Het overdragen van een bedrijf op de volgende generatie gaat veel vaker mis, dan goed. De eerste generatie blijft vaak te lang plakken en neemt opvolgers onvoldoende serieus.
Het is niet onbekend dat bedrijfsoverdracht van ouders op kinderen lastig is, maar de cijfers uit een grootschalig onderzoek van de Rotterdam School of Management in samenwerking met de accountants van BDO en de Rabobank is wel heel dramatisch. Slechts 30 procent van de familiebedrijven overleeft de overdracht.
Hoewel het onderzoek niet in Nederland is uitgevoerd, het gaat om een overkoepelend onderzoek van kleinere onderzoeken in zes landen waaronder Italië en de Verenigde Staten, zouden de uitkomsten voor Nederland niet afwijken.
Loslaten is moeilijk
De eerste generatie vindt het vrijwel altijd moeilijk het bedrijf los te laten. Ze hebben nemen hun opvolgers vaak ook niet helemaal serieus. In 37 procent van de gevallen worden er extra beschermingsconstructies opgetuigd die de handelingsvrijheid van de jonge generatie flink beperken.
De macht van de eerste generatie zet vaak een forse rem op innovatie. Vaak is er een houding van ‘het gaat toch goed zo’. In plaats van in opstand te komen, stellen kinderen zich vervolgens op als rentmeesters. En dat is vaak een probleem omdat de overdracht niet zelden plaatsvindt na 20 of 30 jaar. Dat is vaak ook het moment dat bedrijfsmiddelen of zelfs het businessmodel aan vernieuwing toe zijn.
Volgens Joost Vat, partner bij BDO, is het beste en belangrijkste advies zo vroeg mogelijk over een overdracht na te denken. “Tien jaar van tevoren is echt niet te vroeg. Zo kun je bijvoorbeeld de fiscale aspecten, die duur uit kunnen vallen, goed plannen en opvangen. Familieleden kunnen zo ook beter wennen aan hun nieuwe rol.”
Overdacht van tweede op derde generatie niet minder problematisch
Uit het onderzoek komt ook naar voren dat ook de overdracht binnen latere generaties moeilijk blijft. Zo slaagt maar 13 procent van de familiebedrijven erin een derde generatie aan het roer te krijgen.