Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Reportage: management op zee

Overste Nico Vasseur is de baas van een NAVO-mijnbestrijdingsflottielje. Nou ja, baas: ook bij de marine heeft het hiërarchische model afgedaan.“Het is mijn taak om ervoor te zorgen dat iedereen weet wat ie moet doen. En vervolgens laat ik ze vrij.” Jagen naar mijnen op de Oostzee.

Hoe heet die man, die begin jaren negentig minister van Defensie was?” Nico Vasseur kijkt de anderen vragend aan. Na een korte stilte rolt aarzelend ‘Relus ter Beek’ over tafel. “Ja, Ter Beek. Die bracht ooit een bezoek aan een Nederlands fregat in de Perzische Golf. Vanaf een bevoorradingsschip werd ie hangend aan een lijn aan boord getakeld. Nou, hij is toen halverwege in zee gevallen. Ongelukje. Althans, dat is het officiële verhaal.” Gegrinnik rond de tafel. Ja, Ter Beek werd door de manschappen ‘geteabagd’, zoals dat heet. Typisch marinegrapje. Even het touw laten vieren, even laten zien wie de baas is.

 

Het is zaterdagavond. Aan de kade van de Poolse havenstad Swinjouscie dobbert de Admiraal Pitka in alle rust aan de touwen. Een enkele matroos houdt bij de loopplank de wacht, vinger aan de trekker van zijn mitrailleur. In de commandanthut is voor de laatste keer de fles ‘sterk’ open getrokken. Een traditie, zo wordt ons duidelijk gemaakt. Morgen vaart het schip aan het hoofd van een mijnbestrijdingeenheid uit naar de Mecklenburger Bucht voor een tweeweekse oefening op zee en dan gaat de drank achter slot en grendel.

 

Vijf landen doen mee aan de exercitie: Engeland, Duitsland, België, Nederland en Estland. Landen die allemaal zijn aangesloten bij de Standing Nato Mine Counter Measures Group. Een permanente vlooteenheid die deel uitmaakt van de Snelle Reactiekracht van de NAVO. Het commando ligt sinds mei vorig jaar bij de 44-jarige Nederlandse kapitein-luitenant-ter-zee Vasseur. “Aparte baan hoor, dit werk,” legt hij uit. “Ik zat hiervoor op een mijnenjager in de Golf. Nu moet ik ook naar recepties.” Hij wijst op een muur vol herdenkingsbordjes. Houten plankjes met de wapens van aangedane steden: Gdansk, Riga, Göteborg. “Het hoort erbij. De burgemeesters van die steden nodigen je vanzelf uit. Ze zien het als een eer dat er een NAVO-flottielje in hun haven ligt.” Zijn formele tenue met gouden galons (versierselen) blijft voorlopig in de kast hangen.

 

De komende twee weken wordt er voor de Duitse kust gejaagd op zelfgelegde nepmijnen. Vasseur houdt ondertussen nauwlettend in de gaten of de samenwerking tussen de schepen goed verloopt. En als het meezit trakteert de Duitse luchtmacht de vloot op een schijnaanval met Tornado gevechtsjagers. Schieten vanaf het dek is er niet bij – een kostbare zaak in vredestijd – zolang de procedures maar correct worden uitgevoerd.

Kamikaze
Op de tweede dag is de vloot aangekomen op het daartoe aangewezen exercitiegebied. Het is gelukkig goed weer: weinig wind en zowaar een zonnetje. Op het achterdek van de Pitka hijst Vasseur zich uit een soort oranje maanpak. Naast hem liggen een knalgele valhelm, reddingsvest en handschoenen. Hij is net per rubberboot teruggebracht van een commandantenvergadering op de Mosel, een Duits commandovaartuig dat in de buurt voor anker ligt. Hij is niet helemaal gelukkig met wat hij daar hoorde. De oefening die vandaag begint is een initiatief van de Duitse marine. Die willen maar wat graag met een NAVO-vloot trainen. Ze leveren elf schepen, de NAVO zeven. Als uitnodigende partij heeft Duitsland ook de oefening mogen organiseren. Maar wat blijkt? Er zijn twee exercitiegebieden aangewezen, mijlenver uit elkaar. Een voor de NAVO-vloot, de ander voor de Duitsers. “Dat was niet de bedoeling,” moppert Vasseur. “Zo leren we toch niets van elkaar?”
 
Terug in zijn hut overlegt hij kort met zijn tweede man. “Weet je wat we doen,” stelt hij voor, “halverwege de oefening vragen we de Duitsers gewoon om assistentie. We verzinnen wel een reden. Dan moeten ze wel een schip onze kant opsturen. En die laten we dan gewoon met ons oefenen.” Na een warme lunch in de longroom (officiersruimte) kijkt Vasseur op zijn laptop of er belangrijke berichten van het hoofdkwartier in Engeland zijn binnengekomen. Op een tafeltje naast hem ligt een puzzelboekje. Sudoku: kamikaze – extra moeilijk. Tja, hij zit er nogal ontspannen bij. Moet hij niet ergens op een brug staan? De oefening is inmiddels toch in volle gang? Vasseur maakt een wegwuivend gebaar. “Leidinggeven bij de marine doe je resultaatgestuurd,” zegt hij. “Wij noemen dat mission command. Het is mijn taak om ervoor te zorgen dat iedereen weet wat ie moet doen. En vervolgens laat ik ze vrij. Ik moet kunnen vertrouwen op de krijgskunde en de integriteit van mijn manschappen.”
 
Met gebruik van veel Engelse termen legt hij uit hoe het werkt. De omliggende schepen kammen op een dag een gebied af met hun sonar. De data sturen ze door naar de Pitka, waar een voornamelijk Nederlandse staf deze invoert in een computersysteem. Vasseur zelf houdt vooral het overzicht. Hij geeft ’s avonds briefings, brengt werkbezoekjes aan de andere schepen. Op de achtergrond speelt paraatheid een grote rol in zijn hoofd. “Mijn taak is klip en klaar,” zegt hij stellig. “Als mijn baas daarom vraagt moet ik binnen vijf dagen een volledig operationele mijnbestrijdingeenheid kunnen leveren. We kunnen worden gevraagd, om bijvoorbeeld in de Golf vaarroutes mijnenvrij te maken.” Als het bevel komt, is het gáán. Vasseur houdt zich daarom veel bezig met de condities aan boord van zijn schepen. Zijn de manschappen goed getraind? Worden technische problemen onmiddellijk gerapporteerd? Waar ligt de kracht en waar ligt de zwakte van een bepaald schip? Allemaal informatie die je het liefst boven water hebt vóór het begin van een complexe operatie, want dan is er geen tijd meer.
 
De vloot paraat houden lijkt simpel, maar het menselijke element maakt het lastig. Tussen landen bestaan grote verschillen in maritieme traditie. De Duitse schepen in zijn vloot noemt Vasseur ‘happy ships’: de sfeer is er gemoedelijk, maar toch professioneel. Op een Engels schip lijkt alles in kannen en kruiken vanwege de sterke disciplinaire tradities, maar kan er onder het oppervlak van alles schorten. “Dat hiërarchische Engelse model,” zegt Vasseur hoofdschuddend, “zou op een Nederlands schip niet werken. Het ligt niet in de aard van de Nederlander. Wij kunnen niet werken in een sfeer waar formaliteit overheerst.” Dat hij zelf met een grote knipoog naar zijn positie kijkt, blijkt ’s avonds als Vasseur met een handdoek om de nek en gekleed in een zwarte maillot richting sporthonk loopt. Hij gaat een uurtje rennen op de lopende band. Het geoliede dek is daar niet echt voor geschikt. Op zijn T-shirt staat in chocoladeletters: Ich Chef, du nix. Grapje van zijn vrouw.

Overfluiten
Het levende bewijs van de losse verhoudingen zien we een dag later, als we langs een touwladder vanuit het rubber bootje aan boord klimmen van Hr. Ms. Middelburg, het enige Nederlandse schip in de vloot. Op het achterdek schalt snoeiharde muziek van André Hazes uit de luidsprekers. Er is geen uniform te zien. De aanwezige matrozen lopen rond in donkerblauwe marinetruien. “Welkom,” zegt een jong ogende blonde onderofficier, terwijl hij zijn shagje met één voet uittrapt. Hij laat ons de commandokamer zien, waar de gegevens van de sonar binnenkomen. Als onze ogen zijn gewend aan de duisternis zien we op een ‘plot-tafel’ een van onder belichte kaart van de zeebodem. In rechte lijnen speurt de sonar naar oneffenheden. Het blijkt lastig om rotsen van mijnen te onderscheiden. “Het is heel geconcentreerd werk,” legt de onderofficier uit. “Maar het moet wel goed gebeuren, zoals je zult begrijpen.” Daarom zit er om het uur iemand anders achter de sonar, die met verse ogen verder kan speuren. Eenmaal terug op het achterdek valt op hoe jong de Nederlandse bemanning is. Ja, het verloop is groot, zegt Vasseur. “De mijnbestrijding is in de Nederlandse marine een relatief kleine eenheid. Je kunt als matroos wel doorgroeien, maar het is net een piramide. Naarmate je hoger komt zijn er steeds minder functies.” De overstap naar een fregat is snel gemaakt.Voor het volgende werkbezoek varen we naar de HMS Penzance, het Britse schip. Terwijl Vasseur in zijn oranje pak over de reling klautert, klinkt een soort hondenfluitje. Het is het ‘overfluiten,’ het eresaluut voor hoge officieren. Vasseur groet de Britse bemanning, die strak in de houding staat. Rechterarm in saluut tegen het hoofd. Een enigszins gespannen commandant Ben Ripley nodigt Vasseur uit voor tussentijds overleg. We mogen er niet bij zijn, maar eenmaal terug op de Pitka wil Vasseur er wel iets over kwijt. De sonarinstallatie van de Penzance heeft het begeven. En dat is niet voor het eerst. “Dit is al take four. Die sonar is goed ziek, echt oude troep. Dit kan zo niet langer.” Hij heeft Ripley te verstaan gegeven dat diens baas in Engeland, overste Andy Wallace, gevraagd zal worden om een ander schip te leveren aan de vloot. Zonder sonar vaart de Penzance er maar voor spek en bonen bij, afgezien van een paar getrainde duikereenheden die ze verder nog hebben. De paraatheid van de gehele vloot komt hierdoor in gevaar. De Penzance wordt niet onmiddellijk naar huis gestuurd, maar staat wel min of meer onder curatele. “Als er morgen een crisis uitbreekt, gooi ik dat schip er zó uit.” Verder is hem opgevallen dat de Penzance vaak niet-gekwalificeerd personeel aan boord heeft. Matrozen die nog één tentamen moeten doen, bijvoorbeeld. Ook deze laksheid gaat hij aankaarten bij Wallace.T
 
erwijl we op het dek staan te wachten op het transportbootje dat ons terugbrengt naar de Pitka, wenkt Vasseur ons plots naar de andere kant van het schip. “Wil je een staaltje strakke Engelse regelgeving zien?” vraagt hij met een ondeugende glimlach. Hij wijst naar een klein bordje, op ooghoogte tegen een stalen wand geschroefd. De tekst verwijst naar een schakelaar. “Verboden om binnen een straal van zes inch rond deze schakelaar te komen,” staat er. “Absurd, toch? Als ze zo beginnen kun je het hele schip wel volhangen. Dit zou je nou nooit zien op een Nederlands schip.” Vasseur lijkt bijna opgelucht dat hij dit soort kritiek kan delen met een journalist. In zijn dagelijks werk houdt hij veel op- en aanmerkingen voor zich, of deelt ze alleen met de verantwoordelijke commandant. Mopperend over het dek lopen, onder toeziend oog van de matrozen, zou hij nooit doen, zegt hij achteraf stellig. Met nationale trots gaat hij uiteraard, zoals het een NAVO-commandant betaamt, respectvol om.

Tornado’s
Hoe groot de verschillen in maritieme tradities ook zijn, er zal toch steeds meer moeten worden samengewerkt.
De mijnbestrijdingeenheid van Vasseur is oorspronkelijk opgezet om in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog de vaarroutes van belangrijke Noord-Europese havens als Antwerpen en Hamburg mijnenvrij te houden. Nu de Koude Oorlog voorbij is, ligt de toekomst bij missies als in Irak, waarbij leger, luchtmacht en marine gezamenlijk optreden.
Zelfs de missie naar Afghanistan, dat niet aan zee ligt, kent een maritieme component. Die ontwikkeling stelt nog hogere eisen aan het ‘management’. Gezamenlijk optreden van drie krijgsmachtdelen is de meest complexe operatie die je maar kan bedenken. Vasseur kan het weten. Voor zijn studie geschiedenis schreef hij een scriptie over de Britse nederlaag bij het Turkse Gallipoli, in 1915. Er vielen ruim 60.000 doden. Zijn conclusie: werkelijk alles liep mis. Er was sprake van gebrekkige communicatie tussen leger en marine, gebrek aan coördinatie, leiders lieten het afweten op momenten dat ze moesten ingrijpen. En vooral: niet iedereen was op de hoogte van de doelstelling. Vasseur: “Ik vind dat laatste nog het ergste. Dat gebrek aan unity of effort. Het betekent dat je vooraf duidelijk vastlegt wat je wilt bereiken en welke middelen daarvoor nodig zijn.” Die les is na Gallipoli wel getrokken, merkt hij. “Je hebt nu commandodoctrines. Ik zorg er bijvoorbeeld voor dat ik de doelstelling ken van mijn superieuren, tot twee lagen boven mij, en dat ze diezelfde doelstelling twee lagen onder mij ook nog kennen. Pas dan kun je taken gaan delegeren.”
 
Net als andere managers zoekt Vasseur inspiratie in vakliteratuur. Op de bescheiden boekenplank in zijn hut staat naast de Oorlogsmemoires van Winston Churchill ook De zeven eigenschappen van effectief leiderschap van Stephen Covey. “Dit vond ik nóg inspirerender,” zegt Vasseur, terwijl hij het plankje weghaalt dat de boeken bij onstuimig weer in de kast moet houden. “Hier kon ik écht wat mee.” Vol trots legt hij een paperback op tafel. Het is de Happy worker van Yolanda Eijgenstein. Maar ja, ook met veel ervaring en kennis gaat het nog wel eens mis. Op de laatste dag van de oefening vaart de vloot in afwachting van de Tornado-gevechtsvliegtuigen op volle kracht in het zicht van de Duitse kust. Zigzaggend, want dan maak je het die straaljagers extra moeilijk. Alle mijnenveegacties zijn volgens de geldende procedures na het luchtalarm gestaakt. De Estlandse matrozen staan in gevechtstenue achter de mitrailleurs. Op de brug speuren officieren de horizon af. Waar blijven ze nou? Dan komt plots een straaljager overvliegen, maakt een bocht en verdwijnt weer. En dan blijft het stil. “Niet goed,” mompelt Vasseur. “Dit kun je toch geen schijnaanval noemen.” Slecht voorbereid en kennelijk niet goed doorgesproken met de Duitse luchtmacht wat de bedoeling was van deze oefening. Tja, wat gaat hij er aan doen? “Ik heb de voorbereiding gedelegeerd naar iemand in mijn staf. Die ga ik hier op aanspreken. Iedereen mag van mij fouten maken. Moet zelfs fouten maken. Anders leer je niks.”

Mister Mijnenjager
Nico Vasseur meldde zich in 1980 bij de marine en kreeg na verschillende opleidingen in 1991 zijn eerste commando over een mijnenjager, de Hr. Ms. Sittard. Na een baan bij de NAVO keerde hij in 1996 terug naar zee aan boord van de Hr. Ms. Pieter Florisz. Op de Hr. Ms. Van Amstel steunde hij in 2001 de Amerikaanse strijd tegen drugstransporten in het Caribisch gebied. Van 2002 tot 2005 participeerde de Van Amstel enkele malen in de operatie Enduring Freedom in de Perzische Golf. Kapitein-luitenant-ter-zee Vasseur ontving op 12 mei 2005 het commando over de SNMCMG1, wat staat voor Standing Nato Mine Countermeasures Group 1.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Verspreid leiderschap
Wat valt op aan het militaire leiderschapsmodel in NAVO-landen? Anders dan je zou denken speelt hiërarchie een ondergeschikte rol. Dispersed leadership (verspreid leiderschap) is het toverwoord. Veel ‘zelfsturende’ krijgsmachtdelen, met een toezichthoudende en richtinggevende top. Dit model is nu dominant, maar dat was wel eens anders. Managementconsultant Jaap-Jan Brouwer schreef in zijn boek Schaduwen over de woestijn (2004) dat het model zijn oorsprong vindt in de legers van het Derde Rijk. Terwijl Amerikaanse en Britse generaals nog hechtten aan een piramidestructuur, verspreidden de Duitsers het aanwezige leiderschapstalent over een brede subtop. Gevolg: van de buitenwereld afgesneden legereenheden konden prima zelfstandig functioneren. Als het lot anders had beslist, hadden de Duitsers met dit model de Tweede Wereldoorlog kunnen winnen, vermoedt Brouwer zelfs.

Meer informatie

Over de eenheid van Vasseur.
Nederlands commando NAVO-mijnenbestrijdingsflottielje.