Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Willem Vilé (Vilenzo): Textielbaron in de demarrage

Onlangs vond in de Nederlandse modewereld een heuse megafusie plaats. Klinkende namen als Van Gils en Frans Molenaar kwamen in handen van confectiebedrijf Vilenzo van Willem Vilé. Iedereen was blij. De beurs, Vilé zelf en met name zijn bank.

Echt gemoedelijk Brabants was de sfeer niet. Nee. Daarvoor moet je in Brabant zijn. Dus níét in het pompeuze grachtengordelhotel Hotel Blakes op de Keizersgracht. Maar je maakt nu eenmaal niet in Den Bosch bekend dat het aandeel van het sluimerende beursfonds Vilenzo krachtdadig opgestuwd gaat worden. Opgestuwd dankzij de overname van de Brabantse textielbedrijven United Fashion Makers (UFM) en Centaur Clothes (o.a. Van Gils.) Die laatste naam is in tout Brabant bekend. De naam Frans Molenaar, onderdeel van UFM, wat minder.
Amsterdam dus, waar de flitsende pakken van Molenaar, Van Gils en Jaquar niet detoneren. Armani zonnebrillen doen het er zélfs op een sombere winterdag goed en van een door muziek van de popgroep U2 ondersteunde fusieaankondiging kijkt ook niemand er meer op.
Er kleeft echter ook een nadeel aan zo'n hoofdstedelijk evenement. Er komen veel beursanalisten en bankiers. Nou was dat de bedoeling, maar sommige van die banklui zetten in de wandelgangen toch hun vraagtekens bij het op die 31e januari opgevoerde spektakel. Vilenzo stond al sinds mensenheugenis als zogenoemde small cap (klein fonds) op de beurs genoteerd. Met de koers gebeurde weinig. Die bleef constant rond de 17 euro hangen. Vervelend voor Willem Vilé, die ruim 60 procent van de aandelen bezit. Irritant ook voor de zakenbank Kempen & Co, die 12,5 procent van de aandelen in handen heeft. Twee weken vóór die glamoureuze fusieaankondiging kwam er voor beiden troost. Het sluimerende beursfondsje spóót plotseling naar 20. Voor Vilenzo een óngekende stijging. “Voorkennis,” oordeelden sommige aanwezigen.
In het geval van een small cap blijft ook voorkennis een luttel feit. Wat is nou drie euro? En bovendien: wie zal dat bewijzen? Willem Burgers van de zakenbank Kempen & Co in elk geval niet. Hij wordt wel de ongekroonde koning van de small caps genoemd. Onlangs reisde hij samen met Willem Vilé naar Madagaskar. Daar heeft Vilenzo één van zijn fabrieken. “Misschien,” zo opperde NRC Handelsblad daags na de fusieaankondiging, “is deze klapper, de overname van een vijftal modemerken, wel bedacht tijdens dat bedrijfsbezoek. Burgers is de laatste tijd bezig zijn eisen aan te scherpen: de kleine bedrijven waar hij een belang in heeft moeten wel de ambitie hebben om fors te groeien.”
Is Willem Vilé, die nota bene volgend jaar aftreedt, onder druk van Burgers tijdelijk textielbaron geworden? “Nee,” reageert Burgers lichtelijk geïrriteerd. “Ik heb hem écht niet onder druk gezet.” Dan, genuanceerder: “in z'n algemeenheid is het natuurlijk wel zo dat de small caps en midkaps zichtbaarder moeten worden voor de beleggers. En ja, daar heb ik het ook met Willem Vilé wel over gehad, maar ik heb hem beslist niet onder druk gezet. Ik ben met hem naar Madagaskar geweest. Naar zijn fabriek Vimatex. Daar kreeg hij van zijn medewerkers een zéér warm onthaal. Hij is een echte hands-on-manager, tast het liefst met zijn handen stoffen af en is bescheiden. Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg is zijn credo.”
Maar wat is gewoon? En wat is gek? Drie jaar geleden vierde de eerste buitenlandse fabriek van Vilé, Kavira in Tunesië, het zilveren jubileum. Om dat illustere feit te vieren kregen álle zeshonderdvijftig personeelsleden een schaap cadeau. Uiteraard had de Brabantse entrepreneur eerst naar de kostprijs van een schaap geïnformeerd. Die kostprijs vond hij véél te hoog. Dus wat deed hij? Hij kocht twee jaar vóór dat jubileum 150 schapen en zette een fokprogramma op.

Zijn meisjes
We schrijven 1960. Via voormalig scheidsrechter en textielhandelaar Leo Horn betrekt Willem Vilé zijn eerste stoffen. Daarvan worden bloesjes gemaakt. Nog tíjdens dat beginjaar toont Willem Vilé over modevisie te beschikken. Hij stort zich op het nieuwe fenomeen kunstvezels en maakt daar plissérokjes van. De rokjes worden een hit. In 1968 krijgt Vilenzo de eerste tegenslag te verwerken. Het minimumloon wordt ingevoerd. “Dit,” zo foetert Vilé, “betekent de doodslag voor de textielindustrie.” Tijdens een vakantietrip in 1972 naar Tunesië bedenkt hij dé remedie om zijn Vilenzo van die doodslag te redden. Hij besluit de productie naar lagelonenlanden te verplaatsen.
“Daarmee was hij een absolute trendsetter,” geeft een concurrent toe. “Vilé is in alle opzichten een visionair. Het zou nog tot ver in de jaren tachtig duren voor er discussies kwamen over kinderarbeid en uitbuiting. Vilé is die discussie altijd voor geweest. Hij heeft al die naaisters in dienst. Kinderarbeid heeft bij hem nooit gespeeld. Maar het is maar de vraag of dat edelmoedigheid is. Ik hou het er meer op dat hij met zijn boerenslimheid aanvoelde dat er ooit discussies zouden ontstaan over kinderarbeid en dergelijke.”
Met zo'n statement moet je bij Vilé zelf niet aankomen. In totaal heeft hij in Tunesië, Sri Lanka, Pakistan en Madagaskar vierduizend naaisters in dienst. De meeste van de met een schaap bekroonde Tunesische naaisters staan al bijna dertig jaar bij hem op de loonlijst. “Mijn meisjes,” noemt hij ze liefdevol.
Nederlanders, zo ontdekt Vilé alras, geven relatief weinig uit aan kleding. Dus concentreert hij zich op kinderkleding. “Kinderen groeien. Hun kleren slijten snel. Dus die móét je wel vervangen,” luidt zijn bedrijfsfilosife. Decennia lang voorziet hij grote Europese warenhuizen van hun kinderkledinghuismerken. De omzet klimt van 47 miljoen in 1986 naar 62 miljoen in 1990. Maar die warenhuizen gaan steeds meer met eigen ontwerpers werken.
In 1990 besluit Willem Vilé zich daarom in de productie van merkkleding te gaan bekwamen. Hij acquireert merken als the Salty Dog, Bad Boys en Dobber. In 1999 gaat hij zelfs kleding maken voor DaimlerChrysler onder het label Jeep. Bij deze gelegenheid kondigt Vilé meteen aan op de Amerikaanse markt te willen doorbreken. Twee jaar later zegt hij ermee te willen stoppen. Heeft bankier Willem Burgers hem dan toch onder druk gezet?
“Nee,” bezweren onze bronnen. “Willem vindt het na 41 jaar hard werken wel genoeg geweest. Hij wil gaan fietsen en met z'n kleinkinderen spelen.”
Jacques van Gils, het creatieve brein van de drie gebroeders Van Gils heeft geen moeite met de nieuwe machtsconcentratie. Enkele jaren geleden startte hij zijn eigen lijn Hermiel. “De prijzen daarvan beginnen daar waar Van Gils eindigt, dus Vilenzo is voor mij geen concurrentie. Willem Vilé is een bijzonder aardige en vooral bekwame man. Ik vertouw hem graag mijn geesteskind Van Gils toe. Maar ja, probleem is wél dat hij volgend jaar aftreedt. Ik blijf het dus met spanning volgen.”
Dat laatste is volgens Theo van Loon, directeur van United Fashion Makers en beoogd opvolger van Willem Vilé, absoluut niet nodig. “Willem is een bijzonder goede ondernemer, “constateert hij. “Ondanks het negatieve advies van zijn adviseurs en commissarissen is hij van private labels op merken overgestapt en dat heeft Vilenzo goed gedaan. Acht jaar geleden hebben wij hetzelfde gedaan. Ik ken het spel dus onderhand wel.”


Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

CV Willem Vilé


Burgerlijke staat gehuwd, 2 kinderen, 5 kleinkinderen
Woont in Oud-Turnhout
Grootste succes het opstarten van fabrieken in lagelonenlanden
Grootste blunder geen
Bijzonderheden stapt graag op de racefiets

Curriculum
1940 geboren te Tilburg
1956 3-jarige hbs (mulo)
1957 hogere textielschool (niet afgemaakt)
1958 vervroegd in dienst

1960 start Vilenzo