Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

Onderzoek – manager tegen gebedsruimte

Managers zijn tegen een gebedsruimte voor gelovige werknemers. En vrij met Suikerfeest of Chanoeka zit er voor godvrezende collega’s ook niet in. Dat blijkt uit onderzoek onder het MT-lezerspanel naar zingeving en religie op de werkvloer.

Kent u de voorzitter van het CNV? René Paas volgde in 2005 Doekle Terpstra op als boegbeeld van de christelijke vakcentrale. De afgelopen twee jaar ontpopte hij zich als een voorstander van de ‘zachte’ kant van werken. Zo pleit hij actief voor het recht op meditatie en een stilteplek op de werkvloer. Twee eisen die dit jaar door CNV worden ingebracht in cao-onderhandelingen. Doel: het vergroten van ‘arbeidsvreugde, zingeving en bezieling op de werkvloer’. Enkele maanden geleden speelde een soortgelijk CNV-plan om tweede pinksterdag als vrije dag in te ruilen voor het islamitische Suikerfeest.
Baanbrekende standpunten, maar het MT-lezerspanel moet er niets van hebben. Ruim 72 procent van de ondervraagden vindt de eis van CNV voor een stilteplek onterecht, slechts 17 procent steunt de vakcentrale hierin. Hetzelfde geldt voor debijzondere verlofdag om een religieus,niet-christelijk feest te kunnen vieren. Chanoeka of het Suikerfeest bijvoorbeeld. 55 procent van de ondervraagde managers zou medewerkers een dergelijke vrije dag niet toestaan, 40 procent is daar wel voor te porren. Uit de open antwoorden blijkt dat de tegenstanders zich zorgen maken over oplopende kosten. ‘Religieuze feestdag mag, maar dan in ruil voor een andere vrije dag’, ‘wel een snipperdag, géén betaald verlof’ zijn veelgenoemde standpunten. Een respondent staat geen religieuze feestdagen toe, omdat dan ‘atheïsten plots bekeerd blijken’.

Dagelijks de nieuwsbrief van Management & Leiderschap ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

Hoofddoek
Een land waar werkgevers een stuk minder moeite hebben met voorzieningen voor religieuze medewerkers, is de VS. Werkgevers bieden daar aangepaste menukaarten in kantines (met koosjermaaltijden bijvoorbeeld), en aangepaste bedrijfskleding voor medewerkers met specifieke geloofsvoorschriften. In de praktijk gaat het meestal om een hoofddoek. De bottelarij van Coca-Cola in de zuidelijke stad Charlotte heeft zelfs in zijn missiedoelstelling staan dat het bedrijf God wil eren (‘we strive to honor God’).


De managers uit het MT-lezerspanel staan afwijzend tegenover dit soort maatregelen. Zo vindt 67 procent niet dat de eigen organisatie aangepaste menukaarten of speciale bedrijfskleding zou moeten invoeren. Ook hoort een werkgever wat hen betreft geen aparte gebedsruimte aan te bieden, dat vindt althans 69 procent. Het vaststellen van religieuze feestdagen vinden zij namelijk een zaak van de overheid, niet iets wat in sector-cao’s moet worden geregeld. Dat stelt 67 procent van de ondervraagden, 22 procent ziet toch liever dat de sociale partners dit met elkaar afstemmen. In de open antwoorden pleit een respondent voor invoeringen van een ‘Singapore-systeem’, waarbij aanhangers van alle religies zelf een feestdag mogen aanwijzen die dan als vrije dag geldt voor de gehele bevolking.


Managers willen dit soort zaken dus niet regelen via officieel beleid, wel vertonen ze een coulante houding op kleinere schaal. Een meerderheid van de ondervraagden (60 procent) blijkt zijn personeel toe te staan om een hoofddoek te dragen. Een derde (31 procent) keurt dit niet goed. Maar als een rechter of een advocaat op zitting een hoofddoek om heeft, zijn de verhoudingen precies andersom. Een meerderheid van 71 procent is daar tegen, 27 procent heeft er geen moeite mee.


Ook hier was ruimte voor een open antwoord. De antwoorden suggereren dat managers het liefst opereren in een zakelijke sfeer, waarin weinig plaats is voor actieve geloofsuitoefening. Van degenen die een hoofddoek op het werk wel toestaan, zegt een deel ‘ja’, zolang dit de bedrijfsvoering niet belemmert. Van degenen die de hoofddoek niet toestaan, blijkt de vrees klanten voor het hoofd te stoten een belangrijk motief te zijn. ‘Indien geen face-to-face klantcontact: geen probleem’, schrijft een respondent.
Overigens zijn de ondervraagde managers goed op de hoogte van het geloofsleven van hun medewerkers. Zo kan 61 procent precies aanwijzen wie er wel of niet gelovig is. Een derde (35 procent) weet dat niet en 4 procent heeft er geen mening over.

Doodsangst
We vroegen managers naar hun eigen geloofsopvattingen. Iets minder dan de helft (45 procent) is niet gelovig, 23 procent is dat ‘enigszins’ en 31 procent rekent zich tot het gelovige deel van de natie. Van deze laatste groep zegt 46 procent een aanhanger te zijn van het protestantisme, 43 procent is rooms-katholiek. Los van één boeddhist blijkt de restgroep (10 procent) aanhanger te zijn van kleinere protestantse stromingen als de Evangelisch-Lutherse Kerk en het Apostolisch Genootschap, of eenvoudigweg ‘het christendom’.
Managers zijn dus in meerderheid gelovig of ‘enigszins’ gelovig. Dat heeft meteen gevolgen voor een andere, existentiële vraag: bent u bang voor de dood? Nee, zegt 69 procent. 22 procent is er ‘enigszins’ bang voor, en slechts 5,5 procent krijgt het Spaans benauwd bij de gedachte het tijdelijke met het eeuwige te moeten verwisselen.
Zingeving blijkt de meeste managers bezig te houden. 55 procent denkt regelmatig na over de zin van het leven, nog eens 31 procent doet dat soms en 9 procent zelfs altijd. Gevraagd wat het leven zin geeft, blijken managers werk pas op de vierde plaats te zetten. Een partner en gezinsleven staan bovenaan, gevolgd door ‘persoonlijke groei en ontplooiing’ en ‘familie en vrienden’. Daarna komt (betaald) werk en, in aflopende volgorde, vrijwilligerswerk en het geloof. Vrijwilligerswerk wordt significant vaker genoemd door respondenten van 40 jaar of ouder, dan hun jongere tegenhangers. Familie en vrienden worden daarentegen vaker genoemd door de jongere panelleden dan de oudere.


Opvallend genoeg zetten de ondervraagde vrouwen persoonlijke groei en ontplooiing op de eerste plaats. Partner en gezin komen voor hen als bron van zingeving op de tweede plaats.