Culturele ondernemers vangen bot bij investeringsmaatschappijen vanwege hun gebrek aan zakelijk instinct. De Participatiemaatschappij voor Kunst en Cultuur wil daar verandering in brengen. “Wij nemen genoegen met minder rendement.”
Bijna veertienduizend kunstwerken zijn op de website van ArtOlive te vinden. Oprichter Martijn Allessie brengt kunstenaars en kunstliefhebbers met elkaar in contact door uit ruim twintigduizend kunstwerken van zo'n twaalfhonderd kunstenaars een selectie te maken en die te presenteren op internet. Is de koper enthousiast, dan kan een bezoek worden gebracht aan de galerie waar de kunstwerken in het echt zijn te zien.
ArtOlive financiert het bedrijf met geld van het PAKC (Participatiemaatschappij voor Kunst en Cultuur) in de vorm van een converteerbare lening. Lopen de zaken goed, dan koopt het PAKC na een aantal jaren aandelen in de onderneming en gaat op die manier meedelen in de winst. Vallen de resultaten tegen, dan betaalt de kunstverkoper het geld terug, tegen een marktconforme rente.
Eind 2000 richtte Paul Hermanides, directeur van Hotel Arena, het PAKC op. Hij zag dat de wereld van het geld wel degelijk in kunst is geïnteresseerd, én omgekeerd dat de culturele sector een hoop geld laat liggen. Een groot aantal investeerders, waaronder de Mondriaan Stichting, het ministerie van OC&W, maar ook ABN Amro, Interbrew, Triodosbank, Stichting Doen, NIB en de Stichting Kunst & Bedrijf brachten de inmiddels zeven miljoen gulden bij elkaar.
Zijn zakelijke partner vond Hermanides in de persoon van Leendert van Driel, die gepokt en gemazeld is in de wereld van de commerciële participatiemaatschappijen. Van Driel: “De opzet zoals die er lag, was goed, maar er werd te grondig naar de projecten gekeken. Daar ging te veel tijd in zitten. Uit ervaring weet ik dat je bij een eerste blik op een plan al een idee hebt of het wel of niet deugt. Ik ga op mijn gevoel af. Vervolgens komt de vraag: is er een markt voor dit product, hoe is het plan onderbouwd? En wellicht de allerbelangrijkste vraag: vertrouw ik de ondernemer?”
In korte tijd kwamen bij het PAKC bijna honderd plannen van kunstenaars binnen. Toch zijn er nog maar twee projecten met financiële hulp van het PAKC van start gegaan. Hermanides: “Ik sta versteld van het zakelijke instinct van kunstenaars, of liever gezegd: het ontbreken daarvan. Ze komen met leuke plannen die financieel niet of slecht onderbouwd zijn. Ze denken vanuit zichzelf en hebben geen idee hoe een bedrijf in elkaar steekt en wat daarbij komt kijken. Voor kunstenaars geldt nog sterker dan voor andere startende ondernemers dat ze trots zijn op hun product, maar ze begrijpen niet dat de buitenwereld daar soms helemaal niet op zit te wachten.”
In de zakenwereld wordt volgens Van Driel niet meer dan 3 tot 5 procent van de ingediende plannen daadwerkelijk gerealiseerd en daarvan wordt slechts 30 procent een succes. Hermanides ging ervan uit dat de helft van de ingediende plannen goed genoeg zou zijn en dat daarvan 40 procent het goed zou doen. “Niet reëel,” oordeelt Van Driel glimlachend. Als zowel Hermanides als Van Driel iets zien in de plannen, nodigen ze de kunstenaars uit. “Het gaat uiteindelijk om de persoonlijkheid van de ondernemer,” benadrukt Van Driel. “Of iemand een consistent en betrouwbaar persoon is, geeft meestal de doorslag bij het slagen van een project.”
Pijnlijke vragen
Het PAKC besloot Allessie te steunen, omdat hij als echte ondernemer denkt en handelt. Tot grote ergernis van Hermanides wordt er in de wereld van de kunst en cultuur nog veel te eenzijdig gedacht over subsidies en sponsoring. Daar verandering in brengen, is een belangrijke drijfveer van Hermanides. “Het is belangrijk dat er een andere kapitaalmarkt ontstaat. Subsidies verstrekken is een overheidstaak, maar de markt heeft haar eigen verantwoordelijkheid.” Allessie is het daarmee eens: “Ik wil niet afhankelijk zijn van sponsoring of subsidies. Dan kun je je niet scherp profileren op de markt. Voor je het weet, steek je al je tijd in het behouden van dat geld en gaat dat ten koste van je bedrijfsresultaten.”
Voordat Allessie bij het PAKC uitkwam, was hij al langs een aantal reguliere participatiemaatschappijen geweest. Maar de reactie was steeds dezelfde: goed plan, goed team, maar we kennen de markt niet. “Het PAKC durft juist wel in dat gat in de markt te duiken,” aldus Allessie. ArtOlive wordt intensief begeleid door het PAKC. Logisch, vindt Hermanides. “Wij zijn mede-eigenaar van zijn bedrijf. Ons eigen geld zit erin, dan wil je ook weten wat ermee gebeurt. We zijn adviseur, maar op afstand ondernemen we mee.”
ArtOlive was voor het PAKC ook interessant omdat Allessie en ook de drie medeoprichters zo betrokken waren. “Ze draaiden al anderhalf jaar zonder een cent salaris te krijgen. Daarom durfden we in een tijd van grote internetmalaise toch met ze in zee te gaan,” aldus Van Driel. Behalve met geld, wordt de culturele ondernemer ook op andere manieren gesteund. Elke maand gaat hij 'een broodje eten' met Hermanides en zijn financiële man. “Dat zijn kritische mensen die pijnlijke vragen niet uit de weg gaan. Ze helpen mij om mijn focus te bewaren. En ze hebben natuurlijk een goed netwerk in de cultuursector.”
Aandelenemissie
Els Vandevorst is de tweede culturele ondernemer die aan de voorwaarden van PAKC voldeed. Haar productiemaatschappij Isabella Films maakte onder andere Dancer in the Dark van Lars van Trier. Op de rol staan films met Thomas Winterberg (bekend van Festen) en de Nederlandse Villa des Roses. “Ik werk met binnen- en buitenlandse regisseurs, want dat vergroot mijn kennis en mijn netwerk,” zegt Vandevorst. “De Nederlandse cinema levert tot nog toe commercieel gezien weinig op en ik wil wel geld verdienen.”
Om dat te bereiken, werkte Vandevorst aan een aandelenemissie. “In Nederland kun je alleen per film subsidie aanvragen. Ik wil investeren op lange termijn. Daarvoor geld krijgen, is lastig, dus besloot ik het groter aan te pakken. Om aandelen uit te geven moet je een bedrijfsplan schrijven en prognoses maken. Je bent niet langer als enige de baas, maar je moet verantwoording afleggen aan aandeelhouders. Toen merkte ik dat het runnen van een eigen zaak heel wat anders is dan het maken van een film.”
Staatssecretaris Rick van der Ploeg wees Vandevorst op het bestaan van het PAKC. Aanvankelijk stond het PAKC niet te juichen. Hermanides: “We zouden niet in de film investeren, maar zijn overstag gegaan door haar vasthoudendheid en de geloofwaardigheid van haar plannen.” Vandevorst wil van Isabella Films een financieel gezond bedrijf maken met een bestaansrecht dat verder gaat dan één film. Als dat doel wordt gehaald, gaat het PAKC op termijn delen in de winst.
Ook Vandevorst luncht regelmatig met Van Driel en Hermanides. “Leendert en Paul ondersteunen mij zowel persoonlijk als zakelijk met hun netwerk, en ze zijn erg betrokken. Ze houden nauwlettend de vinger aan de pols. Dat is prettig. Er valt over alles te praten, maar ik moet wel omzet draaien.”
Oerol
Hermanides besteedt veel tijd aan het geven van lezingen, het praten met kunstenaars en anderen ervan overtuigen dat het PAKC een nuttige aanvulling op het budget kan zijn voor hun theater, tentoonstellingsruimte of museum. Al stuit hij nog vaak op onbegrip. Zoals bij het Centraal Museum in Utrecht. Hermanides: “Ik probeerde directeur Sjarel Ex te laten inzien wat wij voor hem konden betekenen. Maar hij zag het niet. We hebben een voorstel gedaan om te investeren in de marketing rond de expositie over vier generaties Toorop. Doel is meer bezoekers trekken. Als we daarin slagen, dan delen wij in de winst. Na veel praten, ging er een lichtje branden.”
Over het resultaat zullen de aandeelhouders van PAKC tevreden zijn. Er is honderdduizend gulden geïnvesteerd en na een klein half jaar is er een rendement van rond 11 procent. “Dat betekent op jaarbasis meer dan 20 procent,” klinkt Hermanides opgetogen. “Hier zijn we heel tevreden mee zijn.”
Een participatiemaatschappij hanteert het principe van rendement, maar voor het PAKC is dat nog iets voor de verre toekomst. In de financiële wereld is een opbrengst van 30 tot 50 procent op geïnvesteerd geld gebruikelijk, het PAKC streeft naar 5 tot 10 procent. Als voorbeeld voert Hermanides de Stichting Doen aan, die met de opbrengst van de Postcode Loterij culturele projecten ondersteunt. “Die werkt al zes jaar op vergelijkbare wijze als wij en nog altijd wordt er geen positief resultaat geboekt. Er is rond de 25 miljoen gulden geïnvesteerd, maar er is nog weinig voor teruggekomen. In deze sector heeft geld een lange incubatietijd.”
Het is de bedoeling dat projecten voor de lange en de korte termijn elkaar gaan afwisselen. Vooralsnog is dat een kwestie van vallen en opstaan. “We moeten leren zien waar de risico's zitten. Die kunnen we niet te veel nemen, want als wij grote fouten maken, zal dat in de toekomst investeerders afschrikken.”
Op korte termijn voorziet Hermanides geen nieuwe langlopende projecten. Voor kortere evenementen is hij wel in gesprek, met het Nederlands Architectuurinstituut, de Beurs van Berlage, de Hermitage en het Oerol-festival. Het is illustratief voor de veranderde werkwijze van het PAKC. Eerder werd afgewacht tot zich nieuwe klanten aandienden, nu wordt zelf actiever gezocht.
Dat het werkt, blijkt bij de organisatie van het Oerol-festival op Terschelling. “De organisatie
heeft ons gevraagd om een bijdrage van 150.000 euro waarmee zij grote, buitenlandse groepen willen contracteren. Ze hopen op die manier meer bezoekers te trekken, zodat de horecaomzet toeneemt en het resultaat verbetert. Het doet me goed dat de organisatie zich meer dan ooit als ondernemer opstelt,” zegt Hermanides.
Inmiddels bedraagt het vermogen van het PAKC zeven miljoen gulden. “Ons primaire streven is om gedreven mensen verder te helpen. We willen aantonen dat we culturele ondernemers kunnen helpen hun doelstelling te realiseren. Op termijn moet er een bredere basis gelegd worden onder de kunst. Daar zijn we nu nog te klein voor, maar die ambitie hebben we wel.”
Als cultureel ondernemer voelt Allessie zich thuis bij het PAKC: “We hebben allemaal de drive om aan te tonen dat ook in de culturele sector een zakelijke aanpak goed kan werken.” Waarom Allessie en Vandevorst wel en andere plannenmakers niet? Volgens Allessie is dat ondernemersbloed. Zelf heeft hij een commerciële achtergrond, hij werkte onder meer bij McKinsey. Hij ziet dat de culturele sector deze kant mist. Hij voelt zich dan ook geroepen om anderen ervan te overtuigen voor deze financieringsvorm te kiezen. “Ik wil laten zien dat een kunstbedrijf dat zakelijk is opgezet beter kan functioneren dan een bedrijf dat afhankelijk is van subsidies of sponsoring.”