Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

René ten Bos over waarde: ‘Alles moet terugbetaald’

Deel 2 in een serie over toegevoegde waarde. Je komt snel in een wereld van illusies terecht, vindt filosoof René ten Bos.

Toen ik mijn vader ooit eens vertelde dat ik filosofie wilde studeren, was hij niet blij verrast. Het probleem was niet de filosofie. Hij vond studeren niets. In zijn vrije tijd kluste hij bij als kippenslachter bij een poeliersbedrijf aan de Berfloweg in Hengelo. Dat familiebedrijf, zo wist mijn vader, bestond uit echte ondernemers, niet uit studiehoofden. Er werkten alleen maar robuuste en weldoorvoede mensen. Rode wangen, grote handen. Ik kon dat allemaal zien als ik eens met mijn vader meeging. Overtuigde vleeseters die ook nog eens christelijk stemden. Mensen zonder twijfel. En met een groot gevoel voor de vanzelfsprekendheid der dingen.

WIE IS RENÈ TEN BOS?

René ten Bos is hoogleraar filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij schreef dit essay over de betekenis van toegevoegde waarde op uitnodiging van MT voor de 'Week van de Waarde'. Ten Bos is onder andere schrijver van de boeken De Manager en Strategisch Denken.

 

Pluimvee

Mijn vader vond het dus veel beter dat ik mijn intellectuele ambities zou begraven en ook ondernemer zou worden. Hij nam me vaak mee naar de markt waar ik zag hoe leden van de poeliersfamilie het morsdode pluimvee aanprezen. Hij wees me erop welk een mooi huis ze hadden laten bouwen en welke mooie auto’s ze hadden aangeschaft. Dat allemaal en nog veel meer hadden die poeliers toch maar mooi voor elkaar. Toch was er tegenslag genoeg. Heibel met de gemeente over een slachtvergunning. Of erger: ziekte en een zoon die zich dood reed in één van de mooie auto’s. Maar een echte ondernemer, zo begreep ik al snel, doorstaat en overwint tegenslag, hoe erg ook. Uiteindelijk komt alles goed.

Loonslaaf

Dat mijn vader, die zelf meestentijds een loonslaaf bij een katoenspinnerij was, zo’n vertrouwen had in een ondernemersfamilie, is één van de dingen die ik als kind nooit begreep. Waar kwam al dat optimisme over de poeliersfamilie vandaan? Waren die mensen echt gelukkiger dan wij? Gaan daar geen mensen dood? En zijn de kippen niet zielig? Het waren vragen van een tienjarige. Pas veel later begreep ik dat een niets ontziend optimisme de kern van al het ondernemerschap is. In wat volgt, zal ik proberen dat optimisme te verklaren. We zullen zien dat het nauw samenhangt met een bepaald soort filosofie over compensatie. Want ook al zijn de meeste ondernemers geen studiehoofden, achter ondernemerschap zit een filosofie, ook al wordt ze nauwelijks uitgesproken.

Boniteit

Volgens de Romeinse filosoof Cicero (106-43 v.C.) is een wijs mens iemand die voortdurend de balans zoekt. De onvermijdelijke tegenslagen van het noodlot – ziekte, ramp, misoogst en auto-ongelukken – probeert hij zelf te compenseren. Hij wacht dus niet op de helpende hand van de overheid. Hij doet het vooral zelf. Misschien is er nog een God of een lieve vrouw die enigszins helpt, maar uiteindelijk ervaart hij het als zijn eigen verantwoordelijkheid om bonitas te bewerkstelligen. De betekenis van dit simpele Latijnse woord is heel ingewikkeld: goedheid, integriteit, morele voortreffelijkheid, aardigheid, vriendelijkheid, tederheid en welwillendheid. Al deze aspecten samen maken wijsheid uit. Zonder hen kan tegenslag niet worden gecompenseerd. Bonitas zorgt voor gelijkheid en gelijkmoedigheid in een wereld die wel eens uit balans raakt. Ze legt de basis voor het gevoel voor de vanzelfsprekendheid der dingen dat ik als ik kind bij de poeliersfamilie ontwaarde.

Stuk grond

In Nederland kennen we het woord ‘boniteit’ nog steeds, ook al is het inmiddels verouderd. In de bosbouw wordt het soms nog gebruikt om de kwaliteit van hout of een stuk grond aan te duiden. In de economie, waar het woord in onbruik is geraakt, duidde het ooit op de ‘kredietwaardigheid’ van iemand. Anders dan bij ons het geval is, hebben de Duitsers nog wel een courante term die een link met het Latijnse stamwoord heeft: ‘Bonität’. Iemand die bij een Duitse bank geld wil lenen, dient een zogenaamde ‘Bonitätsprüfung’ te ondergaan. Jonge ondernemers die geld nodig hebben om een zaak op te starten, weten precies wat dit betekent. Ze moeten een ondernemersplan schrijven dat maar één ding duidelijk moet maken: is de kans redelijk groot dat de kredietverschaffer vroeg of laat gecompenseerd wordt?

Teleurstelling

Ralph Waldo EmersonAlles draait bij boniteit dus om evenwicht en compensatie. Het verlangen naar evenwichtigheid is bijna zo oud als de filosofie, net als de teleurstelling en verontwaardiging als het verlangen niet vervuld wordt. Ralph Waldo Emerson (1803-1882, foto rechts), een Amerikaanse filosoof die met romantische teksten over de zelfredzaamheid van het individu één van de ideologen van het ondernemerschap zou worden, beweerde dat compensatie niets meer en niets minder was dan een kosmisch principe. Waar je ook kijkt in de wereld, alles wat verloren gaat, wordt vervangen. Wie dat begrijpt, begrijpt ook dat je in het maatschappelijke leven nooit de balans moet verstoren. Van zichzelf verrijkende bestuurders, zou Emerson alleen maar hebben gezegd dat dergelijke “dieven” uiteindelijk alleen maar van zichzelf stelen. Zo houdt hij de slavenhouders van zijn tijd voor dat de ketting om de nek van de slaaf net zo goed om hun eigen nek zit.

Self-reliance

Ieder wijs mens, aldus Emerson, betaalt zijn schulden. Je ontkomt er niet aan. Als je wijs bent, verafschuw je het type rijkdom dat je alleen maar rijker maakt en dus zwaarder belast. Voordeel (benefit) is inderdaad het doel van de natuur. Maar voor elk voordeel dat je binnenhaalt, moet worden terugbetaald, beetje bij beetje, maar wel iedere cent, alles. Het is dus dom om steeds meer te willen, want het belast je alleen maar. Alleen begrip voor de universele macht van compensatie maakt discipline, vlijt en zelfredzaamheid (self-reliance) mogelijk. Wie zich niet neerlegt bij wat de natuur voorschrijft en daarmee dus de toorn van die natuur over zich afroept, zal reddeloos ten onder gaan.

Robinson Crusoë

De benefits van Emerson zijn te vergelijken met de boniteiten van Cicero. De wijze gaat op zoek naar compensatie en vermijdt situaties waarin hij teveel wordt belast. Het zelfredzame individu van Emerson doet niet veel anders. Honderd jaar voor Emerson speelde een soortgelijke filosofie al een rol in het fictieve leven van een oude bekende. Nadat het noodlot hem er liet aanspoelen, probeerde Robinson Crusoë het onbewoonde eiland te overleven door de goede dingen die hem overkwamen weg te strepen tegen de slechte dingen. Met een mes kerfde hij, dag in dag uit, in stukken hout een boekhouding van goed en kwaad. Als aan het einde van zijn leven het saldo nul was, zou zijn leven, zo redeneerde hij, ook op een godverlaten eiland geslaagd zijn. Dus probeerde hij onder barre omstandigheden alle mogelijke boniteiten te mobiliseren, iets waarbij hij zich, als een vrije ondernemer, ook genoodzaakt zag zich het hele eiland en alles wat er was toe te eigenen.

Verkeerde keelgat

Boniteit staat dus voor een waarde. Ze is een waarde. In de wereld van Cicero is de wijze iemand die met waarden het waardeloze weet te compenseren. In de wereld van Emerson betekent dit dat je niet moet overcompenseren, want dan hopen jouw lasten zich op. Crusoë is een perfecte illustratie. Een man van waarde gaat, net als hij, altijd op zoek naar compensatie. Natuurlijk kwam er kritiek op deze gedachtengang. De stoïcijnse attitude die blijkt uit de opmerking dat het ketenen van slaven uiteindelijk ook zelfketening is, zal menigeen in het verkeerde keelgat schieten. Een cynicus zou daarom kunnen zeggen dat de hele gedachte van compensatie illusoir is. Wie denkt nu echt dat iemand een onbewoond eiland overleeft door met een boekhouding goed en kwaad tegen elkaar af te wegen?

Knollen voor citroenen

Misschien was Daniël Defoe (1660-1731), de bedenker van Robinson Crusoë, niet meer dan een armzalige ‘bonimenteur’, iemand die met mooie praatjes knollen voor citroenen verkoopt. In zijn tijd, de 18e eeuw, werd het woord ‘boniment’ vaak gebruikt om te wijzen op de illusoire verkooppraatjes die we horen op een markt, waar poeliers hun dode producten met een mengsel van leugens en fantasieën proberen aan te smeren. Later zou het woord ‘bonimenteur’ gebruikt worden om degene aan te duiden die in de tijd van de stomme film bewegende beelden van commentaar voorzag. Veel stelden die beelden meestal niet voor, maar een levende stem erbij kon van niets iets maken en creëerde dus waarde in het waardeloze. Sportcommentatoren op televisie en marketingdeskundigen zijn hun logische opvolgers, maar dat terzijde.

Illusies

Wie het heeft over ondernemerswaarden, komt dus snel in een wereld van illusies terecht. Eén van die illusies is de gedachte dat er voor al het leed in de wereld vroeg of laat compensatie komt. Ik kan hier niet ingaan op de theologische en filosofische wortels van deze gedachte. Evenmin wil ik ingaan op de vraag of de compensatie die we krijgen een straf voor een ander is of enkel leniging of goedmaking voor ons. Het gaat hier echter om een oude en onweerstaanbare logica: mijn ongeluk wordt zo door geluk gecompenseerd dat mijn geluk verminderd met mijn ongeluk net als mijn ongeluk vermeerderd met mijn geluk steevast op nul uitkomt. Dit is de wijsheid van de wereld en die wijsheid kunnen we als zelfredzaam individu vatten. Dit is volgens mij tevens de kern van het grenzeloze optimisme van de ondernemer: het maakt niet uit wat er misgaat, vroeg of laat krijgt ieder zijn rechtmatige deel.

Karl Marx

Karl Marx (1818-1883) was deze gedachte een gruwel en in Het Kapitaal maakte hij er dan ook gehakt van. In zijn tijd dachten veel economen bijvoorbeeld dat automatisering, het vervangen van arbeiders door machines, het werk van die arbeiders niet alleen zou verlichten, maar hen ook de mogelijkheid zou bieden om ander en beter te werk te vinden. Ook hier weer dezelfde logica: wat waardeloos is – het vervangen van mensen door machines – kan toch wel weer waarde opleveren: het verlies van arbeidsplaatsen genereert de mogelijkheid voor arbeiders betere alternatieven te vinden. Nog steeds hoor je mensen zeggen dat ontslag vooral ook een kans is. Natuurlijk hebben deze mensen, net als hun vroegkapitalistische voorgangers, ongelijk. De introductie van de machine heeft volgens Marx voor de arbeiders vooral doffe ellende gebracht: verlenging van arbeidstijd, onderworpenheid aan de machine en vooral het verlies aan menselijke waardigheid.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Tegen de machine?

Hoewel geen econoom uit de 19e eeuw die ellende echt durfde te ontkennen, dachten ze allen dat ze nu eenmaal de prijs was die voorlopig voor de vooruitgang diende te worden betaald. Wie daarom tegen de machine was, was niet zozeer voor de mens maar tegen de vooruitgang en kreeg dus de wind van voren. Aanhangers van de compensatietheorie maken zich volgens Marx vooral schuldig aan kwaadaardige dagdromerijen. Misschien dat de meest eminente dagdromer van allemaal, Emerson, het niet zo moeilijk vond iets waardevols te vinden in de ketting om de nek van een negerslaaf, maar we kunnen ons afvragen wat het slachtoffer er zelf van vindt. Zo zijn ook de kippen niet meteen overtuigd van de boniteiten van de poelier.

Ongebreideld optimisme

Ongebreideld optimisme over de rechtmatigheid van het noodlot is de eerste kernwaarde van al het ondernemerschap. Je kunt er van denken wat je wilt, maar dit drijft ten diepste een simpel poeliersbedrijf uit Hengelo en een multinational zonder al teveel lokale binding. Dit optimisme uit zich in een onwankelbaar geloof in de mogelijkheid van compensatie.

Kompensationstüchtigkeit

Moeten we dit optimisme afdoen als illusoir? Ik weet het niet. Er zit iets moois in de compensatiegedachte. De Duitse filosoof Odo Marquard (1928) maakte dat niet al te lang geleden duidelijk in een korte spreekbeurt die hij in Frankfurt voor ondernemers hield. In een wereld die door de globalisering steeds gelijkvormiger wordt, zo stelt hij, kan het niet anders dan dat het bijzondere en uitzonderlijke steeds meer waarde krijgen. Globalisering wordt aldus gecompenseerd door individualisering. Gelijkschakeling door verbijzondering. Standaardisering door maatwerk. Echte ondernemers zijn gedwongen op zoek te gaan naar de waarde van het schaarse. Als het meeste overal gemaakt kan worden, zullen zij iets willen maken dat alleen maar hier gemaakt kan worden. Het vermogen om dit te doen duidt hij aan met een term die alleen Duitsers kunnen bedenken: Kompensationstüchtigkeit.

Bedrevenheid

Bedrevenheid in het compenseren is de tweede kernwaarde van ondernemerschap. Wat ik eerder omschreef als ‘de mobilisering van boniteiten’ – de uitdrukking is ook van Marquard – is hiervan niets anders dan de logische consequentie. De ondernemer ontleent aan dit bijzondere compensatietalent zijn energie en, het is niet anders, zijn illusies.

Beeld Emerson via Flickr door Books18

Meer over waardecreatie?