Een nieuw gezichtspunt heeft de discussie over de topsalarissen dit jaar in elk geval opgeleverd, namelijk de vaststelling van een of andere heldere geest dat het argument van de buitenlandse loonconcurrentie geen hout snijdt.
Veelverdieners gebruiken graag het excuus dat forse loonstijgingen in eigen kring onafwendbaar zijn, willen zij kunnen meespelen op de internationale markt voor topmanagers. Een drogreden, zo blijkt, want van een brain drain van vaderlands talent is in de verste verte geen sprake.
Twee jaar geleden turfde dit blad welgeteld vier Nederlandse functionarissen in het bestuur van buitenlandse Fortune 500-ondernemingen. De destijds hoogst gepositioneerde van dat viertal, ceo Durk Jager van Procter & Gamble, zit alweer een jaar werkloos thuis. Zo'n vaart loopt het niet met de vraag naar Nederlandse topmanagers in den vreemde. Het pleidooi van werkgeverszijde voor een topsalariëring die gelijke pas houdt met de internationale excessen houdt daardoor geen stand.
Andersom is er wel sprake van enige beweging. Het bestuur van de AEX-fondsen bestaat de laatste jaren voor ruim een kwart uit buitenlanders. Overigens zegt dat waarschijnlijk meer over de kwalificaties van die lieden dan over de aantrekkingskracht van Nederland als business hot spot. Vorig jaar schoffeerde UPS onze natie door een onderzoek te publiceren waaruit bleek dat Europese managers ons land op de laatste plaats zetten als gewilde plek om zaken te doen. Niet alleen de bedrijfslunch was daar de oorzaak van.
Het Nederlandse zelfbeeld van een open, sterk internationaal georiënteerd volkje is correct zolang we binnen de eigen grenzen en te midden van landgenoten opereren. Dan doen we ons graag voor als een wereldwijze natie, als een volk van polyglotten dat soepeltjes weet om te gaan met andere aardbewoners. In werkelijkheid staan wij in de internationale zakengemeenschap te boek als onverbeterlijke horken.
De Nederlandse stijl van zakendoen wordt doorgaans gekarakteriseerd als Angelsaksisch. Eigenlijk vinden we dat een groot compliment. We zullen het nooit openlijk uitspreken, maar stiekem zijn we van mening dat Britten en Amerikanen in zakelijk opzicht tot de meest beschaafde rassen ter wereld behoren. Daar worden we graag mee geassocieerd. Fijntjes wijzen we op het succes van Brits-Nederlandse megaondernemingen en het grote aanzien dat vaderlandse bedrijven in de Verenigde Staten genieten.
Wie een bijzonder ontnuchterende ervaring niet schuwt, moet zich eens rekenschap geven van de Britse en Amerikaanse kijk op hoe wij zakendoen. Daarover zijn tal van handzame boekjes verschenen. Op het eerste gezicht lijken die te grossieren in gemeenplaatsen, maar tussen de regels door weten ze vaak haarfijn de vinger op onze zere plekken te leggen. Een kleine bloemlezing:
U bent extreem statusgevoelig, gezien het belang dat u hecht aan universitaire titels; veel buitenlanders vinden dat maar een kinderachtige vertoning. U bent half-autistisch; met uw lompe gestalte laat u niemand toe in uw nogal omvangrijke fysieke omgeving. U heeft de pest aan socialisatie of small talk; voor de vorm wil u nog wel interesse tonen in het persoonlijke wel en wee van uw buitenlandse zakenpartner, maar eigenlijk vindt u dat maar tijdverspilling.
Nog een paar van deze faits divers: U bent zo flexibel als een tuinhek; de letters van het contract zijn heilig voor u en u raakt helemaal uit uw doen als iemand daar een wat vrijelijke interpretatie aan geeft. U bent vooral bot in de omgang met vrouwen, aangezien u als een kip zonder kop uw hand uitsteekt naar een vrouwelijke zakenpartner en weigert te wachten totdat zij het initiatief neemt.
Waarschuwende karakteristieken van deze aard prenten Britten en Amerikanen zich in wanneer ze zakelijke contacten met Nederlanders moeten aanknopen. Het is maar dat u het weet: zó worden wij geobserveerd door volkeren die we als onze zakelijke evenknie beschouwen. Het is je reinste nachtmerrie om je te moeten voorstellen hoe de gemiddelde Aziaat, Zuid-Europeaan, Arabier of Vlaming ons ziet.
Anderhalf jaar geleden stonden de Italiaanse kranten vol met weinig flatteuze typeringen van onze zakelijke mentaliteit. Alitalia-managers vonden ons belerend, star, smakeloos en hooghartig. Die eigenschappen waren volgens Italiaanse commentatoren de werkelijke reden van de falende alliantie tussen KLM en Alitalia.
De stukgelopen fusiebesprekingen tussen KPN en Telefónica zouden ook voor een belangrijk deel te wijten zijn geweest aan de geringschattende Nederlandse opstelling jegens de Spanjaarden. KPN deed het in Madrid voorkomen alsof ze zendingswerk kwamen verrichten, zo omschreef een Spaanse analist de houding van de Nederlandse delegatie, terwijl Telefónica over heel wat betere papieren beschikte. Een winstpunt: op dit moment zal KPN het wel nalaten om zich als de zelfgenoegzame, superieure partij op te stellen. Nog een paar van dit soort culturele terechtwijzingen, en het komt nog goed met ons nationale zelfbeeld.