Waar de hele wereld de broekriem stevig aanhaalt, daar feesten de Britten er lustig op los. De industrie gaat er door een dal, maar door de historisch lage rente rolt het geld in Groot-Brittannië als nooit tevoren. De vraag is natuurlijk: hoe lang nog?
De portier schudt mistroostig zijn hoofd. Nee, dit werk is eigenlijk niets voor hem. Maar het is tenminste werk; veel van zijn collega's hebben minder geluk gehad. 1700 man zette de Brits-Nederlandse staalproducent Corus hier in Llanwern, een gehucht onder de rook van Newport in Wales, op straat. De ijzer- en staalproductie werd beëindigd en wat overbleef, was de afwerking van het staal dat vijftig kilometer verderop wordt gemaakt. Er was nog slechts werk voor 880 man, waaronder de portier, die nu bezoekers en leveranciers de weg wijst op het terrein. 25 jaar heeft hij erop zitten in de staalovens en het is duidelijk dat hij dat pas écht werken vond.
Llanwern is geen uitzondering. De Britse industrie bevindt zich in een recessie. De ene na de andere fabriek sluit de poorten, of wordt flink ingekrompen. Naast Corus zijn dat recentelijk bijvoorbeeld de fabrikanten van mobiele telefoons als Motorola en Ericsson, of vliegtuigbouwer BAE Systems. Duizenden mensen kwamen op straat te staan. En toch: de werkloosheid in Groot-Brittannië steeg nauwelijks. En waar de economie in de meeste landen krimpt, daar blijft de Britse groeien, met naar schatting 2,2 procent in 2001 en 1,8 dit jaar.
Dat is des te opmerkelijker omdat een belangrijk deel van de boom van de afgelopen jaren valt toe te schrijven aan Amerikaanse technologiebedrijven en dotcommers, die Engeland – met name het gebied rond Londen – gebruikten als bruggenhoofd van waaruit ze de rest van Europa dachten te kunnen veroveren. Door de malaise in de IT- en internetsector hebben velen zich inmiddels weer teruggetrokken. Of zijn eenvoudigweg failliet gegaan. Omdat Groot-Brittannië niet meedoet aan de euro, zou je verwachten dat de rest wellicht toch kiest voor een vestiging in Frankrijk, België of Nederland. En dan is er ook nog eens het dure pond sterling, dat de positie van Britse bedrijven er niet aantrekkelijker op maakt. En toch blijft de economie er groeien.
Braspartij
Een deel van een verklaring voor deze paradox is dertig kilometer ten westen van de Corus-fabriek te vinden, in Cardiff Bay. Ooit was dit een van de grootste overslaghavens van kolen ter wereld, maar nadat de kolenwinning in Wales is gestaakt, lagen de pakhuizen in de haven er jarenlang verloren bij. Totdat projectontwikkelaars ze ontdekten en ze verbouwden tot hippe kantoren en luxe penthouses. In een van die oude gebouwen huist @Wales, een incubator voor bedrijfjes in nieuwe media.
@Wales is een initiatief van de Welch Development Agency (WDA), een organisatie die ten tijde van de mijnsluiting werd opgericht om de economie van Wales een nieuwe wending te geven. Dat was in eerste instantie het aantrekken van buitenlandse bedrijven die vanwege de lage lonen hun productie naar Wales verplaatsten. Maar inmiddels weet de WDA dat het met lage lonen nooit kan winnen van landen in Oost-Europa en Azië. En dus mikt Wales nu op kennisintensieve sectoren, zoals nieuwe media, software, farmacie en biotechnologie. Door startende bedrijven te ondersteunen met advies en geld, zoals @Wales doet, door samen met de universiteiten centres of excellence op te zetten, en door de samenwerking tussen bedrijven te stimuleren. @Wales wordt mede gefinancierd door Corus en het armenfonds van de EU.
Wales weerspiegelt wat in Groot-Brittannië de two speed economy is gaan heten. Aan de ene kant de industrie, die al een jaar lang krimpt en zich daarmee officieel in een recessie bevindt. Die ondervindt dus wel degelijk last van het dure pond. Maar daar tegenover staan de dienstverlening, winkels, banken, restaurants, gezondheidszorg en overheid, die floreren als nooit tevoren.
Martin Weale, directeur van de toonaangevende denktank National Institute of Economic and Social Research (Niesr), heeft twee verklaringen voor de groei van de Britse economie. De helft, 1 procent groei, kan worden toegeschreven aan overheidsuitgaven in onder meer zorg en onderwijs. "Ik heb mijn twijfels of dit geld altijd even goed wordt besteed, maar het investeringsplan komt zeker op een goed moment," zegt Weale. Daarnaast geven de Britten gewoon veel uit, aan vakanties, luxe artikelen of een nieuwe auto. Als ze het geld niet hebben, lenen ze het, want de rente bevindt zich op een historisch dieptepunt. De Britten zijn bezig met wat de Financial Times een debt-fuelled spending spree heeft genoemd, een met schulden gefinancierde braspartij.
Big Ben
Maandagochtend 8 uur. Op de wegen rond Londen staat een oneindige rij auto's die zich traag door glooiend landschap slingert. Zuchtend en steunend komt de Britse economie op gang. Dat wil zeggen: Londen gaat aan het werk. De hoofdstad is nog altijd verantwoordelijk voor 15 procent van het bruto nationaal product en haar economie is alleen al groter dan die van Noorwegen of Polen en zelfs bijna twee keer zo groot als de Ierse nationale economie. En de Londenaren verdienen veel geld: het BNP per hoofd van de bevolking ligt er 2,3 keer zo hoog als in de rest van de EU, en is 1,8 keer zo hoog als dat van de inwoners van Amsterdam. De stad betaalt er de tol voor, elke dag weer. Verstopte wegen, overvolle metro's en torenhoge huizenprijzen.
Maar de stad groeit nog steeds. De skyline van Londen wordt niet langer beheerst door de Big Ben en St. Paul's Cathedral, maar door tientallen bouwkranen en wolkenkrabbers. De oude pakhuizen aan de Theems zijn verbouwd tot luxe hotels, trendy kantoren, chique winkels en hippe restaurants. De Southbank, de zuidelijke oever van de rivier, is de laatste jaren gereanimeerd tot een nieuw stadshart. Tussen de kronkels van de Theems werd een nieuw zakencentrum, Canary Wharf, uit de grond gestampt en ook in de overvolle City worden nog vele vierkante meters bijgemaakt.
Ook rond de luchthaven Heathrow wordt nog volop gebouwd, al zijn hier de eerste tekenen van leegstand te bespeuren. To let, fully fitted offices. Volledig flexibel, fully serviced. De grote boom is hier voorbij, aangezien het vooral Amerikaanse technologiebedrijven waren die afkwamen op de hub Heathrow. En sinds 11 september blijven ook de megahotels, die hier de laatste jaren massaal uit de grond zijn gestampt, angstvallig leeg. Met fikse kortingen proberen ze nog iets van hun omzet te redden.
Een van die Amerikaanse technologiebedrijven is de bouwer van schakelkasten voor telecombedrijven en internetproviders Juniper. Het bedrijf heeft een weinig prestigieus kantoor gevonden even ten zuiden van Heathrow, langs de ringweg M25. In juni van vorig jaar heeft het bedrijf een resizing-operatie ondergaan, hoewel de schade beperkt bleef omdat Juniper vrijwel de gehele productie heeft uitbesteed. Niek van Bemmel, de Nederlandse woordvoerder van het bedrijf die in Engeland is gestationeerd, maakt maar meteen een einde aan de mythe van het 'hoofdkantoor'. Juniper is zijn activiteiten weliswaar in Groot-Brittannië begonnen en dus is het logisch dat het daar een kantoor bouwt, maar inmiddels heeft het bedrijf nog twee main offices. In Dublin huist de financiële afdeling, in Amsterdam services en training. En dus zal Juniper zijn kantoor ook niet verplaatsen vanwege de euro, want Dublin doet gewoon mee.
Eurosceptici
"Het gaat uitstekend. We hebben de laagste belastingen, de laagste werkloosheid. Waarom zouden we deze sprong in het onbekende wagen?" Zo verwoordt Rod Turner, directeur van containerfabrikant Whale Tankers, in BusinessWeek het sentiment in Groot-Brittannië over de euro. De meerderheid van de Britten voelt niets voor de euro, maar Tony Blair, de Britse premier, wil meedoen met de grote jongens in Europa en gelooft dat de euro daarvoor onmisbaar is. En dus manoeuvreert hij omzichtig tussen de eurosceptici en de aanhangers van de Europese gedachte. Binnen twee jaar, zo beloofde Blair in de zomer van 2001, neemt hij een beslissing. Is het antwoord 'ja', dan mag de Britse bevolking in een referendum meebeslissen. Voorlopig kunnen de Britten dus nog achteroverleunen en afwachten wat de introductie van de euro teweegbrengt.
De Britse twijfel over de euro draait om veel meer dan alleen sentimentele gevoelens ten opzichte van het pond, zoals de rest van Europa nogal eens geneigd is te denken. De discussie raakt het hart van de Britse economie. De noodlijdende Britse industrie zou de euro liever vandaag dan morgen hebben, zodat ze verlost wordt van de koersschommelingen van het pond. Hetzelfde geldt voor multinationals als Unilever en British Airways, en hun bazen Niall FitzGerald en Colin Marshall zijn de voornaamste pleitbezorgers van de eenheidsmunt. Zou de euro met het daarbij behorende financiële regime echter vandaag nog worden ingevoerd, dan zou dat rampzalige gevolgen hebben voor de Britse economie, waarschuwt David Hillier van Barclays Bank in BusinessWeek. De Britse economie reageert veel gevoeliger op de verandering van het rentetarief dan de rest van Europa, zo stelt deze econoom. De inflatie, momenteel op een historisch dieptepunt, zou met de door de Europese Centrale Bank vastgestelde rentetarieven met 1 procent omhoog schieten.
Die lage inflatie, bij een gelijktijdige braspartij, is wel het grootste wonder van de Britse economie. In december van vorig jaar daalde de inflatie naar 1,8 procent, het laagste niveau sinds 1963 en onder de doelstelling van de regering van 2,5 procent. Het maakt een verdere verlaging van de rente door de Bank of England mogelijk, waardoor de Britse kooplust nog verder wordt aangewakkerd.
Fabriek te koop
Als gouden kronen in een verrot gebit staan de moderne kantoorgebouwen tussen vervallen pakhuizen en braakliggende terreinen aan de oevers van de river Clyde in Glasgow. Ooit telde de Schotse stad tientallen scheepswerven, nu is er nog geen handvol van over. In de jaren veertig waren er in Schotland 113 kolenmijnen, nu zijn dat er nog maar 2. Zes staalfabrieken had de streek, nu niet een meer. Wat er nu wel is, zijn banken, met Edinburgh als tweede financiële centrum van Groot-Brittannië en vijfde ter wereld. 6 procent van de wereldolieproductie wordt in de Noordzee voor de kust van Aberdeen naar boven gepompt. 40 procent van de Europese pc's wordt in Schotland in elkaar gezet.
Langs de M8, de snelweg die Glasgow met Edinburgh verbindt, staat halverwege een bord waarop een fabriek voor mobieltjes te koop wordt aangeboden. De Amerikaanse fabrikant van telefoons Motorola heeft hem niet meer nodig, en de grote vraag is natuurlijk wie wel. Motorola zette drieduizend mensen op straat. Een half jaar later zijn echter nog slechts vijfhonderd van hen op zoek naar een andere baan, een teken dat de Schotse arbeidsmarkt nog steeds krap is. De grootste afnemer was Intelligent Finance, een online bank die onderdeel uitmaakt van HBOS, de bankcombinatie waar Halifax en Bank of Scotland vorig jaar in opgingen.
"Het grote misverstand is te denken dat dit simpele screwdriver jobs zijn," zegt Mike Robertson van Scottish Enterprise, het ontwikkelingsbureau van Schotland. "Een manager bij Motorola heeft me wel eens verteld dat het zo'n twintig weken vergt om iemand te trainen voor het meest simpele werk in de fabriek. De meeste van deze mensen zijn hooggeschoolde werknemers."
Dom werk
Hetzelfde verhaal vertelt Stephen Bennie, operationeel directeur van de Sun-fabriek in Linlithgow, even ten noorden van Edinburgh. Tien jaar geleden werd deze fabriek gebouwd voor de assemblage van desktop-pc's, maar de directie zag al snel dat dit laaggeschoolde werk niet lang in Schotland zou blijven. Nu maakt de fabriek bedrijfssystemen en servers en heeft Sun de productie van pc's uitbesteed aan bedrijven in Azië en Oost-Europa. Iedere keer als de fabriek verder opschoof op de technologische curve, werd het personeel bijgeschoold. "We kunnen iemand in drie à vier weken trainen om een server in elkaar te zetten, maar het testen van de systemen is cruciaal, en het vergt toch al gauw een paar maanden om iemand daarvoor op te leiden," vertelt Bennie. "Maar ook het inpakken van de servers is geen dom werk: het is het laatste moment voordat de server naar de klant gaat, dus je moet goed opletten dat alles aanwezig is."
Het personeelsbestand weerspiegelt dit: "Een paar jaar geleden was de helft van ons personeel uitzendkracht, omdat je dan sneller kunt inspelen op marktveranderingen. Nu is 85 procent in vaste dienst. Als je high-end servers bouwt, kun je mensen niet snel genoeg scholen wanneer de vraag na een dip weer aantrekt."
"We hebben Scottish Enterprise erop gewezen dat de Schotse economie niet veel opschiet met grote investeringsprojecten waar veel banen mee gemoeid zijn," vertelt marketingmanager Iona McCullagh. "Dat zijn over het algemeen laaggeschoolde banen, die onmiddellijk weer verdwijnen als de investeerders elders nog goedkoper kunnen produceren. Kleine projecten waarmee een paar hooggeschoolde banen zijn gemoeid, hebben veel meer waarde voor de Schotse economie. Ze worden beter betaald, dus geven mensen meer uit, dat trekt weer andere bedrijven aan. Zo bouw je een gezonde economie met toekomst."
Zieke man
Moving up the value chain heet dat hier in Schotland en ook in Wales. Niet langer het assembleren van pc's en mobiele telefoons, want dat kunnen ze in Tsjechië en Taiwan veel goedkoper. Maar chips ontwerpen, netwerken op maat aanleveren, een denkende koelkast ontwikkelen, dat willen ze hier. De toverformule heet clustering: je brengt bedrijven, een incubator en de universiteiten bij elkaar, zorgt voor apparatuur en verbindingen en hoopt dat er iets moois opbloeit. Het principe van Silicon Valley wordt overal ter wereld gekopieerd: in Schotland wordt het gebied tussen Glasgow en Edinburgh ook wel Silicon Glen genoemd.
"Sommige mensen hebben de hele cyclus doorgemaakt," vertelt Mike Robertson van Scottish Enterprise. "Onder de drieduizend van de Motorola-fabriek waren er die twintig jaar geleden nog in de staalfabriek stonden. En nu zijn ze dan doorgestroomd naar een online bank of een maker van chips." Dat is het werkelijke succes van de Britse economie, analyseert Martin Weale van Niesr: "De arbeidsmarkt werkt hier beter dan in de meeste andere Europese landen, waardoor er minder werkloosheid is. Dat is iets dat onder mevrouw Thatcher is begonnen. Als je wilt, kun je zeggen dat zij de zieke man van Europa een beetje beter heeft gemaakt."
Om daar meteen aan toe te voegen: "Maar zo goed doen we het nou ook weer niet. In de jaren zestig groeide de Britse economie sneller dan nu, maar langzamer dan in andere landen. Nu is de Britse vertraging minder dan die in andere landen. Als de overheid en de consument niet zoveel zouden uitgeven, zouden we in dezelfde situatie zitten als bijvoorbeeld Duitsland. Nee, slechter, want ons BNP ligt aanzienlijk lager."
Bovendien blijft de Britse economie kwetsbaar en te veel afhankelijk van overheidsinvesteringen en de kooplustige consument. Om deze consument te voeden, moet het land flink importeren. Dat is gunstig zolang het pond hoog staat, maar leidt onmiddellijk tot inflatie als de euro een groter succes blijkt dan verwacht. Ook als de wereldeconomie plotseling weer zou aantrekken, zou de inflatie weer omhoog kunnen schieten. Dat zou de Bank of England kunnen nopen de rente weer te verhogen. En dan wreekt zich de enorme schuldenlast waar de Britten zich onder bedolven hebben, inmiddels opgelopen tot 70 procent van het nationaal inkomen, en stort de economie als een kaartenhuis in elkaar.
En als de wereldeconomie niet aantrekt? Het lijkt onwaarschijnlijk dat de Britten hun economische wonder dan lang kunnen volhouden. Er zal toch een moment komen waarop de consument zijn vertrouwen in de economie verliest en stopt met feesten. Hoewel Britten erg goed kunnen feesten.