Het is een welbekend probleem voor studentensteden zoals Groningen en Enschede: studenten aantrekken, blijkt een stuk gemakkelijker dan ze na de studieperiode binnen in de stad te houden. Door het gebrek aan voldoende werkgelegenheid voor hogeropgeleiden is de provinciestad geen partij voor metropolen zoals Amsterdam en Rotterdam.
Startup Village
Wat: Amsterdams startupdorp
Door: Erik Boer, Peter Krijnsen
Sinds: 2016
Waar: Science Park, Amsterdam
Inwoners: 150
Startups: 20
In een poging de werkgelegenheid een impuls te geven, begonnen vele universiteiten van provinciale studentensteden de laatste jaren hun eigen startup-broeinesten; plekken waar zogeheten spin-off-startups van studenten of docenten aan de universiteit kunnen werken, training krijgen en met investeerders in contact kunnen komen. Steden als Enschede, Eindhoven en Delft ontwikkelden zich razendsnel als mekka’s voor startups.
Zo snel zelfs dat ze zich in Amsterdam achter de oren begonnen te krabben. Terwijl alle ogen in de startupwereld steeds meer gericht waren op Delft en Eindhoven, ontbrak het de universiteiten en hogescholen van Amsterdam aan een helder startupbeleid. Hoog tijd om daar iets aan te doen, dachten ze bij de UvA.
In 2016 opende op het terrein naast de bètafaculteit van de UvA Science Park een bloeinest voor startende ondernemers. Het zogeheten Startup Village laat zich omschrijven als een verzameling zeecontainers waarin tal van techstartups huizen. Zij huren er voor 150 euro per persoon per maand werkruimte om zich er te storten op innovaties binnen typische bèta-sectoren als kunstmatige intelligentie en data-science.
Spin-offs
De dagelijkse leiding is in handen van directeur Erik Boer (57, foto links) en aandeelhouder van het project Peter Krijnsen (63, foto rechts). “In Amsterdam ging het economisch voor de wind”, zegt Boer, als Sprout het startupdorp op een zonnige donderdagochtend bezoekt. “Mensen vonden de universiteiten geweldig, het onderwijs en onderzoek was goed en studenten bleven er na hun studie hangen. Op één punt kregen we wel steevast kritiek: er waren te weinig spin-offs. Die had je wel in Eindhoven en Twente. Waarom deed Amsterdam het zo slecht?”
De heren mogen het terrein tot en met 2025 van de UvA huren. Zij hoeven zich voorlopig geen zorgen te maken over de liquiditeit van het project, want Startup Village is een groot succes. Huisden er bij de opening van het dorp in 2016 nog slechts drie ondernemers, nu biedt het terrein een thuis aan 150 werknemers uit twintig startups, veelal jonge, modebewuste mensen. Bovendien staan er nog eens twintig startups op de wachtlijst om toegelaten te worden. Het project vindt sinds kort zelfs navolging op andere scholen in de hoofdstad, waar onder gezamenlijke vlag meer zogenaamde Venture Studio’s worden geopend.
ACE Incubator
Pan-Amsterdams
Startupprogramma ACE Incubator begon 5 jaar geleden als soort pan-Amsterdamse samenwerking tussen de UvA, de VU, de HvA en de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Toen het programma afgelopen jaar om werd omgevormd tot een BV, stapten alle scholen behalve de UvA uit de leiding. Wel bleef de incubator een toevluchtsoord voor ondernemende studenten van alle Amsterdamse scholen. Vanaf volgend jaar keren de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en de VU – samen met het AMC en het VUmc – terug naar het bestuur van de incubator, vertelt Boer. Alle partijen zullen 20 procent van de aandelen in handen krijgen. Boer is er tevreden over. Nu hoeft hij het programma niet meer alleen te financieren. “Ik denk dat ze hebben gezien dat het toch verstandig is om mee te doen. Toen we een BV werden, was dat voor andere kennisinstellingen waarschijnlijk een brug te ver. Nu zie zien dat het draait, willen ze ook aan het stuur zitten.”
Twee keer per jaar leidt Boer in het startupdorp een speciaal incubator-programma, geheten ACE Incubator, een afkorting voor Boers BV Amsterdam Centre for Entrepreneurship. Startups die deelnemen, worden in 3 maanden tijd klaargestoomd voor de ondernemerswereld. Volgende week beginnen tien nieuwe startups aan zo’n programma. Ze zullen er coaching krijgen en hulp van bekende ondernemers zoals Michiel Muller (Picnic), Harold Goddijn (TomTom) en serie-ondernemer Arko van Brakel. Startups kunnen gratis meedoen, maar als ze uiteindelijk een jaaromzet van 250.000 euro krijgen, moeten ze 2 procent daarvan terugstorten in de kas van ACE. Dit geld gebruikt Boer voor het opzetten van nieuwe programma’s.
Boer selecteert bij voorkeur startups die aan de universiteiten, medische centra of hogeschool gelieerd zijn. “Veel van de oprichters hebben een wetenschappelijke achtergrond, maar hebben weinig kennis over hoe een bedrijf opricht”, zegt Boer. “Wij leren ze hoe ze hun ideeën kunnen vercommercialiseren. Doordat we naast de universiteit zitten, kunnen studenten er relatief gemakkelijk aan stagiairs of personeel komen.”
Aantrekkelijke stad
Maar goed, dat kunnen Eindhoven en Delft natuurlijk ook zeggen over hun projecten. Wat is – in startup-termen – het unique selling point van het UvA-project? Boer: “Amsterdam. Niet om te kleineren, maar veel bedrijven uit Twente of Delft komen als ze groter worden toch naar Amsterdam. Het ecosysteem is hier groter en volwassener dan in andere steden. Het Science Park zit daarnaast erg op nieuwe technieken, zoals nu machine learning en kunstmatige intelligentie. Dit is de plek waar internet in Europa geboren is. 30 jaar geleden vond hier het eerste mailverkeer plaats tussen ons continent en de Verenigde Staten.”
Krijnsen vult zijn collega aan: “Ik was laatst op een beurs in Stockholm en ik merkte er de aantrekkingskracht die deze stad heeft op buitenlanders. Iedereen met wie ik sprak had het over de open structuur van Amsterdam. Vroeger gingen wij naar Parijs toe, nu komen Parijzenaren naar Amsterdam.”
Scyfer
Dat Boer een neus heeft voor startup-talent, blijkt uit het lijstje succesvolle startups dat al aan het incubatorprogramma meedeed. AI-startup Scyfer bijvoorbeeld van UvA-hoogleraar Max Welling. Het bedrijf werd afgelopen jaar verkocht aan het Amerikaanse Qualcomm. Of Lumicks, een scaleup die medische instrumenten levert. Er werken al zestig mensen en het bedrijf levert wereldwijd. De onderneming Metrica Sports wist met zijn tool voor het analyseren van voetbalwedstrijden bovendien al de Amerikaanse markt op te gaan.
Toch betekent deelnemen aan het incubatorprogramma van Boer niet dat je als startup verzekerd bent van succes. In de 5 jaar dat het programma nu draait op de UvA zag Boer al menig techstartup falen. “Vaak blijkt de technische oprichter niet in staat een commercieel iemand aan het team toe te voegen. De oprichter werkt dan te lang aan het optimaliseren van het product, terwijl er niets aan marktonderzoek gedaan wordt.” Krijnsen: “Soms kan het zelfs zo zijn dat er wel een markt voor was, maar dat het bedrijf te lang doorging met het optimaliseren van het product, waardoor de marktkans voorbij gaat.” Of de heren dit ook als feedback meegeven aan startups? Boer: “Natuurlijk! Maar het zijn niet mijn bedrijven. De ondernemers maken uiteindelijk de keuzes.”
Snelle groei
Groeigeld
Startups die in Startup Village werken, hebben meerdere mogelijkheden om aan groeifinanciering te komen. Zo is er het Innovatiefonds Noord-Holland, dat met publiek en privaat geld een omvang van 21 miljoen euro wist op te bouwen. Door middel van converteerbare leningen doet dit fonds deelnemingen van 50.000 euro tot 3 ton. Een ander initiatief is het Amsterdams Studenteninvesteringsfonds van de Uva en de Vrije Universiteit (VU). Het investeert bedragen van 20.000 euro tot en met 75.000 euro. Ook zijn er volgens Boer mogelijkheden voor startups om zachte leningen van de Amsterdamse universiteiten te krijgen, via het valorisatiecentrum Innovation Exchange Amsterdam (IXA).
Als we de Startup Village zelf als startup zouden beschouwen, zouden we wellicht een term als ‘hypergrowth’ mogen gebruiken. De eerder benoemde grote animo voor het broeinest deed Boer en Krijnsen eerder dit jaar bepalen dat het startupdorp drastisch uitgebreid moest worden, iets waar de UvA tot en met het eerste kwartaal van komend jaar aan werkt. Uiteindelijk moeten er in meerdere containers vierhonderd werkplekken bijkomen voor zo’n dertig tot 35 startups, vertelt Krijnsen, die wijst naar een grote, blauwe container waar al enkele nieuwe startups in zijn getrokken. “Het zijn iets luxere containers voor startups die zijn gegroeid.” De startups die hierin werken, hebben een omvang van grofweg drie tot twaalf werknemers. Ondernemers betalen 200 euro per werknemer per maand voor deze werkplekken. Er komt onder meer een zogeheten blockchainlab bij, volledig gericht op startups die werken aan deze veelbelovende informatietechniek.
Om het ecosysteem te completeren, biedt het Science Park ook ruimte aan corporates. Bedrijven als Tata Steel en het eerder genoemde Qualcomm hebben bijvoorbeeld een dependance op hetzelfde UvA-terrein waar Startup Village ook onderdeel van uitmaakt. Deloitte heeft als experiment drie van zijn werknemers binnen de figuurlijke muren van de Startup Village geplaatst, zodat zij geïnspireerd kunnen worden door de startupcultuur. Erg belangrijk, denkt Krijnsen: “Door naast startups ook scaleups en multinationals te huisvesten, kunnen er kruisbestuivingen ontstaan. Corporates kunnen bijvoorbeeld launching customers worden, de bedrijven opkopen of er experimenteren met eigen innovaties.”
Op het Science Park opent volgende maand een nieuw gebouw voor corporates. Eén van de bedrijven die daar een R&D-tak zal openen, is een wel érg opvallende naam: ASML. De befaamde chip-corporate geldt als één van de kroonjuwelen van het bedrijfsleven uit Eindhoven, uitgerekend één van de concurrerende steden die Boer en Krijnsen inspireerden tot het opzetten van hun startupdorp. Wat brengt de Eindhovenaren naar het Science Park? Krijnsen glimlacht: “Toch weer de stad Amsterdam. Voor veel expats heeft deze stad uiteindelijk de grootste aantrekkingskracht van alle Nederlandse plaatsen.”