Succesvolle organisaties hebben hetzelfde gemeen als in groepen levende diersoorten. Wat kunt u leren van olifanten, mieren, koolmezen en struisvogels?
Succesvolle organisaties hebben bepaalde kenmerken gemeen zoals langetermijngerichtheid en kwalitatief leiderschap. Wat blijkt: in groepen levende diersoorten zijn toonbeelden van dergelijk gedrag. Hieronder wat u kunt leren van olifanten, wilde honden, mieren, koolmezen en struisvogels.
De olifant
De kwaliteit van het leiderschap van de matriarch is allesbepalend. Kwalitatief leiderschap betekent dat de matriarch, als oudste en meest ervaren olifant, de richting aangeeft, de kudde ‘coacht’ naar een nieuw doel, de saamhorigheid in de kudde bewaakt en een sterke voorbeeldrol uitstraalt. Hoe ziet die voorbeeldrol eruit? De matriarch handelt altijd in het belang van de groep, is resultaatgericht, besluitvaardig en stelt duidelijke kaders. Zo geeft de matriarch aan waar en wanneer er wordt gestopt om bijvoorbeeld te drinken of te slapen en wanneer er weer wordt doorgelopen. Kern van haar gedrag is dat het dient tot het beschermen van de volgende generatie.
Een succesvolle manager bouwt vertrouwensrelaties op door integer en coachend leiderschap te combineren met sterk voorbeeldgedrag, snelle besluitvorming (ook over ‘niet-presteerders’) en resultaatgerichtheid, werkend vanuit een langetermijnvisie.
De Afrikaanse wilde hond
De wilde hond is een dier dat in een ‘moeilijke markt’ bijzondere eigenschappen van langetermijngerichtheid laat zien. Kenmerkend gedrag van Afrikaanse wilde honden is hun sociale samenwerking. Ze moedigen elkaar aan en stimuleren elkaar om succesvol te zijn. Aan het behalen van resultaat doet ieder lid van de roedel mee. Succesvolle jachttechnieken worden gedeeld met volgende generaties, want op lange termijn overleven gaat voor kortetermijngewin. De roedel vormt dan ook een veilige omgeving, waar het groepsbelang boven het individuele belang staat.
Bij een succesvolle manager gaat continuïteit op de lange termijn altijd voor de winst op de korte termijn. De manager creëert een veilige en stabiele werkomgeving. Daarbij is het langetermijndenken gericht op alle belanghebbenden van de organisatie: klanten, de maatschappij, leveranciers, werknemers, de overheid, sociale groeperingen. Iedereen wordt er beter van.
De mier
Mieren zijn continu bezig met het delen van kennis om samen effectiever te zijn. Elke mier in de kolonie neemt afwisselend de rol van meester of gezel aan. Als een mier bepaalde kennis heeft, bijvoorbeeld over een voedselbron, is hij automatisch de meester. Hij brengt zijn kennis over op andere mieren, de gezellen. Mieren maken fouten, maar leren van elkaar hoe het beter kan. Ze zijn sensitief voor non-verbale communicatie en koppelen dit direct aan acties.
Een succesvolle manager creëert een open cultuur, waarin men elkaar veelvuldig betrekt in belangrijke processen, de dialoog met elkaar zoekt, voortdurend kennis deelt, van fouten leert, verandering aanmoedigt en acties oppakt om betere prestaties te realiseren.
De kraai en de mees
Versimpelen, verbeteren, vernieuwen: de mees en de kraai beschikken over een rijk creatief vermogen voor het vinden van nieuwe en slimme oplossingen. Anders gezegd, ze zijn bijzonder innovatief. Het bijzondere van mezen is dat ze de verbeterde ‘levenslessen’ ook delen met hun soortgenoten. Kennis is bij de mezen absoluut geen macht. Kraaien laten zien hoe vindingrijkheid en creativiteit kunnen bijdragen aan het verbeteren van de prestaties. Beide vogelsoorten tonen kenmerken die een organisatie nodig heeft om onderscheidend te zijn. Dit alles wordt gevoed door een belangrijke eigenschap: ongekende nieuwsgierigheid.
Een succesvolle manager laat medewerkers altijd naar het optimale resultaat streven en het beste uit zichzelf, collega’s en de organisatie halen. Deze manager zorgt voor een onderscheidende strategie en laat iedereen bijdragen aan het verbeteren, versimpelen en afstemmen van processen, diensten en producten.
De gnoe, giraffe, zebra en struisvogel op de savanne
Gnoes, zebra’s, struisvogels en giraffen trekken zij aan zij op, geflankeerd door antilopen en andere kleine dieren. Roofdieren loeren vaak op buitenkansjes van onoplettendheid en proberen vervolgens oude, zieke en jonge dieren van de groep te scheiden. Om dit ‘bedrijfsprobleem’ van onoplettendheid op te lossen, hebben deze zogenaamde prooidieren met elkaar een divers en complementair team gevormd. Samenwerking en het groepsbelang staan daarbij hoog in het vaandel. Door hun diversiteit aan sterke eigenschappen te combineren staan ze namelijk sterker tegenover roofdieren.
Een succesvolle manager bouwt aan diverse en complementaire teams op alle niveaus in de organisatie.
Meer informatie vindt u in het boek Animal Firm van Marco Schreurs en Simon van der Veer.