Skeeleren is een leuke sport, zo wisten we zeker. Waarom doen we het dan niet meer? Over de pijn van de massapsychologie.
De fietspaden liggen er uitnodigend bij, deze zomer. Vroeger hadden we onze skeelers of skates gepakt om het asfalt met halsbrekende topsnelheden te teisteren. Nu niet meer. Nu halen we de koersfiets uit het schuurtje, trekken het Belkin Pro Cycling Team-shirtje aan en teisteren hetzelfde asfalt met fietsbanden, in plaats van de kleine skatewieltjes. Dat is merkwaardiger dan je op het eerste gezicht zou denken.
Honderdduizenden per jaar
De afgelopen jaren nam ik nog de moeite om ze ’s zomers van zolder te halen en klaar te leggen in de berging. Zelfs dat doe ik niet meer. Ik trek mijn inline skates toch niet meer aan. Ik heb zelfs in geen tijden iemand zien skeeleren, hoewel Friday Night Skate nog altijd schijnt te bestaan. Met 3.000 mensen door Amsterdam gaan, zoals in 1999, is er echter niet meer bij. Wat is er gebeurd? Toen ik de skates destijds voor mijn verjaardag kreeg, vond ik het een leuke bezigheid, dat weet ik nog goed. Ik was niet de enige. In de jaren 1997-2000 werden er jaarlijks honderdduizenden van dergelijke rolschaatsen verkocht – alleen al in Nederland. De meeste daarvan moeten nu op soortgelijke zolders te vinden zijn.
3 verklaringen
Ik zie drie mogelijke verklaringen:
- We dachten dat skeeleren leuk was, maar dat is helemaal niet zo. Hoe konden we ons zo massaal vergissen?
- Skeeleren is een keer of 20 of 40 leuk om te doen, daarna is er niks meer aan. Deze verklaring past in de trend van de afgelopen jaren, maar is onbevredigend. Schaatsen is bijvoorbeeld een activiteit die sterk op skaten lijkt, maar schaatsen blijft eeuwig leuk.
- Skeeleren is wél leuk. Blijft leuk. Toch doen we het niet meer, andere dingen gaan voor. Alles doen we samen: we vonden het met zijn allen leuk. En nu is het klaarblijkelijk alsof we met zijn allen vergeten zijn dat we die dingen hebben.
Massapsychologie
Ik wil maar zeggen (daar ben ik hypewatcher voor): de massapsychologie slaat harder toe dan je soms denkt. Denk je even de positie van de skeelerfabrikanten in. Enthousiast ben je ingesprongen op de markt die in de jaren 90 ontstond. Je hebt productielijnen en verkoopkanalen ingericht. Aan r&d gedaan. Kwaliteitssystemen ontworpen. Je verantwoordelijke manager, ‘chef skeelers’, heeft zijn stinkende best gedaan. Je dacht dat je een geweldig product had. Nee, je wist zeker dat je dat had. Toen… bleek skeeleren niet leuk te zijn. Wat je ook deed om betere producten, snellere levering, klantvriendelijkere aftersales, slimmere marketing te verzorgen; het maakte allemaal niks uit. Trendwatchers hebben je niet geholpen: trendwatchers zeggen altijd alleen wat eraan zit te komen, zelden wat door de achterdeur afgaat.
Standup paddle surfing
De vraag is natuurlijk, welke activiteiten blijken nog meer niet leuk te zijn? Is koersen op je racefiets nou wel of niet leuk? Zou standup paddle surfing leuk zijn of zitten we er compleet naast? Hoe zit het met wordfueden, bootcampen, facebooken? De rages, hypes, fads en modes volgen elkaar steeds sneller op, en twee conclusies zijn onontkoombaar. In de eerste plaats: superieure innovatie, productielijnen, verkoopkanalen, service en marketing, kortom alles wat je op een MBA leert, zijn niet genoeg. Je stinkende best doen ook niet. Wat je nodig hebt is een ‘plan B’ voor als dat wat vandaag leuk lijkt, morgen saai blijkt te zijn. In de tweede plaats: de wereld heeft niet alleen behoefte aan trendwatchers, maar ook aan ‘klapkauwgomwatchers’. Het managementbegrip time to market moet nodig worden aangevuld: time to clear out. Dáár zouden ze nou eens managementboeken over moeten schrijven.