Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Literair management

Het gebeurt geregeld dat een beroemde schrijver zoals ik manuscripten in z'n postbus krijgt, waarbij de auteurs ervan vragen of ik ze wil lezen, in de hoop dat ik ze uitzonderlijk goed zal vinden en ze nog dezelfde dag zal aanprijzen bij een uitgever. De kwestie is dat die manuscripten meestal ellendige vodden zijn, waar zelfs een blinde, doofstomme, ongetalenteerde uitgever zich niet zou aan wagen.

Nu was het enige weken geleden zo dat ik compleet vast zat met m'n nieuwe roman, wat dagen aan een stuk bleef duren, iets wat ik nog nooit had meegemaakt, en ik bereikte het punt waarop ik de roman in de prullenmand gooide en besloot om te stoppen met schrijven. Ik nam mezelf voor om een andere bezigheid te kiezen, en nadat ik weer ‘ns een ongevraagd manuscript had doorbladerd kwam het idee bij me op om mezelf te benoemen tot literair manager en ervoor te zorgen dat het manuscript, ongeacht de kwaliteit van het proza, niet alleen zou uitgegeven worden maar op de koop toe een hit zou worden.

De schrijver van het manuscript heette Joris Van Damme en hij woonde in m'n thuisstad Gent, in de Brugse Poort. Ik belde hem op en zei hem dat ik ervoor kon zorgen dat hij een successchrijver zou worden, en dat hij zich bij mij kon aanbieden, de volgende middag om drie uur stipt. Hij kwam aanzetten om kwart over drie, wat me al niet aanstond. "Als je in het vervolg niet op tijd komt", zei ik, "kan je het vergeten om ooit op nummer één te raken in de boekentoptien."

"Het spijt me, meneer Brusselmans", zei hij, "maar ik werd opgehouden omdat m'n hond aan het jongen was en ik de puppies een voor een moest verdrinken in m'n bad en hen daarna begraven in m'n tuintje." "Dat vond je hond zeker niet erg leuk?" vroeg ik. "Ach", zei hij, "die zeikerd vindt niks leuk. Hij vindt het niet eens leuk als ik met een pluim heen en weer ga over z'n testikels. Dat vindt iedereen toch leuk, meneer Brusselmans? Ik alleszins wel. Ik verslijt ongeveer één pluim per week door ermee over m'n testikels te aaien."

"Terzake", zei ik. "Ik ben een literair manager die z'n zaakjes goed op een rijtje heeft. Er ontsnapt me niks. Ik zorg ervoor dat alles aan een schrijver en een boek perfect is, zodat het bijna onmogelijk is dat het boek geen knaller wordt en de schrijver geen vedette. Ik doe dit voor veertig procent van de royalties op het boek, wat je net zo goed een aalmoes kan noemen. Maar zover zijn we nog niet. Er moet een aantal dingen besproken worden. Ten eerste is er je naam. Joris Van Damme. Welnu, dat is geen naam om potten mee te breken. Er is trouwens al een schrijver die Jo Van Damme heet en een schrijfster die Joke Van Damme heet. Enfin, heette, want twee maanden geleden is ze verongelukt toen ze, tijdens de research voor haar haar nieuwe boek, haar hoofd achttien minuten onder water heeft gehouden. Dus haar nieuwe boek, dat was aangekondigd onder de titel ‘Niet ademen asjeblief', zal er nooit komen." "Wat jammer, meneer Brusselmans", zei Joris Van Damme.

"Wat je jammer noemt", zei ik. "Met gejammer schieten we niks op. Noem mij één grote schrijver die een jammeraar is. Je zal er geen vinden. Hoe dan ook, je moet een pseudoniem kiezen. Ik had gedacht aan een enigszins exotisch klinkende naam, die past bij een paar van je uiterlijke kenmerken, en dan denk ik vooral aan je in elkaar gegroeide wenkbrauwen, je van het haarvet glimmende snor, en je ietwat overhellende voorhoofd. Kortom, wat dacht je van pakweg een Grieks klinkende naam, bijvoorbeeld Patmos Kanniebeffolos?"

"Liever niet, meneer Brusselmans", zei Joris Van Damme, "ik heb slechte ervaringen met Grieken. Althans met een Grieks meisje. Ik was zo gek op haar dat ik haar ten huwelijk vroeg, maar ze wilde slechts met me trouwen op één voorwaarde: dat ik een geslachtsoperatie zou ondergaan. ‘Joris', zei ze in dat gebrekkige Nederlands van haar, ‘je bent de man van m'n dromen maar ik wil dat je een meisje wordt.'" "Dat wijf heb je natuurlijk meteen aan de deur gegooid?" zei ik.

"Niet meteen, meneer Brusselmans", zei hij. "Ik heb er eerst goed over nagedacht. Ik dacht bij mezelf: wat is er verkeerd aan een meisje te zijn? Ik heb toch al een paar vrouwelijke kenmerken, zoals de afwas doen, de kamer stofzuigen, geregeld in de spiegel kijken om te zien of ik nog geen borstjes krijg, en als de tijd van de maand daar is bij het minste in huilen uitbarsten. Toch heb ik op den duur besloten om me niet te laten opereren, simpelweg omdat ik op een dag ontdekte dat Aphrodite, zoals m'n verloofde heette, me bedroog met de buurvrouw, Dikke Rita. Ik betrapte hen toen ze elkaars schaamhaar aan het vlechten waren. Zoiets kan zelfs een lieve jongen als ik niet vergeven en ik gaf Aphrodite alsnog de bons. Dikke Rita heb ik toch als een vriendin behouden omdat ze enorm goed schaamhaar kan vlechten en ik wat dat betreft bij haar één keer per week op behandeling ga. Als u ook vlechtjes in uw schaamhaar wil, meneer Brusselmans, slechts één adres: Dikke Rita, Dok Noord nummer zestien, hier in Gent."

"Ik zal eraan denken", zei ik, "maar daarmee hebben we nog geen pseudoniem voor jou. We kunnen het ook over een andere boeg gooien en dichter bij huis blijven. Wat dacht je van Hugo Mulisch of Harry Claus? Het zijn namen die klinken als klokken en ze passen bij lange niet slecht in de traditie van onze naoorlogse literatuur. Voor hetzelfde geld kan je natuurlijk Tom Grunberg of Arnon Lanoye kiezen." "Mag ik ook kiezen tussen Kristien M.G. Schmidt en Annie Hemmerechts?" vroeg hij.

"Vooruit dan maar", zei ik, "zolang je pseudoniem maar een belletje doet rinkelen." "In dat geval kies ik voor Kristien M.G. Schmidt, meneer Brusselmans", besloot hij. "Prima", zei ik, "dan is dat probleem alvast van de baan. Dan nu het volgende heikele punt. Als je manager zal ik ervoor zorgen dat je, als je boek is gepubliceerd, vaak zal gevraagd worden voor televisieprogramma's. Maar zo iemand als jij wil geen enkele kijker zien. Daarom moet er het een en ander aan jou gebeuren. Van je ene doorlopende wenkbrauw moeten er twee afzonderlijke gemaakt worden; je snor moet eraf; je voorhoofd moet plastisch gecorrigeerd worden; je met bruine vlekken bestrooide kale kop moet bedekt worden met een pruik, en je hele garderobe moet vervangen worden. Of denk je dat mensen een idool willen in kleren zoals jij die nu draagt? Ik zweer je, Kristien, een driekwart floeren broek is niet echt in de mode, net zo min als versleten neplederen sandalen en een T-shirt waarop staat gedrukt: ‘Wil je eens aan m'n vlechten likken?' Ik denk dat ik je in een pak steek van Prada, in een hemd van Yves Saint Laurent en in schoenen van Gucci. Uiteraard worden alle kosten afgetrokken van je royalties."

"Uiteraard, meneer Brusselmans", zei hij, "maar mag ik in plaats van het pak, het hemd en de schoenen een eigen suggestie doen?" "Doe maar, Kristien", zei ik. "Welnu, ik verkies een jurk van Dolce en Gabbana. Dat is altijd m'n grote droom geweest. Zou ik daar niet beeldig in staan, meneer Brusselmans? Zo'n prachtige, glanzende, blauwe jurk van Dolce en Gabanna? Met daaronder een paar laarzen van Dries Van Noten? O, ik zie me al op de televisie verschijnen in die outfit, meneer Brusselmans! Iedereen koopt nog dezelfde dag een boek van mij!"

"Jij je zin", zei ik, "Dolce en Gabanna en Dries Van Noten, daar kan weinig mee misgaan. Maar over dat boek van jou gesproken. Het begint al met de titel. Die is veel te lang. Plus, hij bekt niet lekker. ‘Ik lijk op m'n vader want ik hou ook van jongetjes', dat is echt geen goeie titel, Kristien. Daar moeten we wat aan doen. Ik zou opteren voor ‘Vader en zoon'."

"Is dat niet veel te simpel, meneer Brusselmans?" vroeg hij. "En Gerard Reve had ooit een boek dat ‘Moeder en zoon' heette. En de Russische neo-expressionist Vladimir Barkov had een boek dat ‘Vader en dochter' heette. Nee, meneer Brusselmans, als het van mij afhangt behouden we ‘Ik lijk op m'n vader want ik hou ook van jongetjes'. Die titel vat ongeveer m'n hele boek samen."

"Typisch de fout van een beginner", zei ik. "Dat de titel het boek moet samenvatten. Ik zal je zeggen, Kristien, dat de beste boeken een titel hebben die helemaal niks samenvat. Of denk jij dat ‘Geef mijn sigaar maar aan de pianist' van Antonio Garcia Gonzales z'n magnifieke boek samenvat?" "Ik ken dat boek niet, meneer Brusselmans", zei hij.

"Wel", zei ik, "dan zou je het beter wél leren kennen. Een schitterende roman! En ik kan je verzekeren, er komt geen enkele sigaar in voor, en nog minder een pianist. Oké, het hoofdpersonage rookt weliswaar een pijp, en nu en dan mag de violist ook eens aan die pijp lurken, maar een pijp en een violist zijn heel andere koek dan een sigaar en een pianist. Een titel moet enigmatisch zijn, Kristien. Neem nu ‘De naam van de roos' van Umberto Eco, een van de beroemdste boeken uit de twintigste eeuw. Denk jij dat die roman evenveel potten zou gebroken hebben onder de titel ‘De naam van de doos'? Of onder de titel ‘De faam van de roos'? Welneen. En ik zal je zeggen waarom. ‘De naam van de doos' en ‘De faam van de roos' zijn géén enigmatische titels en ‘De naam van de roos' is wél een enigmatische titel."

"Wat is er enigmatisch aan, meneer Brusselmans?" vroeg hij. "Dat is nu net het enigmatische", zei ik. "Of anders gezegd: als iets enigmatisch is wordt daardoor automatisch het enigmatische ervan bevestigd, en in ieder ander geval niét." "Maar om terug te komen op uw suggestie, meneer Brusselmans, ‘Vader en zoon' is toch ook niet erg enigmatisch?"

"Toch wel", zei ik, "zeker als je er rekening mee houdt dat de zoon in jouw boek eigenlijk niet de zoon is van de vader en de vader niet zijn vader is, maar de vader van het doodgeboren kindje van de blinde vrouw die niet heeft gezien dat haar kind dood is en het vijf dagen aan een stuk borstvoeding geeft, tot een toevallig op bezoek komende vriendin tegen haar zegt: ‘Sonja, volgens mij zuigt die kleine voor geen meter.'" "Kunnen we m'n roman in dat geval niet ‘Hij zuigt voor geen meter' noemen, meneer Brusselmans?" vroeg de auteur

"Verdomd", zei ik, "daar zeg je zowat." Ik mompelde voor mij uit: "Kristien M.G. Schmidt leest voor uit haar debuutroman ‘Hij zuigt voor geen meter'… Tja, het klinkt inderdaad zeker niet slecht. Ik ga akkoord. Het volgende item, Kristien, is je beginzin. Ik zal hem even voorlezen en je moet er goed naar luisteren, dan zul je beseffen dat het beter moet kunnen." Ik nam z'n manuscript ter hand, schraapte m'n keel en las: "Op een mooie zomerdag, toen de zon van achter de horizon uit het westen opsteeg in de richting van het oosten, en er in de verte geen enkele regendruppel te zien was, vlogen de vogels opeens uit de bomen, omdat aan de voet van een stoere eik in het bos, die daar al stond van in het jaar 1913, dat wil dus zeggen niet zo lang voor de Eerste Wereldoorlog, want al deze vogels waren geschrokken van een angstaanjagend geluid dat uit een man kwam die dit bos een half uur eerder was ingelopen, en wat dat geluid precies was, dat kunnen we omschrijven met de uitdrukking ‘De grootste en luidste scheet die iemand in het prachtige dorp Waarschoot ooit uit zijn opengesperd gat heeft laten ontsnappen.' Dat is je beginzin, Kristien. En je mag argumenteren zoveel je wil, maar het is een beginzin om op te schieten. Een van de principes van de beginzin is dat, als je er een man in introduceert, je die man meteen z'n naam moet geven, zodat de lezer weet hoe het hoofdpersonage heet. Jij introduceert de naam van je hoofdpersonage pas op pagina drieënzestig. Dat is veel te laat. Overigens heb ik bij die naam ook m'n twijfels. Wie heet er nu in godsnaam Maria Van Merelbeke, in aanmerking dat die hele Maria Van Merelbeke een forse manspersoon is met een Hitlersnor, een zesdubbel gebroken neus van het competitieboksen, een koppel testikels die ontstoken zijn van erover te wrijven met een puntige pluim, en vlechtjes in z'n schaamhaar?"

"Wel, meneer Brusselmans", zei hij, "het mag dan inderdaad wel een forse manspersoon zijn, maar dankzij z'n prachtige blauwe glanzende jurk mag hij gerust Maria genoemd worden." "Toch noemen we hem anders", zei ik. "We noemen hem in plaats van Maria Van Merelbeke Abdollah Van Merelbeke, want aan de hand van je beschrijvingen doet hij me sterk denken aan een oosters georiënteerd type." "Dat vindt u waarschijnlijk omdat hij een kameel als huisdier heeft."

"Nu je het zegt. Die kameel moet integraal geschrapt worden. Geen enkele lezer zal het ooit geloofwaardig achten dat iemand in een klein achtertuintje in het centrum van Gent een kameel als huisdier houdt. Maar we hadden het over de beginzin. Welnu, de beginzin zal luiden: ‘Abdollah Van Merelbeke liet een scheet in het bos van Waarschoot.' Zo, daar zijn we dan ook weer uit. Kort samengevat: we hebben een pseudoniem, we hebben een goeie titel voor je boek, we hebben een uitstekende beginzin, en we gaan ervoor zorgen dat je als een opvallend figuur in de media verschijnt. Het enige wat ons nu nog te doen staat is je boek gepubliceerd krijgen, wat volgens mij gerust moet lukken. Ik zal je daarvan op de hoogte houden, Kristien."

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Ik nam afscheid van hem, en ging aan het werk. Zoveel werk was het niet, want het enige wat ik moest doen was naar het meest betrouwbare uitgevershuis van Vlaanderen bellen, met name Uitgeverij De Woordenhemel, en de uitgever, Floris De Puyseleire, ervan verzekeren dat ik het meest opzienbarende debuut van de laatste twintig jaar had ontdekt. Zonder twijfel zou Floris me op m'n woord geloven en indien niet, dan had ik nog altijd de foto's achter de hand die ik ooit toevallig in m'n bezit had gekregen, en waarop te zien is hoe Floris de orale liefde bedrijft met een bruine geit, en geit is in dit geval geen scheldwoord voor een of ander mokkel dat te stom is om voor de duvel te dansen, maar in dit geval betekent geit wel degelijk geit. Op de foto's kan je trouwens zien dat deze geit weinig plezier beleeft aan het seksuele avontuurtje, in tegenstelling tot de topuitgever Floris De Puyseleire.

Twee maanden later was alles zo goed als in kannen en kruiken. De roman ‘Hij zuigt voor geen meter' van Kristien M.G. Schmidt zou door uitgeverij De Woordenhemel met veel toeters en bellen op de markt gebracht worden, als er niet dat ene probleempje was: bij de plastische correctie van het voorhoofd van de auteur waren z'n hersenen geraakt en wel in die mate dat hij stapelkrankzinnig werd en van de weeromstuit zelfmoord pleegde door zich op te hangen aan een oude eik in het bos van Waarschoot. De roman van de onfortuinlijke Joris Van Damme werd niet gepubliceerd en mijn carrière als literair manager eindigde waar ze begonnen was. Ik probeerde zelf weer te schrijven, wat heel goed lukte, en m'n nieuwe boek, ‘Vader en zoon', kwam binnen op nummer één in de boekentoptien.