevoel in ons bedrijf zó goed kunnen vasthouden: ruimte geven aan onzekerheid. Dat deden we met vijf man, later met vijftig, en nu dus ook met vijfhonderd (en nee, we gaan liever niet voor veel meer). Ons familiegevoel is ijzersterk. Dat houdt ons bij elkaar. Ook nu de wereld er echt heel anders uitziet. Kijk als je zin hebt de video die we erover maakten. Dan ervaar je het Afas-familiegevoel – en zie je hoe we met vijfhonderd kantoren toch één bedrijf zijn.