Ondernemingen lijken hun vingers niet te willen branden aan grappen in de coronacrisis, zo ziet ook sociaalpsycholoog Madelijn Strick van de Universiteit Utrecht. Haar boek Humor is een van de vier pijlers onder het universum zou op 1 april verschijnen, maar wordt nu later uitgebracht. Vanwege technische redenen (‘boekhandels zijn erg terughoudend met het inkopen’), maar ook omdat het als niet gepast werd gezien, erkent Strick. ‘En terecht ook in deze moeilijk tijd.’
‘Bij formele communicatie naar je team is het nu ongepast om grapjes te maken. Een warme en menselijke boodschap mag natuurlijk, maar wees niet joviaal en grappig. Dat pas niet bij de ernst van de situatie’, aldus Strick.
1 april
Was een 1-aprilgrap misplaatst geweest? Nee, zegt Guido Thys. Zelf omschrijft hij zich als ‘bedrijfsverloskundige en de minst gevraagde spreker op het gebied van management, ondernemen en humor’. Alles met een knipoog, uiteraard.
‘Humor is een vorm van relativeren en nuanceren, om bepaalde dingen in een ander perspectief te plaatsen’, zegt Thys. Humor kan volgens hem kokervisie voorkomen, maar kan een manager of bedrijf ook een menselijk gezicht geven. ‘Wat als Albert Heijn was doorgegaan met bescheiden grapjes over de hamsterweken? Ik kan mij niet voorstellen dat veel mensen daardoor gekwetst zouden zijn. Zoiets kan ook juist context aan de situatie geven en laat zien dat het bedrijf met de actualiteit bezig is.’
Volgens Thys hebben bedrijven op 1 april veel kansen laten liggen om de situatie te relativeren en om even afstand te nemen, terwijl daar juist in crisistijd behoefte aan is. ‘Hoe hoger de spanning oploopt, hoe meer behoefte er is aan ontlading.’
Zelfbeschikkingstheorie
Strick wijst op de zelfbeschikkingstheorie, die ervan uitgaat dat alle mensen drie aangeboren psychologische basisbehoeften delen. De eerste pijler gaat uit van de behoefte aan autonomie, oftewel de vrijheid om te doen wat je wilt. Naar de bioscoop of het café gaan bijvoorbeeld. De andere twee punten richten zich op de behoefte aan verbondenheid en aan competentie, oftewel uitdagingen aangaan en daarin successen boeken.
‘Autonomie, maar vooral verbondenheid missen we nu en moeten we zoeken online. Humor speelt hier een belangrijke rol. Met humor kun je zien dat je de situatie niet kunt veranderen, maar dat je er wel anders naar kunt kijken. Het is een manier om weer verbonden te raken’, aldus Strick.
‘In een persoonlijk gesprek kun je best een grapje maken, ik denk dat dit erg wordt gewaardeerd. Maar in formeel contact dus beter niet.’
Strick adviseert te kiezen voor verbindende grappen, die mensen op hun gemak stellen en een vrolijk gevoel geven. Zelfspot werkt volgens haar bijvoorbeeld altijd goed en stoot niemand tegen de borst. Grappen die ten koste gaan van iemand anders zijn dan weer uit den boze. Ook vanwege het machtsverschil tussen baas en werknemers is dat volgens Strick niet aan te raden.
Pesten of geintje?
De sociaalpsycholoog ziet dat er nog steeds een grijs gebied bestaat tussen pesten en een grapje. ‘Het is soms moeilijk om een balans te vinden en grenzen zijn niet overduidelijk.’ Strick vindt het belangrijk dat er nauw contact blijft met werknemers. ‘Een grap mag verkeerd vallen, maar realiseer je dat en spreek erover met de betrokken werknemer.’ Dit werkt van twee kanten: ‘Voor een medewerker kan het ook moeilijk zijn om aan te geven dat hij of zij gekwetst is, maar door open communicatie kom je er samen uit.’
In het Nederlandse bedrijfsleven ziet Strick het in de meeste gevallen goed gaan. ‘Leiders weten zich over het algemeen professioneel op te stellen en houden rekening met de gevoelens van hun werknemers.’
‘We zijn allemaal mensen, de ene is socialer dan de ander, maar velen voelen aan hoe ver ze kunnen gaan’, zo vult Thys aan.
Van ABN Amro tot Heineken
Welke leiders pakken het goed aan? Daar moeten beide experts even over nadenken. Later komen er wat voorbeelden. Bijvoorbeeld oud-topman Gerrit Zalm van ABN Amro in zijn rol als Priscilla Zalm (‘ja, de zus van’). Verkleed als een soort Dame Edna geeft hij tijdens een nieuwjaarsreceptie een uniek optreden voor het personeel. Of voormalige bestuursvoorzitter Karel Vuursteen van Heineken. ‘Hij was berucht om zijn bulderlach, maar kon tegelijk de teugels strak aantrekken. Met zijn humor verbreedde hij het palet van leidinggeven’, aldus Thys.
Voorbeelden uit het buitenland zijn er ook. Thys noemt de vicepresident van vliegtuigfabrikant McDonnell Douglas, dat nu onderdeel is van Boeing. ‘Iedere keer als de vicepresident een afspraak had met de CEO, zette hij zijn rubberen cowboyhoed op en trok hij grote laarzen aan en liep hij zo door het kantoor naar de grote baas. Iedereen wist dan hoe laat het was.’
Strick wijst op topman Michael Dubin van de Dollar Shave Club, dat vrijwel door één hilarisch reclamespotje, waarin Dubin zelf de hoofdrol speelt, een miljoenenbedrijf werd. Enkele jaren na het filmpje stond Unilever op de stoep om het bedrijf over te nemen voor circa 1 miljard dollar.
Het kan ook fout gaan, zo ziet Strick. Ze wijst op het voorbeeld van voormalig bestuurder David Bonderman, die in een vergadering over de onethische cultuur van het bedrijf allerlei seksistische grappen maakte. De topman besloot kort daarop, op aandringen van grootaandeelhouders, het bedrijf te verlaten.
Humor een plek geven
Humor is belangrijk in een periode van crisis, benadrukt Strick. ‘Er heerst nu het gevoel dat er niet gelachen mag worden. Door als manager nu af en toe met een gepaste grap te komen, kun je mensen geruststellen en dat gevoel wegnemen.’
‘Humor moet je een plekje geven’, vult Thys aan. Volgens hem kan een manager hierin wat bijsturen, door bijvoorbeeld het prikbord bij het koffiezetapparaat vol te hangen met grapjes of cartoons. ‘Of vraag tijdens de maandagochtendvergadering of iemand van het weekend nog wat grappigs heeft meegemaakt. Dit helpt om humor een plekje te geven en je ziet en leert direct wat mensen in de organisatie grappig vinden.’