Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Incubator brengt life sciences startups tot leven

Het Limburgse BioPartner Center Maastricht laat life sciences startups tot leven komen. Binnen de incubator bloeien bedrijven die lichaamscellen produceren, eiwitanalyses uitvoeren, minuscule vaatwanden filmen en aan 3D-printing van schedelplaten doen. Zes portretten.

Dit is deel zeven uit een rondgang langs incubators in Nederland. In dit zes pagina’s tellende artikel bevinden zich portretten van bedrijven binnen de incubator. Lees ook onze reportages over Lev Kaupas (Amsterdam), Dutch Game Garden (Utrecht), eFuture (Hilversum), UtrechtInc (Utrecht), Innovation Industries (Almere), BioPartner Center Maastricht en Yes!Delft (Delft).

 

BioPartner Center Maastricht is sinds 2005 een incubator voor life science bedrijven die nieuwe biotechnologische geneesmiddelen, en behandel- en onderzoeksmethoden de markt opbrengen. Het bedrijfsverzamelgebouw bevat kantoor- en laboratoriumruimte met een totaal oppervlak van ruim 5000m2. Binnen de incubator zijn startups bezig met het ontwikkelen van producten en diensten op het gebied van celkweek, hart- en vaatziekten, medische technologie en diagnostiek.

Naast huisvesting biedt BioPartner de veelal jonge bedrijven business ondersteuning. Ondersteuning wordt geboden op het gebied van financiën, HRM, juridische zaken en patenten. “We proberen de bedrijven in een all-inclusive ondernemersklimaat te laten opereren zodat ze zich volledig op hun kerntaken kunnen richten”, zegt Patric Machiels, directeur van het centrum.

Het BioPartner Center Maastricht is een initiatief van de Universiteit Maastricht, het academisch ziekenhuis Maastricht, de gemeente Maastricht en de NV Industriebank LIOF. Het gebouw is mede tot stand gekomen met subsidies van het Ministerie van Economische Zaken, de provincie Limburg, de gemeente Maastricht en het EFRO Programma van de Europese Unie.

Hoe presteert BioPartner Center Maastricht?

Inmiddels zit het centrum bijna vol met 23 biomedische bedrijven. Samen leveren ze werkgelegenheid op voor ruim 150 mensen. Zes jaar geleden ging de organisatie nog schoorvoetend met een zestal bedrijven zijn eerste jaar in. Uitsluitend innovatieve life sciences bedrijven werden tot de incubator toegelaten.

De aanlooptijd bij life science startups naar een daadwerkelijke marktlancering is langer dan in andere sectoren. Zolang er echter geldschieters zijn die in de tussentijd de ontwikkeling van de technologie en bedrijfsvoering financieren, hoeft er niets aan de hand te zijn. En volgens Machiels is dat ook niet zo. “Investeerders komen hier regelmatig heen. Bedrijven en ondernemers hebben intensief contact met private investeerders en de regionale ontwikkelingsmaatschappij LIOF.” Verder is er met BioMedbooster intern een bedrijf dat startups opricht vanuit het Maastricht Universitair Medisch Centrum. Machiels is in een nevenfunctie lid van het team van business developers.

Dat de incubator niet tot ontevredenheid leidt bij de publieke en private investeerders, blijkt verder uit het feit dat er binnenkort een tweede incubator aan de overkant van het gebouw bij komt. De Maastricht University zal samen met Siemens en het Forschungszentrum Jülich het project Brains Unlimited realiseren. De begroting van het totale project bedraagt ruim 40 miljoen euro. Vorig jaar werden al EFRO-subsidies voor in totaal 8 miljoen euro toegekend. De Universiteit Maastricht steekt zelf 22 miljoen euro in het project. Het resterende deel wordt gefinancierd door de provincie Limburg.

Machiels: “Binnen het project zal een nieuwe incubator gerealiseerd worden die zich gaat toeleggen op startups in de wereld van neurowetenschappen. Denk aan bedrijven die zich bezighouden met de bestrijding van Alzheimer, dyslexie en de ontwikkeling van MRI-apparatuur.” De directeur vertelt dat voor drie bedrijven inmiddels al een kantoorruimte in het verschiet ligt. “Een tweetal bedrijven is ook geïnteresseerd zich aan te melden. Daarvoor is de acquisitie gestart.”

Wat voor ambities heeft BioPartner Center Maastricht?

Het BioPartner Center Maastricht is bezig met de oprichting van een zogenaamde accelerator: een bedrijfsverzamelgebouw voor meer volwassen ondernemingen die binding willen houden met het ziekenhuis en de universiteit. “Daar zijn we financiering voor aan het zoeken”, zegt Machiels. “Vanuit onze bedrijven is er in ieder geval interesse om zich in zo’n gebouw te vestigen. De inrichting en de faciliteiten zullen uiteraard iets anders zijn. Bedrijven krijgen er meer vrijheid en kunnen bijvoorbeeld een hele verdieping voor zichzelf krijgen.”

 

Xilloc

Als binnenkomer in februari is Xilloc Medical, spin-off van Maastricht Instruments B.V. en het plaatselijke Universitair Medisch Centrum, een van de jongste bedrijven van de incubator. Xilloc levert 3D-geprinte implantaten van titanium aan patiënten bij wie chirurgen noodgedwongen stukken bot hebben moeten wegzagen.

Neem een wielrenner die met zijn hoofd tegen het asfalt smakt. Niet zelden moeten artsen wegens gevaar voor hersenzwellingen een stuk schedelplaat verwijderen. Deze stukken bot worden bewaard om ze later, wanneer de zwellingen zijn verdwenen, weer terug te plaatsen. Maar helaas wordt bij twee op de drie patiënten het weggenomen bot niet meer door het lichaam geaccepteerd. De standaardprocedure is nu dat chirurgen met een kunststofklei alsnog het schedelgat afdekken. Geen ideale methode, omdat daarvoor vaak meerdere, langdurige en dus dure operaties nodig zijn. De klei past niet naadloos op het gat waardoor veel patiënten, ondanks dat ze het overleven, dus wel met een ‘misvormd’ hoofd rondlopen.

Met een product van Xilloc kan in één keer, op basis van een gemiddeld drie tot vijf kwartier durende operatie, een titanium implantaat op het hoofd bevestigd worden. Doordat deze 3D geprint is, past de plaat precies op het schedeldefect van de patiënt. Het product wordt met vijf à zeven schroefjes aan het aangrenzende schedelbot gemonteerd, in plaats van de 21 plaatjes en schroefjes die nodig zijn om de kleioplossing vast te zetten. Hetzelfde kan Xilloc doen bij andere ‘ontbrekende’ skeletdelen van het lichaam. “Zes jaar geleden heb ik hiervoor een methode ontwikkeld.” vertelt Xilloc-oprichter Maikel Beerens. “Toen vervolgens de 3D-printing technologie in 2009 commercieel rendabel werd, heb ik dit bedrijf kunnen opstarten.”

Hoe presteert Xilloc?

Xilloc is momenteel nog niet eens een officiële BV. De startup bevindt zich echt in de oprichtingsfase. Maar Beerens is niet voor niets al gevestigd in een incubator. “Of ik al investeerders heb gevonden?”,  herhaalt hij de vraag met een brede glimlach. “Ja, en niet eentje. Ze lopen blijkbaar warm voor dit onderwerp. Daar ben ik best wel een klein beetje trots op. Met een aantal ben ik op dit moment serieus aan het onderhandelen.”
Als Beerens naar prestaties kijkt, haalt hij genoegdoening uit het betere levensperspectief dat hij aan patiënten biedt, en de ontwikkeling van zijn eigen persoon. “Mijn leven voelt een beetje als een achtbaan. Ik vind ondernemen echt geweldig. Ik leer veel van de mensen om mij heen. Zo leer ik onderhandelen, businessplannen schrijven en heb het nu ook in me om een acht pagina’s tellend document op te stellen waar alle financiën en prognoses in staan.” Verder heeft Beerens zich verdiept in het gebruik van een CMS en in zes weken een eigen bedrijfspagina opgezet. Tel daar een 16 pagina’s tellend promotieboek bij op, en Xilloc is klaar voor serieuze klantenwerving.  “Een goede eerste indruk laat je maar een keer achter.”

Wat zijn de ambities van Xilloc?

Beerens benoemt zijn branche naar investeerders als een hoogspecialistisch volumineuze markt, waarin genoeg te verdienen valt.’ Het is een niche waarin weliswaar geen groot aantal afnemers te vinden is, maar wel een grote behoefte is aan de service van Xilloc.”

Eerst moet Beerens er echter voor zorgen dat zorgverzekeraars zijn product, dat tien- à twintigduizend euro kost, in hun pakket opnemen. Die zijn volgens hem nu nog niet op de hoogte van al de voordelen. Vooralsnog moet Xilloc’s service dus door ziekenhuizen zelf gefinancierd worden. “Maar met de juiste aanpak denk ik wel dat deze dienst in het pakket wordt opgenomen. Deze service is zo van levensbelang voor bepaalde patiënten”, zegt de ondernemer, die met twee patenten gedeeltelijk zijn technologie heeft weten af te schermen voor concurrentie.

Beerens verwacht over twee à drie jaar winstgevend te zijn. Intussen zoekt hij nog een salespersoon voor zijn bedrijf. “Het moet iemand zijn met grijze haren en veel medische kennis”, lacht hij. “Iemand die direct indruk maakt op medici door overtuigingskracht op basis van ervaring waarmee de hoogwaardige kwaliteit van Xilloc ’s producten tot zijn recht komt. “De ondernemer zegt zichzelf goed voor te kunnen stellen dat deze persoon na vijf jaar goed presteren ‘een stukje belang in het bedrijf krijgt’.

 

Glycocheck

Glycocheck is net als Xilloc nog als een nieuwkomer te benoemen binnen Biopartner Center Maastricht. De startup geeft medici met een gepatenteerde techniek de mogelijkheid om de zogenaamde glycocalyx te onderzoeken.

De glycocalyx bestaat uit een suikerlaagje dat aan de binnenkant van al onze vaten zit. Nog belangrijker: het dunner worden van de glycocalyx kan een belangrijke indicator zijn voor het ontstaan van hart- en vaatziekten.

Om zonder problemen deze minuscule laag van het menselijk lichaam te onderzoeken, wordt een cameratechniek ingezet bij het bestuderen van haarvaten onder de tong. Software spoort vervolgens op basis van de beelden de kleinste veranderingen, en dus aanwijzingen dat er een ziekte optreedt, in de glycocalyx op. Glycocheck, een spin-off van het MUMC, is met de technologie in theorie in staat om hart- en vaatziekten nog op tijd te voorkomen.

“Ook kunnen we de ontwikkeling van diabetes opsporen”, zegt CEO Pieter Goedhart, een moleculair bioloog die de stap naar de medische softwarewereld heeft gemaakt. Samen met een van de ontwikkelaars van de techniek van de startup, professor Hans Vink, gaat hij nu de boer om Glycocheck te vermarkten. “Wij vullen elkaar precies goed aan.”

Hoe presteert Glycocheck?

Momenteel bevindt Glycocheck zich nog in de ontwikkelingsfase en praat het met investeerders. Zes man zijn bezig met het perfectioneren van de software. “We verwachten begin volgend jaar daadwerkelijk de markt op te gaan”, vertelt Goedhart, die eerder dit jaar winnaar was van de Public Award Investors Forum. Glycocheck gaat begin 2012 aan een aantal ziekenhuizen, medisch specialisten en fabrikanten licenties afgeven.

In die tussentijd is Glycocheck nog op zoek naar een aantal extra investeerders. Goedhart: “Ons voordeel is dat we al dicht op het punt van marktintroductie zijn aangekomen en dus aan hen al iets tastbaars kunnen tonen. Wij vormen geen high-risk investering meer.”

Wat zijn de ambities van Glycocheck?

Over drie jaar wil het bedrijf winstgevend zijn. Goedhart: “En natuurlijk willen we marktleider worden binnen de diagnostische wereld van glycocalyx. Dat kan ook, kijkend naar het feit dat we met ons patent een grote markt kunnen gaan veroveren.”

 

PharmaCell

PharmaCell is één van de eerste bewoners van Biopartner Center Maastricht. Net als de incubator ontstond de startup in 2005. PharmaCell heeft een business-to-business bedrijfsvoering: het kweekt menselijke cellen voor bedrijven die celtherapie willen gaan aanbieden.

 

Ouder wordende of beschadigde organen en weefsels blijken namelijk te herstellen als er (stam-) cellen worden toegediend. PharmaCell-CEO Alexander Vos: “Met het inbrengen van nieuwe cellen kun je bijvoorbeeld iemands hartspier versterken. Voor leukemiepatiënten kun je cellen ontwikkelen die deze kankercellen aanvallen. En zo kan dat bij meer vormen van kanker. Wij helpen bij de ontwikkeling van cellen die als medicijnen werken.”

Hoe presteert PharmaCell?

PharmaCell kan nog weinig tastbare patiëntresultaten tonen. De startup kweekt cellen voor bedrijven die zelf nog met hun product op de markt moeten komen. Aan de ene komt dat omdat het kweken van cellen een lange termijn-kwestie van trial and error is. Soms wordt de ontwikkeling van een cel gestaakt, als blijkt dat er bij tests op mensen vervelende bijwerkingen optreden. Vos: “Bijvoorbeeld een leveraandoening. Er zijn nog niet eens een handvol producten op de markt toegelaten”.

In de beginjaren had PharmaCell voor lange tijd 15 à 20 medewerkers, die voornamelijk uit celbiologen en immunologen bestaan. Inmiddels is dat aantal opgelopen naar bijna 30. “Maar eind dit jaar groeien we door naar 60 medewerkers”, vertelt Vos. Rond 2012 zal het vijftal projecten dat Pharmacell nu draait, voor zowel Amerikaanse als Europese klanten, flink opgeschroefd worden.

Een reden van de toename in opdrachten is dat in Europa door strengere regelgeving steeds minder academische ziekenhuizen en bedrijven zelf stamcelproductie mogen doen. “Dat is in ons voordeel, omdat nu alles via een gecertificeerd productieproces afgehandeld moet worden, de zogenaamde GMP-standaard. Wij zijn hiervoor gecertificeerd.” En met PharmaCell zijn er volgens Vos maar ‘een handjevol andere Europese bedrijven’ die dergelijke diensten kunnen leveren.

Wat zijn de ambities van Pharmacell?

Eind van dit jaar, wanneer het aantal opdrachten stijgen, verwacht en wil PharmaCell winstgevend worden. Het bedrijf dat voor bijna vijftig procent in publieke handen en voor bijna vijftig procent in private handen is (één van de andere aandeelhouders is oprichter René Lardenoije), moet volgens Vos over vijf jaar ‘een erkende speler in de markt voor celontwikkeling zijn’. Vos: “We moeten als bedrijf nu snel groeien om zo genoeg schaalbaarheid te realiseren.”

Op de langere termijn wil het bedrijf eventueel uitbreiden aan de hand van een tweede vestiging bij Chemelot, het bekende industrieterrein voor chemie- en materiaalontwikkelaars. Daar is ook al een andere celkweker gevestigd. Het gaat om Tigenix, een beursgenoteerd bedrijf uit Leuven, een van de belangrijkste broedplaatsen voor life sciences in Europa, dat een reeds toegelaten product heeft en daar de commerciële productie gaat uitvoeren.

 

Delbia

Delbia bestaat net als Pharmacell sinds 2005, maar deed pas in 2008 zijn intrede binnen Biopartner Center Maastricht. De startup is specialist in het traceren, benoemen en het verbinden van belangrijke eiwitten in het menselijk lichaam.

Neem bijvoorbeeld troponine: dat is een eiwit die in zeer lage concentraties in het lichaam voorkomt, vooral in de buurt van het hart, en een indicator kan zijn voor zware infarcten. “Het zou goed zijn als artsen daar nog vóór de hartaanval van op de hoogte zijn”, vertelt Wim Hermens, professor en CSO bij Delbia.

Eerst bood Delbia, tot stand gekomen door het TNO, de Universiteit Maastricht en een particulier investeerder, een ellipsometer aan bij ziekenhuizen. Het is een optisch apparaat waarmee eiwitonderzoek te doen is en artsen dus naar eigen inzicht bepaalde eiwitten kunnen bestuderen. Na ervaringen in de praktijk bleek echter dat de door Delbia aangeboden apparatuur, hoewel duizend keer nauwkeuriger dan conventionele ellipsometers, lastig in gebruik liggen voor ziekenhuispersoneel. Daarom bedient het bedrijf ze sinds kort zelf en doet het in opdracht onderzoek.

Hermens: “Bij het Slotervaartziekenhuis bleken ze onder meer moeite te hebben met de bediening. Bovendien was ook de markt te klein. Er zijn maar vijf researchlabs die echt behoefte hebben aan het apparaat. Onze particuliere investeerder heeft een herberekening gemaakt en daar is het huidige businessplan uit ontstaan. We zijn nu een soort expertisecentrum geworden.”

Hoe presteert Delbia?

“We hebben nu net de eerste lijntjes uitgegooid”, reageert Hermens, die vertelt dat Delbia in onderhandeling is met de Franse farmaceut Stago. “Onze contactpersoon daar wil graag een contract met ons sluiten, maar moet daarvoor eerst nog door een lange overlegprocedure met zijn superieuren.”

Dat het geduld van de particuliere investeerder, in het dagelijks leven een vastgoedondernemer, nog niet op is, bleek recentelijk ook toen hij toestemming gaf voor het aantrekken van een parttime marketingman. Hermens: “Daar hebben we nog lang over moeten soebatten met hem. Maar we hebben hem overtuigd dat we ons meer aan de markt kenbaar moeten maken.”

Wat zijn de ambities van Delbia?

Delbia denkt binnen zijn branche een voorname Europese speler te kunnen worden. “Wereldwijd zijn er maar drie bedrijfjes die hetzelfde kunnen bieden als wij”, zegt Hermens, die wijst naar Amerika, Duitsland en de VS. “Stago zou voor ons een hele mooie basis kunnen vormen. Als groot concern zullen ze in meerdere onderzoeken geïnteresseerd zijn.”

 

Biomedbooster

BioMedbooster doet wat zijn naam zegt. Het bedrijf is sinds 2005 de schakel tussen biomedische wetenschappen en business. Het onderzoekt voor uitvindingen van de Universiteit Maastricht en het academisch ziekenhuis Maastricht of een bepaalde technologie marktpotentie heeft, laat vindingen in naam van deze instituten patenteren en verkent hoe uitvindingen verder gecommercialiseerd kunnen worden.

Aan de ene kant kan dat door het sluiten van een licentieovereenkomst met een marktpartij, aan de andere kant door het opstarten van een spin-offbedrijf.

BioMedbooster heeft levensvatbaarheid dankzij de bloeiende life science sector in Nederland en begeleidt onder andere Glycocheck. Het is dus ook niet gek dat het bedrijf binnen Biopartner Center Maastricht is gevestigd en nauwe banden heeft met het plaatselijk Universiteit Medisch Centrum en Maastricht Instruments, dat ook betrokken is bij de ontwikkeling van prototype biomedische technieken.

“Qua strategie zijn we de laatste jaren wat omgezwaaid”, vertelt Dannick Ritt, één van de medewerkers van het BioMedbooster-team, dat bijna volledig uit business developers bestaat. “Elke business developer moet nu een bepaalde tak binnen de biomedische wereld kunnen vertegenwoordigen en daardoor specifiek startups kunnen begeleiden.

Hoe presteert BioMedbooster?

BioMedbooster verdient niet alleen geld aan de service die het verleent aan startups, maar ook aan royalty-inkomsten. Op het moment dat bedrijfjes ook daadwerkelijk inkomsten gaan genereren, onder meer dankzij de patenten die BioMedbooster heeft weten te bemachtigen, dan krijgt het bureau ook een deel van deze winst.

Omdat life science startups echter na een lange aanlooptijd pas de markt betreden, duurt het voor BioMedbooster meerdere jaren voordat royaltybetalingen binnenkomen. En van de zes startups die het bedrijf tot nog toe tot de lancering heeft begeleid, zijn er nog slechts een aantal in 2010 de markt opgegaan. “Ons portfolio is sterk gegroeid, maar royaltybetalingen zijn geen korte termijn-business”, reageert Ritt. Royalties komen vooralsnog alleen van ACS Biomarker, een diagnostisch bureau dat vorig licenties heeft verkocht aan het Amerikaans bedrijf BG Medicine, en Fabpulous, tevens een diagnostische startup die kortgeleden zelf een techniek op de markt is gaan aanbieden.

Wat zijn de ambities van BioMedbooster?

BioMedbooster wil nu graag een groter werkgebied bestrijken. Dat betekent niet alleen binnen de straal van de Universiteit Maastricht startups begeleiden, maar ook in de rest van Limburg en over de nabije landsgrenzen. Ritt: “De naamsbekendheid van ons bedrijf is enorm gestegen bij de plaatselijke universiteit en het ziekenhuis. Nu willen we het aantal klanten verhogen door samenwerkingen aan te gaan met bedrijven in de regio Aken, Leuven Luik,  Maastricht, Eindhoven en bij de Chemelot-campus.”