Hij komt binnen met de mededeling dat zijn speech ‘al helemaal klaar is’. Hij bedoelt: aan zijn tekst mag ik niks meer aan doen. Hij komt ‘alleen maar oefenen’.
Ik knik en schenk hem een eerste cappuccino in. We praten wat aan mijn keukentafel, over de aard en opzet van zijn speech, en de setting waarin hij moet optreden. Dan gaan we de studio in.
Hij doet zijn verhaal vanachter het katheder – van glas, zodat ik zijn hele lichaamshouding kan zien. ‘Goedemorgen, ik ben blij dat ik hier sta, mijn naam is……’ Kennelijk weet hij zijn eigen naam en functie niet, of want hij bij zijn bedrijf eigenlijk doet, want hij leest alles letterlijk van papier.
Ik haal nog een verse cappuccino. Hij vraagt: ‘Wat denk je? Eerste indruk.’
‘Jij’ bent niet interessant
‘Heel eerlijk? Als ik in de zaal zou zitten, was ik op mijn iPhone mijn mail gaan bijwerken. Ik onthoud pas een naam, van jou of van je bedrijf, als het verhaal me gegrepen heeft. En dat jij blij bent dat je daar staat of hoe jouw carrière er uitziet interesseert mij niks. What’s in it for me? Dat is mijn enige overweging als ik naar jou ga luisteren.’ Hij vraagt om een dubbele espresso, want realiseert zich dat al zijn inspanning voor niets is geweest. We staan weer op nul.
‘Stel: ik zit in die zaal. Ik heb die 895 euro voor een toegangskaart betaald. Wat houd mij ten aanzien van jouw bedrijf, of jouw thema, het meest bezig? Waar ben ik druk mee of heb ik zorgen over, of kun jij mij uit handen nemen? Dát moet jouw uitgangspunt zijn, niets anders. Nou, wat heb jij die mensen, die allemaal een dag de tijd hebben gekregen om naar dat congres te gaan, eigenlijk te bieden?’
Hij kijkt me aan en komt meteen met teksten die de kern van zijn vak raken. Simpel, direct geformuleerd. In gewone mensentaal.
‘Begin hier eens mee. Dus niet over jezelf, maar met te zeggen: u hebt in uw bedrijf ongetwijfeld te maken met….. Om uiteindelijk te komen met jouw oplossing: wij kunnen dit, dit en dat. En dan zien we wel of daar nog iets over jezelf bij past. Maar alleen als het appelleert aan de behoefte van de zaal.’
Zijn gezicht verraadt opluchting en hij leunt iets achterover. ‘Dus dan vertel ik gewoon wat we doen?’
‘Graag.’
Oefen een speech niet in de spiegel
Ik haal verse sapjes en bruisend water en hij schrijft op zijn laptop opnieuw zijn verhaal – in steekwoorden dit keer, om te voorkomen dat het een voorleeswedstrijd wordt. ‘Natuurlijk, als ik dat woord zie, weet ik wel wat ik vertellen moet.’
We lopen twee keer door zijn verhaallijn en dan zeg ik: ‘Ga ‘t maar doen.’ Hij gaat staan. Kijkt rond, maakt oogcontact en vertelt, terwijl hij nauwelijks op zijn laptop kijkt, een lopend en boeiend verhaal. Hij maakt zelfs grapjes. Hier staat een zelfbewuste CEO.
Niks meer aan doen, zeg ik. ‘In elk geval niet langer maken, of meer grappen erin stoppen. Laat ruimte voor vragen.’
Hij kijkt me aan. ‘Klaar!?’
‘Nou vooruit, doe hem nog een keer, dan zit hij er al bijna in. Thuis mag je de speech nog een paar keer hardop uitspreken. Doe dat richting de tuin! Niet voor een spiegel. Het gaat niet om jou.’
We lopen de studio uit, lunchen en praten over zijn bedrijf en dat van zijn concurrenten en wat er nog meer te wachten staan aan media.
Drie dagen later krijg ik een mail.
‘Ging echt super! Veel vragen uit de zaal. Kwam visitekaartjes tekort.’
Maritte Braspenning is zelfstandig mediastrateeg en -trainer.