Het aantal mensen dat wel zou kunnen werken maar dat niet wil, is de afgelopen jaren sterk gedaald. Waren dat er in 2000 nog 1,35 miljoen (12,6 procent van de Nederlanders tussen 15 en 64), in 2005 was dit teruggelopen tot 970.000 (8,9 procent).
Dat blijkt uit cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maandag publiceerde. De meeste van deze zogeheten vrijwillig inactieven wonen op het platteland, de minste in de grote steden.
Meer vrouwen dan mannen mijden de arbeidsmarkt, ouderen zijn vaker inactief dan jongeren en lager opgeleiden willen vaker niet werken dan hoger opgeleiden. Niet-westerse allochtonen zijn vaker vrijwillig niet aan het werk dan autochtonen, met uitzondering van Surinamers en Antillianen. Zij zijn zelfs actiever dan autochtonen en westerse allochtonen.
In 2005 waren ruim vier miljoen Nederlanders tussen de 15 en 64 niet aan het werk of minder dan twaalf uur. Daarvan wil een miljoen wel meer dan twaalf uur aan de slag, de andere drie miljoen willen niet meer werken omdat ze studeren, op school zitten, in de VUT zitten, arbeidsongeschikt zijn of omdat ze er niet voor kiezen. (ANP)